Aan de Nederlandse Christenen
- Pagina's:
- Aan de Nederlandse Christenen
- Noot van de vertaler
TER BEGELEIDING
Het verzet van de kerken in Nederland en van de Christenen, heeft over ’t geheel genomen en in verhouding tot hetgeen anderen presteerden, bij velen een zekere verbaasde verwondering gewekt. Wij kunnen ons daarover verheugen, nochtans is deze verbazing reden tot beschaamdheid. Immers, zoozeer was ons volk ontwend het getuigenis van de gezamenlijke Nederlandsche Christenheid te hooren, dat de aarzelende stem, die thans vernomen wordt, ieder verwonderd doet opzien. Onze God, die steenen kan doen spreken, heeft ook onze vaderlandsche kerken tot dit woord bereid gemaakt. Desniettegenstaande is de angst, de lust tot schipperen en knoeien, de geneigdheid te theologiseeren waar gehandeld, te zwijgen waar gesproken moet worden, zeer groot. Vrijwel alle kerkelijke boodschappen en protesten missen die koninklijke vrijmoedigheid en vrijheid, die het merkteeken is van alle ambtelijk spreken tot de wereld en de vijanden van Gods kerk. Uit vrees heeft men nu reeds twee jaren nagelaten de gemeenten als mondig te behandelen en tot medeverantwoordelijkheid op te roepen. Sommige daden van de kerkelijke leiding bleven geheel onbekend, boodschappen en protesten werden verminkt den geloovigen overgebracht, getuigenissen ‘strikt vertrouwelijk’ de wereld ingezonden.
De lidmaten der kerk van hun kant hebben zich maar al te gemakkelijk bij deze toestand neergelegd. De regeering van de Christelijke kerk is een zaak van de gehele gemeente en niet alleen van dominees en synodale afgevaardigden. Thans eer dan ooit zullen de lidmaten deze mederegeering moeten eischen, niet uit opstandigheid of nieuwsgierigheid, maar uit gehoorzaamheid en in het diepste besef van het gevaar en den nood, waarin Gods kerk tezamen met het volk van Nederland is komen te verkeeren. Dit gevaar en deze nood groeit! Daarom zijn wij dankbaar door de leiding Gods, den Nederlandschen Christenen dezen brief te mogen doorgeven van een man, die én door zijn persoonlijken moed én vanwege zijn inzicht en wijsheid, dank zij Gods genade, tot een leidsman over ons allen gworden is. Veel werk dient nog gedaan! Het onderscheid tussen kerk en politiek (voorheen vaak en graag verdoezeld!) wordt thans, nu er op politiek handelen geen ‘lintje,’ maar gevangenisstraf of de kogel staat, opvallend scherp gezien en gehandhaafd. Daarop geeft Karl Barth een duidelijk bescheid.
Een tenslotte kunnen wij niet nalaten nadrukkelijk te wijzen op het ontroerende slot van dezen brief, waarin prof. Barth, tolk van die ‘wijdere gemeenschap van hoop en moed,’ ons oproept ter wille van den hemel de aarde niet te verachten en mede te werken aan den opbouw van een wereld, waarin meer rechtvaardigheid, vrijheid en liefde, een duister teeken (maar een teeken!) is, van hetgeen ons is toegezegd.
DE VERTALER