Stalin, Hitler en de toekomst van Europa
STALIN, HITLER EN DE TOEKOMST VAN EUROPA
Onlangs verscheen het boek Dictators. Hitlers Duitsland, Stalins Rusland van de hand van de Britse historicus Richard Overy. Op de voorkant zien we de hoofden van beide mannen groot afgedrukt. Misverstand over de vraag met wie we in dit boek te maken hebben is niet meer mogelijk. De achterste man met die lichte in de verte turende ogen, bijna in trance, en die wat verbeten mond met dat afgeknepen snorretje daarboven, is Hitler. De haast timide en vriendelijke ogende man met die Georgische haarinplant (naar boven gekamd), zachte ronde wangen en ook een snor, is Stalin. De één mislukt kunstschilder uit Wenen, de ander mislukt seminarist uit de Oosters-orthodoxe Kerk. Beiden verantwoordelijk voor ontelbaar miljoenen doden. Wist de boekontwerper overigens dat Stalin hem om deze foto zou hebben geprezen? Dit is niet het pokdalige gezicht van Jozef Djoegaschwilli, maar het geretoucheerde aangezicht waar alle smet van is verdwenen.
Hitler en Stalin. In een interview in Trouw zegt Overy dat het geen zin heeft om de vraag te stellen wie van beiden erger was. “Het is niet aan de historici om morele uitspraken te doen over het verleden, want het loopt er altijd op uit dat we de verkeerde vragen stellen.” Dat klinkt natuurlijk sympathiek en wijs, maar je blijft wel zitten met de vraag aan wie het dan wél is om een moreel oordeel te vellen over het verleden. Dat moeten dan zeker de dominees doen, of de paus – die zich vervolgens met hun eigen zaken moeten bemoeien. Zo groot is inmiddels onze angst voor dictaturen en dictators, dat wij ons drukken voor alles wat riekt naar een geldige uitspraak, naar een oordeel, naar een dictaat: een voorgeschreven tekst waaraan niet valt te tornen. Omdat wij hebben geleerd van de geschiedenis? In Rotterdam staat het beroemde standbeeld van Zadkine: Stad zonder hart. Dat is meer dan een stad die zijn vooroorlogse station en dierentuin niet meer terugkrijgt. Het is een inkijk in ons hart, dat zich radeloos àfwendt van het verleden omdat het niet meer weet hoe het nog oordelen kán. Vroeger vond ik het standbeeld mooi, want het ging over een ander. Nu vind ik het pijnlijk. En pijnlijk ook is de rondedans die het maakt door de stad als er weer wat nieuws gebouwd wordt. Postmodern: het verleden als citaat, waarmee we rustig aan de wandel gaan. Ik heb altijd een zwak gehad voor die grote, lege Oosteuropese pleinen, die niet hun best deden om ‘actueel’ te zijn. Zon, sta stil.
Toch zal Europa alleen toekomst hebben, als het bereid is Hitler en Stalin te begrijpen, en dus ook met elkaar te vergelijken.
Ihr, die ihr auftauchen werdet aus der Flut/In der wir untergegangen sind/Gedenkt/Wenn ihr von unseren Schwächen sprecht/Auch der finsteren Zeit/Der ihr entronnen seid dichtte Bertolt Brecht ‘An die Nachgeborenen’ op de vlucht voor de Nazi’s, öfter als die Schuhe die Länder wechselnd.
De Europese droom waarvan Marsman dichtte is uiteengespat, en we weten het. We zijn sowieso verliezers, Spätgeborenen, overlevenden. Maar wat leveren de overlevenden nog over? Op de burelen van het PDC lijkt het antwoord gezocht te worden in ‘verfrissend, eigentijds’ jeugdwerk. De notie dat de leegloop en teloorgang van onze kerk iets te maken zou kunnen hebben met een oordeel Gods over ons arme Europa en het ontbreken van zijn ‘lef’, van zijn ziel, lijkt een turfje te diep. Wat zou je ook, want we zijn bang voor de spoken uit ons eigen moeras. Maar heeft Europa zonder deze spoken toekomst? Natuurlijk kun je naar evangelicale snit gokken op het ‘nieuwe Europa’. Het oude is dood, lang leve het nieuwe. Maar wat levert dit anders over, dan ons burgerschap van het koninkrijk Mc. Donalds, die ons met zijn mega-M van verre reeds over de snelweg zegent? Vrijheid, vrijheid, maar er is geen vrijheid.
Wil Europa met zichzelf in het reine komen, dan zal zij met Hitler en Stalin in het reine moeten komen, en dus niet langer voor het oordeel over hen en onszelf weglopen. Wie leeft zonder oordeel, leeft als in een vlucht vooruit. Dat eindigt niet alleen in de armen van Mc. Donalds, maar ook in de armen van Marcion en dat is erger. Zelfs de theologische notie, hoe vreselijk ook om uit te spreken, dat Stalin en Hitler een ‘gesel van God’ waren over onze geschiedenis, onze kerk, over ónze zonden, kan een laatste, onbegrijpelijke poging zijn om God en de geschiedenis niet prijs te geven. Maar misschien moet je een orthodoxe Jood zijn, om dit te kunnen belijden.
Of weet de kerk niet meer, dat er zoiets bestaat als de geschiedenis in het gezicht zien en haar plaatsvervangend op je nemen? Een ieder ga in de schoenen staan die hem passen. Ik voel me eerder thuis in de ruige bergschoenen van kameraad Lenin, dan in de gepast-frivole pantoffels van Herr Hitler. En ook ik zou dus ongetwijfeld ge-eindigd zijn bij de man van Staal (ik maak me geen illusie) – als slachtoffer of als beul? Dit is pas angst, dat op een gegeven moment die grens zelfs niet meer was te trekken (men leze ‘Het handschrift’ van Varla Sjalamov). Maar angst voor zijn eigen verleden is een slechte raadgever. Daar staan we op 4 mei.
Heeft Europa toekomst? Wie de middeleeuwse Europese kerken binnentreedt, gaat onder ‘Christus in mandorla’ door: de zegenende Rechter, die komt om te oordelen de levenden en de doden. Dít oordeel als het vigerend recht over alle vlees dat doden doet herleven, is de ziel van Europa, vormt de ‘geest’ waarmee de ‘Europese tekst’ is geschreven. Dit oordeel is kortom de ijle sfeer van de Europese droom op zoek naar gestalte.
Hitler was een jammerlijke en vreselijke parodie op die droom, vanuit pure haat en frustratie. Stalin was een duivelse verdraaiing van die droom door haar zelf te willen verwerkelijken. Ik weet niet wat erger is, maar ik heb wel het idee dat wie dit onderscheid opgeeft, ook Europa opgeeft. Wat ik dus niet kan, is van Stalin en Hitler spoken maken waarmee ik niets te maken heb. Daar sta ik op 5 mei.
Wessel ten Boom