Nogmaals Betje en Aagje en de Hernhutters
Nogmaals Betje en Aagje en de Hernhutters
Wat een merkwaardig misverstand in het stuk van Kronenburg van 9 april j.l. Ik zou min of meer suggereren dat de Hernhutters nog steeds hun vrome rustplaats vinden in het zijdeholletje van Christus! Terwijl ik alleen maar geciteerd heb wat Betje en Aagje in de achttiende eeuw heel geestig over die uitwas schreven.
De aanleiding voor mijn artikel was de bespreking door Spijkerboer van het prachtige boek van Per Olov Enquistc: De reis van de voorganger’, waarin ‘de wond in de zijde van Christus aan het kruis’ eveneens genoemd wordt.
‘De Historie van Cornelia Wildschut of De gevolgen van de opvoeding’ van Betje Wolff en Aagje Deken, hun laatste brievenroman, is na 1793 nooit meer herdrukt. Begin vorig jaar heb ik via een veiling de eerste vijf delen van dit boeiende boek op de kop getikt. Het zesde en laatste deel vond ik later op internet. Het was er in april op gezet in de onvolprezen site www.dbnl.nl. In dat deel vond ik de stukken over de Hernhutters. In mijn Entdeckungsfreude heb ik die overgetypt en aan de Broedergemeente gemaild. Van daaruit is mijn mail doorgezonden naar… Paul Peucker, de historicus van de Broedergemeente, nu woonachtig in Amerika, met wie ook Kronenburg contact heeft gehad. Hij was blij verrast. ‘Ik wist’, schreef hij mij in oktober 2004, ‘dat Betje Wolff en Aagje Deken het een en ander over de herrnhutters schrijven, maar ik heb het (vreemd genoeg) nooit gelezen. Wat de dames schrijven zult u uiteraard anno 2004 niet meer op het Broeder- en Zusterplein aantreffen, maar in de 18e eeuw was de herrnhutter vroomheid geheel op het lijden van Christus georienteerd.’ Dat hij het boek nooit onder ogen heeft gehad is niet zo vreemd, het is immers nooit herdrukt.
Ik ben me er niet van bewust de grote zonde te hebben begaan geen recht te doen aan de spiritualiteit van de Hernhutters nù. Daar ging het artikel niet over! (Tijdens mijn predikantschap hier in Zeist had ik trouwens heel prettige contacten met de brave Broedergemeente, ik ben er zelfs enkele keren voorgegaan.)
Het lijkt erop dat Kronenburg, nu hij de Broedergemeente heeft ontdekt, van geen vlek of rimpel meer wil horen, zelfs niet in het verre verleden.
Wat de dames Wolff en Deken betreft, over hen heb ik een uitvoerig artikel geschreven dat in november vorig jaar ter gelegenheid van de 200ste sterfdagen van beiden (in november 1804, negen dagen na elkaar), is verschenen in het alleraardigste tweemaandelijkse blad Boekenpost: ‘Betje Wolff en Aagje Deken. Na tweehonderd jaar nog springlevend’.
Wie dit artikel alsnog wil lezen, kan bij mij terecht: 030 6958754 of laurareedijk@hetnet.nl.
Zeist, Laura Reedijk-Boersma