Commentaar (Over de zuivere verhouding)

logo-idW-oud

 

COMMENTAAR (Over de zuivere verhouding)

Toen ik een jaar of acht was liet de meester op de (hervormde) school ons zingen: ‘Ik wens te zijn als Jezus, zo need’rig en zo goed’. – Ik hield mijn kiezen op elkaar.

‘Waarom zing jij niet mee, Arie?’

‘Ik wil helemaal niet zo zijn als Jezus!’

Waarom zong ik niet mee? Voorzover ik dat nog na kan gaan kreeg ik een wee gevoel van dat ‘zo need’rig en zo goed’. Misschien dacht ik ook wel: je wordt toch nooit zo goed als Jezus. In ieder geval moest ik schoolblijven. Toen alle kinderen om half vier vertrokken waren kwam de meester, die een heel aardige man was, met mij praten. Heeft hij mij ook gewezen op ‘Ach neen, ‘k ben niet als Jezus’, een paar regels verderop uit het door mij geboycotte liedje? Ik weet het niet, ik weet alleen nog dat ik in alle opzichten toegaf en in alle opzichten beterschap beloofde. – Ik wilde naar huis. Na een paar minuten mocht ik dat, en ik vertrok (onbekeerd, naar ik vrees).

In Exodus 3 onthult God zijn naam: Ik zal zijn die Ik zijn zal. Volgens een goede uitleg: Ik zal er voor mijn volk zijn, én mijn volk zal Mij nooit in zijn macht krijgen. Zie de uittocht uit Egypte! Zie het drama bij de Sinaï, wanneer God ontdekt heeft dat zijn volk het gouden kalf aanbidt!

Mag je bij een huwelijksinzegening de onthulde naam van God aan het bruidspaar meegeven: jullie zijn er voor elkaar? Ik zou het nooit doen. In Filippenzen 2,5-11 wordt ‘de naam boven alle naam’ als de hoogst denkbare onderscheiding aan Jezus gegeven. Je kunt het bruidspaar beter uitnodigen de knieën te buigen en in te stemmen met de lofzang: Jezus Christus is Heer!

Intussen wordt ons in Efeziërs 5,1 toch maar even voorgehouden: Neemt een voorbeeld aan God! Dat lijkt me een vertaling die dichter bij het Grieks zit dan het gebruikelijke ‘Weest navolgers van God’. Hoe zit dat dan? Je zelf tot God maken is toch het ergste dat je doen kunt?

Ik denk dat de context van Efeziërs 5,1 al veel duidelijk maakt. Helemaal duidelijk wordt het in Matteüs 5,43-48 en Lucas 6,27-38: God is Vader en zijn kinderen oriënteren zich op Hem. – Kinderen oriënteren zich op hun ouders en het is ontroerend om te zien met hoeveel overgave kleuters dat kunnen doen. Zo krijgen ze iets van hun ouders. Zo wil het Nieuwe Testament ook dat we iets van God de Vader krijgen. In twee betekenissen: we gaan op Hem lijken, én dat krijgen we cadeau.

Als je blijft denken zoals ik op mijn achtste dacht blijft God ver weg. Als je zo praat dat je niet weet waar God ophoudt en de mens begint, blijkt God al gauw helemaal vertrokken te zijn.

Het Nieuwe Testament wijst ons Gods plaats aan en onze eigen plaats: zo is de verhouding zuiver.

AAS