Islam en de seculiere wetenschap
Islam en de seculiere wetenschap
Het wil niet boteren tussen de islam en het seculiere westen. Ook andere culturen zijn wel geconfronteerd met het seculiere karakter van het Westen met name door wetenschap en techniek, maar die hebben dat tot op heden, en tot op zekere hoogte, gemakkelijker weten te integreren in de bestaande praktijk. In de islam staat de eenheid van Allah en de daarmee samenhangende hiërarchie en ethiek (dekt die westerse term wel wat de islam daaronder verstaat?) een dergelijke oplossing in de weg.
Eenheid van geloofssysteem en sociaal systeem
In de discussies, zoals die heden in kranten en tijdschriften gevoerd wordt, wordt er steeds op gewezen, dat voor de islam geloof en leven samenvallen. Heel de levenspraktijk is doortrokken van de overgave aan God en wie niet goed weet wat te doen, kan de imam raadplegen. In het Westen zou die eenheid er niet zijn, omdat wij hier de verlichting meegemaakt hebben. Verlichting en Franse revolutie hebben de godsdienst teruggedrongen tot de plaats, waar zij hoort: de privé-sfeer. Het liefste zou ook de islam een dergelijke verlichting moeten doormaken en dan zou zij gewoon mee kunnen doen. Zou dat komen te gebeuren, dan zou dat de vervulling zijn van de wens tot een ‘Europese islam’.
Deze benadering wordt geplaagd door een ernstig misverstand, als zou namelijk pas de verlichting onderscheid gemaakt hebben tussen een seculiere orde en het één of andere geloof. Dat onderscheid is veel ouder en het is juist de kerk, die dat onderscheid gemaakt heeft. Het christendom en de kerk hebben altijd bestaan als strijd tegen het heidendom. In die strijd wordt soms een slag verloren en soms een slag gewonnen, worden compromissen gesloten, terugtrekkende bewegingen gemaakt om plotseling op een nieuwe manier toe te slaan. Reeds in de Middeleeuwen is om die reden het woord status, toestand, gebruikt om die aardse verhoudingen aan te duiden, die voorlopig nog niet voor verandering vatbaar waren. Die werden aan de wereldlijke overheid overgelaten, of ook aan bisschoppen en geestelijken, die een rol kregen te spelen in deze aardse ordening, maar die dan ook om die reden vaak al met de term ‘mundus’ werden aangeduid: zij hoorden te veel bij deze wereld. Want vanaf de kerkvader Augustinus ziet de kerk op aarde de strijd gevoerd worden tussen het rijk dat komt, en het rijk van deze wereld, de stad van God, en de stad van de mensen.
Pas als gevolg van de Franse revolutie is het geloof meer en meer naar de privé-sfeer verbannen. Dat was tijdens bij de Franse revolutie niet eens een vooropgezet idee. De vaandeldragers daarvan hadden het gevoel door rede en wetenschap die werkelijkheid op aarde te brengen, waar de kerk als deel van het ‘ancien régime’ alleen maar mooie woorden aan besteedde. In zoverre is ook de Franse revolutie – en later zelfs de Russische – te verstaan als deel van het christelijke tijdperk. Ook deze beide revoluties dragen er volop de kenmerken van, dat groepen mensen een beloftevolle toekomst proberen binnen te halen in een weerbarstig – en in die zin heidens – heden. Pas toen het religieuze vuur van de Franse revolutie wat ging doven en overging in de geborneerde tijd van kapitalistische economie, werd de liberale oplossing gevonden, dat het geloof een privézaak was. Gedurende heel de negentiende eeuw was daarbij overigens het besef aanwezig, dat de liberale democratie het forum was, waar in alle openheid al deze overtuigingen hun maatschappelijke rol spelen konden. Pas in de twintigste eeuw werd geloof bestempeld tot iets, waar men ook maar beter niet mee naar buiten treden kon. De staat moest niet meer de hoedster zijn van normen en waarden, maar meer een soort waardevrije verkeersregelaar. De invloed van het gedachtengoed van de Russische revolutie is aan dit proces niet vreemd: niet alleen in Rusland, maar over heel de wereld dacht men de staat op te kunnen vatten als een onpersoonlijke calculator van arbeid, producten en diensten, die op elkaar afgestemd moesten worden om aan alle behoeften tegemoet te komen. Waarden, normen en levensovertuiging, hadden daarbij geen rol te spelen en waren niet nodig. Het Nederlandse ‘paars’ is in dit calculerende efficiency denken een late uitloper van het Russische ‘rood’.
Hoe dat precies ook zij, de scheiding – en verbinding – tussen een hiërarchische (letterlijk heilige!) en een seculiere orde, tussen kerk en staat, tussen publiek en privé, tussen onveranderlijke toestanden in het heden, en beloften voor de toekomst, dat nu is precies de christelijke levenswijze! Iemand als Paul Cliteur kan willen bouwen op alleen Athene, zoveel als hij wil, ook hij kan zich tegen deze ordening der dingen niet verzetten en ook hij leeft daardoor als christen. Dankzij de christelijke erfenis kan hij namelijk de staatsorde van Athene zo seculier opvatten, dat hij niet eens ziet hoe religieus ook Plato en Socrates waren.
Wetenschap en technologie
Altijd hebben mensen geprobeerd hun lot te verbeteren en daarbij de middelen, die de omgeving biedt te gebruiken. Zowel de Egyptenaren als de Romeinen hadden al geweldige waterwerken. Voor de verdediging of de aanval werden ook in de oudheid reeds vernuftige werktuigen gebruikt. Van oudsher is daarin langzaam een voortgang te zien. Het wiel wordt uitgevonden, het ijzer, enzovoort. Het wiel en het ijzer zijn daarbij goede voorbeelden, omdat deze uitvindingen en het gebruik daarvan omgeven werden als door een religieuze stralenkrans. IJzer smeden was een ritueel. In contrast daarmee hebben de natuurwetenschappen en de techniek niets wonderlijks of religieus meer aan zich. Daaronder ligt dezelfde secularisering: als Gods beloften meer omvatten, dan wat nu gerealiseerd kan worden, dan hoef je de wereld niet meer te nemen zoals die is. De wereld is m.a.w. niet noodzakelijk zo. Of anders gezegd, de oneindigheid van God en de toevalligheid van de wereld corresponderen met elkaar. Omdat Gods beloften van zoveel verder strekking zijn dan wat nu het geval is, daarom wordt de materialiteit van wat nu het geval is, al deze ‘toestanden’ tot dingen, die ter hand genomen kunnen worden om er verbetering in aan te brengen overeenkomstig de beloofde toekomst. In de zogenaamde contingentiestrijd komt dit in de middeleeuwen tot uitdrukking. Dat ging zover, dat reeds Nicolaas van Cusa de stelling verdedigde, dat het universum niet eindig was (geen grenzen kende) en dat Bruno als eerste expliciet opkomt voor de oneindigheid van het universum. Een begrip, dat tot nu toe voor God gebruikt werd, wordt nu ook voor de wereld gebruikt. Want, aldus Bruno, het zou te min voor een oneindige God zijn om een eindige wereld te scheppen. Een oneindige wereld is een open veld van mogelijkheden. Zo is het juist de scheiding tussen Gods werk en mensenwerk, tussen beloften en toestanden geweest, die ertoe geleid heeft de dingen in de wereld aan te kijken op wat jij ervan kunt maken en ze niet te nemen zoals ze zijn.
De hiërarchie van de islam
Als de breuk tussen deze wereld en het komende koninkrijk zo kenmerkend christelijk is, kan de islam dan de westerse wetenschap en techniek beërven zonder al half of zelfs helemaal christelijk te worden? Geeft de moslim niet op wat de kern van zijn overlevering vormt, als hij de seculariteit van de westerse wetenschap en techniek accepteert? Dat is de hoofdvraag van Muzaffar Iqbali. Iqbal is geen conservatief. Hij verzet zich niet tegen wetenschap en techniek als vruchten van de westerse maatschappij. Hij stelt veeleer de vraag, hoe de islam die kan recipiëren en er toch islam bij blijven. Hij meent en wenst, dat dat kan. Want, het is al eerder gebeurd. Nadat in de 7e eeuw de islam de toenmalige wereld veroverd had, is er een beweging van drie eeuwen lang op gang gekomen, waarin heel de wetenschappelijke traditie van de oudheid tot op dat moment van India, Griekenland en Rome langzaamaan vertaald werd in het Arabisch. Eerst nog gebrekkig, maar in steeds betere en mooiere vertalingen. Bovendien betekende deze vertaalbeweging ook een hernemen en verdiepen van deze wetenschappelijke overlevering. Vertalen was hier werkelijk ‘overzetten’. Zo werd bijvoorbeeld de Griekse kosmologie aangepast, die geen begin en einde van de tijd kende, maar een eindeloze voortgang, wat niet past in de eindige opvatting van de tijd in de koran. Daarbij verzet Iqbal zich tegen een veelgehoorde opvatting, dat de islam niet bijgedragen heeft aan de voortgang van de wetenschap.
Tegelijkertijd moet hij tot zijn verdriet toegeven, dat de vooruitgang in de islamitische wetenschap stagneert in de 11e eeuw, als in Indië, Iran en Turkije de grote centra van beschaving opkomen, die de islam gedurende de middeleeuwen beheersen. Het zijn volgens Iqbal de centralisatie van de macht, en het elitaire op grandeur gerichte karakter van deze rijken die er de oorzaak van waren, dat de interesse in studie en wetenschap verminderde en vervangen werd door interesse in bouwwerken en accumulatie van economische welvaart. Ook was in de nieuwe situatie de mogelijkheid van vrij reizen niet meer zo aanwezig als voor die tijd. Ook was het Arabisch niet meer de lingua franca voor dit immense gebied.
Op het moment, dat het kolonialisme aanbreekt wordt wat er nog was aan overlevering onderbroken. Vanaf de tijd, dat de Arabische landen opnieuw politieke zelfstandigheid winnen, zijn vele pogingen ondernomen om deze achterstand in te halen. Beheersende idee was, dat men het erfgoed van de islam hoog kan houden en tegelijkertijd inzake wetenschap en techniek het Westen inhalen.
Dat is volgens Iqbal niet zonder meer mogelijk. Hij wijst erop, dat ook als kant-en-klaar ‘product’ westerse wetenschap en techniek nog het stempel van hun maker dragen. De scheiding van een seculiere orde, waar oorzaak en gevolg heersen en louter mathematische beschrijvingen gelden, en een religieuze orde, die daarbuiten staat, is voor de islam niet mogelijk. De ‘symbolische’ opvatting van de schepping als teken van God wordt erdoor teniet gedaan. Hoe precies weet hij ook nog niet, maar wat hij wil en wenst is, dat opnieuw dit westerse erfgoed terugvertaald wordt in termen van de islam. Zoals ooit de islam ook eerder een erfenis van buiten in zich op nam. Het is geen eenvoudige taak en het moet samengaan met maatschappelijke hervormingen binnen de islamitische wereld. Maar toch: Het idee van eenheid in de islam vereist, dat ook de natuur een geestelijke en symbolische betekenis heeft en deel of blijft van één hiërarchische orde.
Opvallend is, dat Iqbal de contingentiestrijd in de middeleeuwen fout interpreteert. Hij meent, dat het de almacht van God is, die de theologen in de middeleeuwen aanleiding gaf de wereld als contingent te beschouwen. En hij wijst op Al Ghazali, die dit inzicht ook al vertegenwoordigde. Al Ghazali meende dat de wereld zo afhankelijk was van God, dat elk ding onmiddellijk van moment tot moment door God tot aanzijn geroepen werd. Maar zo betekent schepping geen scheiding, maar gaan de schepping en Gods wil nog onmiddellijker in elkaar over.
Islam en verlichting
Hoe ongemakkelijk de moderne liberale maatschappij en de islam zich ook met elkaar verhouden, er is een heimelijke connectie tussen beiden. In zekere zin is de islam zelf een verlichting, d.w.z. een rationalisering van Joods-Christelijke erfenis. De Jood heeft zich altijd als representant van een toekomst van gerechtigheid uit de bestaande werkelijkheid teruggetrokken. De christen heeft gemeend vanuit die toekomst telkens bruggen te moeten slaan naar het heden en leeft daardoor in de spanning van zonde en genade, oftewel decadent heden en beloftevolle toekomst. In de islam is die spanning afgezwakt en de profetische gerechtigheid is tot hanteerbare proporties teruggebracht: het goede leven is onder handbereik voor ieder die wil, gerationaliseerd door een ‘grootste gemene deler’ van praktische regelgeving. En van een heilsgeschiedenis, een voortgang of groei van het Rijk, zoals jodendom en christendom geloven, blijft alleen de eindafrekening over. De toekomst is continuering van wat is. Of beter nog: van wat was. Alle tijden zijn even onmiddellijk in relatie tot God. De verlichting en de Franse revolutie en het daaropvolgende liberalisme hebben weliswaar een christelijke oorsprong, vanwege de inspanning om een messiaanse toekomst in het heden binnen te halen, maar van die oorsprong losgeraakt leeft ook de gemiddelde burger van de moderne maatschappij in een eeuwig heden. Ook in de huidige cultuur is het gangbaar de toekomst voor te stellen in de vorm van een rechte lijn, die vanuit heden en verleden oneindig voortgaat. Er is geen verval. Er is geen kruis, er is geen wederopstanding. Echte breuken in de tijd worden weggepoetst en tot rationeel hanteerbare ethiek teruggebracht. Echter: Een seculiere samenleving, die zichzelf absoluut neemt, verliest door die daad zelf haar seculariteit. Wie het einde van alle wijsheid reeds bezit, kan en moet met een zelfgenoegzaam superioriteitsgevoel moslims verbieden hun hoofddoekjes te dragen.
Vanuit de toekomst!
Kun je heel je hebben en houden op het spel zetten ter wille van een nog niet gerealiseerde toekomst? Het beste wat de christelijke traditie te bieden heeft is de moed om een dergelijke vraag – van tijd tot tijd – met ja te beantwoorden. Toen de vervolgingen in het Romeinse Rijk ophielden, trokken de monniken de woestijn in om zich aan het verburgerlijkte christen bestaan te onttrekken. Toen de kerk van de middeleeuwen een machtsinstituut werd, stelde de reformatie iedere burger direct in eigen geweten voor het aangezicht van God. Toen de puriteinen in Engeland hun gemeenteleven vrij van staatsinvloed wilden houden, weken ze uit naar Amerika. Christelijk bestaan heeft steeds betekent dergelijke breuken niet te ontlopen. Wat in relatie tot de islam werkelijk op het spel staat is een dergelijke omgang met de tijd. Op korte formule gebracht: Omdat de toekomst een oneindig veld van mogelijkheden is (geloof in beloften!) is in de sfeer van natuurwetenschap en techniek de wereld (onttovert) dat ook geworden. Zelfs Iqbal probeert nieuwe ervaringen als met de moderne natuurwetenschap en techniek opgedaan, in te bouwen in een oude hiërarchie. Ook op christelijk erf is dat al te vaak gedaan, bijvoorbeeld in een poging de natuurwetten direct van God af te leiden. De natuurwetten en Gods wil zouden dan samenvallen. Maar op cruciale (!) momenten en in zijn oorspronkelijke motivatie heeft het christelijk geloof anders gewerkt. En je kunt je afvragen, of de islam niet juist vanuit z’n oorsprong de radicaliteit van dergelijke breuken, de radicaliteit van het kruis, heeft willen afvlakken en dus ontlopen.
De Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid heeft in haar nota over normen en waarden het geloof in een ‘open toekomst’ tot geldende norm in de Nederlandse samenleving verklaard. Het is de vraag, of de Nederlanders daar zelf wel in geloven. In dat opzicht zouden ze zelf als producten van de verlichting goede moslims kunnen zijn. Maar ook dat maakt opnieuw duidelijk, dat het weinig zin heeft een dialoog met de islam te voeren over al dan niet op elkaar gelijkende geloofsinhouden, maar dat de eigenlijke vraag is hoeveel breuken wij in ons bestaan kunnen toelaten om aan onze kinderen vrede te brengen. En deze theologische vraag van de eerste orde wordt niet aan theologische faculteiten, maar in de maatschappelijke werkelijkheid zelf beslist.ii Hoeveel van dat geloof hebben de kerken zelf nog over? Het Koninkrijk Gods houdt – om met Noordmans te spreken – niet op nabij te komen. God zelf blijft voor christenen en moslims onverwacht en daarmee ‘groter’ dan alles wat wij van hem kunnen denken. Allahiii is naar christelijk verstaan niet zozeer ‘groot’ maar ‘groter dan alles wat wij kunnen denken (Anselmus)’. Dat is het hele geheim.
Otto Kroesen
——————
i Muzzafar Iqbal, ‘Islam and Science’, Ashgate, Hamshire, England, 2002. Iqbal is voorzitter van het Centrum voor Islam en Wetenschap (CIS) in Canada.
ii Hannah Kohlbrugge in ‘De Islam aan de deur’, Boekencentrum, Zoetermeer, 2001, bepleit in plaats van de dialoog over godsdienst contact met moslims over de vraag hoe samen te leven. Maar ook daarin kom je dus de geestelijke inventaris van een bepaalde levenswijze weer tegen.
iii Het is een ervaring apart om in Indonesië in een protestantse kerkdienst tijdens de preek niets te begrijpen van het Maleis, maar wel steeds het woord ‘Allah’ op te vangen. Dat werpt een nieuw licht op de vraag of ‘God’ en ‘Allah’ dezelfde zijn.