Theologie en de hedendaagse mens
Theologie en de hedendaagse mens
(voordracht gehouden in Frankfurt a.M. en in Heidelberg in Juli 1930)[1]
[Het tweede artikel draagt als titel: ‘theologie en de hedendaagse mens’. Het stamt uit 1930, de tijd waarin Barth zich met grote zorgvuldigheid het werk van Anselmus van Canterbury toeëigent. Het zal resulteren in zijn boek over het godsbewijs van Anselmus.[2] In hetzelfde jaar stopt hij met zijn ‘Christliche Dogmatik’, waar hij in 1927 mee begonnen was. Hij neemt afscheid van de laatste resten filosofie en antrpologie die nog waren overgebleven om als fundament te dienen voor de theologie. In deze voordracht, die nog verscheen in het blad ‘Zwischen den Zeiten’, analyseert Barth de aanstoot en de ergernis die de theologie de moderne mens bezorgt en beschrijft hij diens poging om daaraan te ontkomen. De ergernis doet zich voor in de volgende drie gestalten:
1. Ergernis aan de weergaloze vrijheid van het Woord van God. 2. Ergernis aan de verworteling van dit Woord in de concrete werkelijkheid en 3. Ergernis aan de totale ontoegankelijkheid ervan, tenzij alleen door het geloof. Drie mogelijkheden zijn er om aan deze ergernis te ontkomen: 1.Door de totale afwijzing van de theologie, zoals die in het toenmalige Sovjet-Rusland met zoveel meer zakelijkheid ondernomen werd dan in het huidige Amerika. 2. Door de aanpassing of domesticering van de theologie en door de ontkenning van haar contingent waarheidsbegrip. Door haar aansluiting bij de nieuwe moderne theologie en door haar afkeer van de orthodoxie. 3.Door haar consolidering volgens het recept van het rooms-katholicisme. Diagnose: de hedendaagse mens is bezig zijn katholieke hart opnieuw te ontdekken. Advies: theologie moet onder de wetenschappen een vreemdeling blijven!]