Naumburg
NAUMBURG
Naumburg, de plaats waar Nietzsches moeder woonde, waar hijzelf van veilige kinder- en jeugdjaren genoot, oefende in zijn leven een constante zuigkracht uit, waaraan hij zich moest ontrekken om filosoof te kunnen zijn. Zwervend onder andere in Genua stortte zijn al aangedane geest steeds verder in, en zo begon voor hem de terugweg naar het Naumburg van zijn moeder.1
Naumburg is de titel van het openingsgedicht van een po‘ziebundel met de naam “Naumburg en andere gedichten” van Wessel ten Boom2; 46 ongenummerde bladzijden met indringende teksten, die mij steeds weer ontroeren. In dit eerste gedicht presenteert de dichter een ‘ik-figuur’ die de lezers de hele bundel door verder aan de hand neemt:
Was ik het niet die door de stegen
liep van Genua, zoals eens Nietzsche,
voor zijn eeuwig Naumburg op de vlucht?
Zo is Naumburg voor deze ‘ik-figuur’ de naam van een vertrouwd geloofshuis, waarheen hij tenslotte weer inkeerde. Want in dat verre Genua ontmoet hij een ‘U’, die het antwoord is op wat (wie) hij diep mist en waarnaar (naar wie) hij hevig verlangt, een ‘Mijn Heer’, die “daar hing als ding dat ons bestaan profaniseerde.” – als een crucifix aan de wand.
Maar is het voorste gedicht wel het eerste en is het tweede soms het eerste? Daar staat ‘Isra‘l’ boven en het beeld van een boom doemt op uit de regels al valt dat lemma niet als woord en evenmin als naam:
… geknot tot op het bot…
De schors verbergt zijn ringen en zijn spijt.
In de poëtische sfeer van deze tegelijk verbergende en aanwijzende teksten wordt de lezer betrokken bij de twee centrale thema’s die in de hele bundel interacteren. Hier volgen ze.
Het ongetwijfeld christelijk geloof, om maar een traditionele zegswijze te gebruiken.
Het is ‘christelijke po‘zie’ te noemen, ja zeker. Die geur stijgt op vele bladzijden uit de regels op. De geur komt mij, met die traditie opgevoed, bekend voor, maar verrast mij tegelijkertijd.
Geen clichés – nee, en toch telkens regels die citaten lijken. Geen conventionaliteit – nee, en toch ‘con-ventie’, ‘sym-boliek’ bijna. Namen uit die ‘bijbelse geschiedenis’ – maar hoor hoe zij in deze gedichten opnieuw geschieden in de geschiedenis van de ‘ik-figuur’, of – anders gezegd en misschien beter – hoor hoe de ik-figuur zijn eigen geschiedenis terugvindt in deze namen. Drie voorbeelden:
Simson: ….
Jij met je stille haar en ogen, in mijn trui,
en ik met al die woorden
waarmee Simson door het koren ging …
Jacob:
Jacob dacht dat Rachel in zijn armen lag.
Maar het bleek Lea bij het ochtendgloren!
…
Zwijgend, zonder dat hij er om vroeg,
droeg zij de last van al zijn dromen.
…
Alles wijst terug naar toen, toen ik haar heb genomen.
Ik moet in stilte horen, dat ik het niet had moeten doen.
En dat niet zij, maar ik een masker droeg.
Jephta’s dochter: ….
En zuiverde voorgoed elk leugenachtig woord
uit mannenmond, door als het ware hem te wreken.
Zij bleef haars vaders kind.
…
Hij zou het nooit begrijpen.
En op de namen volgen termen, begrippen – hoor ze hier in een levensechte context. Twee voorbeelden:
Verkiezing: …
Terwijl we elkaar vonden in
de leer der eeuwige verkiezing
gaf jij je goedkeuring aan mij.
Verworpen: …
Het huis is leeg en weg zijn alle dromen.
…
ik kijk naar wat er buiten leeft.
Zo stil is het alsof Hij die ik liefhad mij
verworpen heeft.
En dan ook nog vijf(!) psalmen. Psalmen à la die van Jona: de eigen levensgeschiedenis beschreven niet in eigen woorden, maar met andersmens woorden, de woorden van de Hebreeuwse psalmen, waarin Joodse mensen zich uitspreken voor die ene, die God is en god voor elk van hen – en voor deze 21e eeuwse psalmendichter – wil zijn, en zeggen:
Ik moet toch tegen iemand roepen
als er niemand hoort,
Gij hoort mij.
Het intense gemis, het tweede thema; het verlangen naar degene die door eigen toedoen/schuld uit zijn leven is gegaan of is het beter te zeggen: uit ons leven is gegaan? Want zeker het betreft hier een vrouw, maar soms ineens tegelijk een man; een mensenkind in ieder geval en dan plotseling dat ene Mensenkind.
De zin – als uit het hooglied – : “mijn liefje is gegaan” komt vele malen terug en in wat andere bewoordingen bijna op elke bladzijde. Het is liefdespoëzie, zeker maar het perspectief ligt niet voor hem maar achter hem – door eigen toedoen, sterker: door eigen schuld, preciezer door een – tragische – overweldiging met woorden.
Mijn vrouw, mijn vrouw wat
heb je mij verlaten?
Zulke woorden weergalmen tot in de late uren van de dag. Maar wellicht nog indringender klinken deze drie regels:
Mijn dochtertje werpt zich ontroostbaar
in mijn armen omdat zij haar ringetje verloor.
Ik lijk al zo lang op haar.
Het verschil tussen beide uitingen van gemis is heel groot in alle opzichten. In de tweede wordt het gemis in eigen woorden uitgedrukt; in het eerste wordt het gemis verwoord met woorden van een ander. En dat aspect trekt de aandacht in de hele bundel. Het kenmerkt de vijf psalmen. Het zou niet zo moeilijk zijn om de Hebreeuwse psalmen te vinden, waaraan de dichter zijn vijf psalmen heeft ontleend. Ook bij de zogenaamde psalm van Jona (Jona 2) zijn de psalmen aan te geven, waarop deze regels teruggrijpen. Jona vertelt zijn eigen verhaal in deze psalm met de woorden van anderen – en juist niet met eigen woorden. Zo uit Jezus zich aan het kruis ook niet met eigen woorden, maar met de woorden van psalmen, bij voorbeeld met Psalm 22 vs 1. En het zijn deze woorden die de dichter nodig heeft om zijn diepe gemis te uiten. Maar het zijn tegelijk de woorden van Jezus en voor veel lezers zelfs allereerst de woorden van Jezus. En daar hield ik de adem in en er borrelde onrust op. Het lukt me niet om die onrust op een adequate wijze onder woorden te brengen. Het eigen leven in bijbelse woorden uitdrukken, het in bijbelse teksten terugvinden, je zelf daar terug vinden is, dat is waartoe de wonderlijke teksten van TeNakh en Goednieuwsboodschap elke hoorder zeker uitnodigen. Ook zelf ervaar ik dan thuis te komen. In de vele begrafenissen, die ik als predikant heb geleid, heb ik van degene die herdacht werd het eigen leven in bijbelse woorden en geschiedenissen kunnen uitdrukken en ‘thuis brengen’ – en dat werd begrepen! Tegelijkertijd voelde ik dat het juist dan aankwam op zorgvuldigheid om bepaalde grenzen niet te overschrijden. Waar die grenzen precies lopen, heb ik nooit kunnen formaliseren. Maar de geciteerde beginregels van het gedicht, dat opvallend genoeg de titel ‘liedje’ heeft gekregen, bepaalden me wel bij deze grens. Gaat de dichter hier over deze grens of blijft hij ervoor? De auteur vroeg mij om een theologische reactie op deze bundel; laat deze alinea dat mogen zijn.
Deze bundel heeft mij aangesproken en ik wil dat openbaar uitspreken. Het is tijden geleden dat een hele bundel poëzie mij zo geraakt heeft. De herinneringen daaraan bewaar ik nog altijd; ik kan de bundels nog zo noemen, wat ik niet doe.
In de dichter die wij hier horen vallen minnaar en theoloog samen. Hij schrijft zijn ritmes en speelt klanken met klinkers. Hij komt uit de teksten zo dicht naar de lezer toe, dat ik en misschien ook anderen denken, hij komt me zo bekend voor, waar ken ik hem van? Maar dat blijkt toch een vergissing. We kennen als lezers van In de Waagschaal hoogstens de auteur – een beetje.
De theoloog in mij wil vragen stellen, maar die zijn altijd uit te stellen. De muziekliefhebber in mij geniet van ritme en klank. De minnaar in mij laat zich vervullen van ontroering. Juist wanneer we privŽ en publiek dolen door de doodlopende sloppen en stegen van het bestaan – zoals Nietzsche in Genua – , kan deze bundel helpen bereikbaar te zijn voor die stem die nog altijd opklimt uit het messiaanse tij. Wie deze bladzijden leest, bemerkt dat hij/zij – samen met de dichter – “zich ligt te verbazen over de menswording van God”. Incarnatus est hodie: die boodschap verlicht niet alleen de kersttijd van Advent tot Epifanie, maar zo ook elk Anno Domini.
Bert van Kooij
Drs. A.K. van Kooij is emeritus predikant in Peize
1 Infomatie ontleend aan “Friedrich Nietzsche” van Curt Paul Janz (TIRION BAARN) deel 2 vanaf blz.391.
2 Naumburg en andere gedichten, Wessel ten Boom, Uitgeverij Vliedorp, ISBN / EAN: 978-94-6048-21-8. De bundel kost Û 12,50 en is bij de auteur te bestellen: whtenboom@hotmail.com
3 Hoor hier de verspringende klemtoon op het woord ‘verkiezing’, waardoor het effectief wordt onttrokken aan dogmatisme.