Wat blijft van de hervormde Israël-theologie
WAT BLIJFT VAN DE HERVORMDE ISRAËL-THEOLOGIE?
In de herfst van 2013 verscheen een boekje vanuit de werkgroep Vanuit Jeruzalem. Het is geschreven vanuit de grote zorg over de teruggang, om niet te zeggen teloorgang binnen de Prot. Kerk van het na-oorlogse theologische elan aangaande Kerk en Isra‘l, zoals dat met name binnen de Hervormde Kerk gestalte heeft gekregen. Wat weten jonge theologen hier nog van? Aan hen is dit geschrift opgedragen.
Of deze op zich sympathieke geste effect zal sorteren is de vraag, want de uitgave blijft helaas onder de maat. Er klinkt veel leed door aangaande Israël. Ook dankbaarheid voor zijn profetische beloften, om het wat gewichtig te zeggen. Maar het gelijkhebberig toontje dat permanent de kop op steekt en de ronduit vijandige PKN-toon die met name aan het einde wordt gebezigd, zal vermoed ik een nog jonge, argeloze student alle lust ontnemen hier veel voor waars aan te nemen, tenzij hij natuurlijk al binnen is. Werkelijk bezwaarlijk is de manier waarop met ‘namen’ wordt omgegaan. De werkgroep laat het vreemd genoeg na te melden wie tot hen behoort en wie voor de verschillende hoofdstukken dan wel het geheel verantwoordelijk is. Hier en daar circuleren alleen wat namen. Maar hoe anderen tot tegenstanders worden gemaakt en vervolgens dienovereenkomstig behandeld, of even makkelijk als vrienden worden gebruikt zolang het uitkomt, is laten we zeggen: tamelijk onkies. Ronduit genant is de manier waarop Simon Schoon wordt weggezet, Israël-pionier van gereformeerde zijde, nu hij pleit voor de trialoog van Joden, moslims en christenen in plaats van het gesprek met Israël.
Wat blijft er over van de hervormde Israël-theologie? Een rake vraag. De ethische achtergrond van mensen als Van Ruler en Miskotte, waarin de God van Israël zich juist als Naam, als Persoon, openbaart aan mensen met naam en toenaam, en er vanuit Gunning altijd iets van een ‘gentlemen-agreement’ doorklinkt in de theologie (waar de Hervormde Kerk decennia-lang op heeft kunnen teren, en die juist openheid voor Israël heeft mogelijk gemaakt!), lijkt plaats te hebben gemaakt voor een eenvoudige ‘de vijand van mijn vriend is ook mijn vijand-theologie’ van goed neo-calvinistische snit. Het kan verkeren. Juist zij die zich het hardst beroepen op het na-oorlogse hervormde elan lijken inmiddels in een isolement terecht te zijn gekomen, waarin vooral wordt geoordeeld in hoeverre mensen nog helen, halven of zelfs kwarten zijn. Waar is de theologie van een Hoedemaker, die niet meeging met afscheiding en doleantie maar zich liever thuisvoelde bij Jan Rap en zijn maat, juist omwille van Gods eeuwige trouw aan zijn volk en zijn verbond? Die vraag keert als een boemerang terug, niet alleen naar Christenen voor Israël, maar ook naar deze werkgroep die daar, zeker bij monde van mevr. G.A. van der Spek-Begemann, nogal dicht tegen aanzit.
Er staat veel in dit boekje dat inderdaad reden is tot zorg. Ik denk aan de verhulde wijze waarop de Protestantse Kerk inmiddels haar aandeel in Israël heeft omgeruild voor haar aandeel in Palestina, laat ik het zo maar zeggen. Dat deze kerk ooit met één mond heeft gesproken is natuurlijk een illusie, en de schrijvers zijn in die zin ook slachtoffer van hun eigen idee dat de NHK vroeger één Joodvriendelijk bolwerk was, maar opvallend is het natuurlijk wel: waar op grond van bezuinigingen het Kerk en Israël-werk grotendeels is uitgekleed, is er dan weer wel geld voor een Nederlandse theologe bij Sabeel. Onthullend vond ik de in dit boekje afgedrukte mail van een baptistisch student die een PKN-reis naar Sabeel heeft meegemaakt en zich beklaagde over de volledig eenzijdige, pro-Palestijnse berichtgeving. Ik vermoed dat er bij het kampvuur inderdaad geen ruimte is voor zoiets als de trouw van God aan Israël, maar eerder het gooien met Palestijnse stenen wordt gezien als een moedige daad Davids. De vraag is vooral: heeft de kerk wel een beleid, of waait zij maar een beetje mee? Waarom wordt er bijvoorbeeld door Kerk in Actie niet openlijk afstand genomen van het Kairosdocument waarin de staat Israël als een blokkade wordt gezien voor de toekomst van Palestina en de Palestijnen? Waarom wordt niet erkend dat diakonale activiteiten voor de Palestijnen (blijkbaar) onmiddellijk verpolitiseerd worden, wat juist noodzaakt tot het houden van ideologische afstand? Ik vermoed dat er een intern mechanisme aan de gang is dat theologie principieel niets anders kan zijn dan bevrijdingstheologie dat ons hier parten speelt. Bij Marquardt kun je leren dat er ook zoiets als een theologie van de troost, van het bestand en zelfs van het lijden waarin je moet volhouden bestaat. Het gemak waarmee ‘God, Nederland en oranje’, en daarmee ook de thematiek ‘kerk en staat’ is weggegooid, wreekt zich direct waar het gaat over Israël; niet alleen als staat, maar ook als land en volk.
Aan de andere kant zijn er vragen te stellen bij het theologisch concept van Gods trouw aan Israël zoals dat in dit geschrift naar voren wordt gebracht. Vanuit Genesis 12, waar Abraham wordt geroepen tot een vader van vele volken wordt eenvoudig een historische constante geponeerd van Gods geschiedenis met Israël for better and worse waar dan door Jezus de volken bij zijn geroepen. Dit is een dierbaar concept, ook geen onzinnig concept, maar wel een eenzijdig concept waar het nodige bij valt te zeggen. Met de theologie van Miskotte heeft het in elk geval, lijkt me, zo goed als niets, en met de theologie van Van Ruler slechts zijdelings te maken. Dat hoeft natuurlijk ook niet, om toch waar te zijn. Waar het me vooral om gaat is dat wie dit concept aanhangt de moed moet hebben om hierop door te denken. En dat gaat verder dan telkens herhalen dat Gods beloften aangaande Israël nog uitstaan, en je daar zelf ook op verheugen.
De diepste tonen van de Bijbel worden rondom Israël gesproken. Maar dit zijn tonen van genade en oordeel. Ja, zelfs van alles overwinnende genade door het oordeel heen. Gods uiteindelijke trouw geldt nu juist het ongelovige Israël. En precies daarin, in dat ongeloof wordt de kerk geroepen, uit Joden en heidenen, tot een nieuw geloof. Wie een historische constante wil, zal langs deze weg moeten denken, lijkt me. Maar dat betekent zoiets als dat Gods trouw voor zijn Eerste liefde voor Isra‘l door zijn Tweede liefde voor de volken hééngaat. Zo worden wij bij Israël geroepen, en zo blijft God blijkbaar zijn Israël trouw. En is het nu juist niet de crisis van Israël dat het deze trouw niet wil? Inderdaad: wie zijn wij om daarover te oordelen? Wij geloven dankzij het ongeloof van Israël. Maar daarmee wordt ongeloof nog geen geloof.
Wat de hervormde Israël-theologie zou kunnen blijven inbrengen is het besef dat Gods diepste trouw het ongelovige Israël c.q. de Joden geldt, en alleen zo ook de volken. Maar dit is een samenkomen rondom het kruis, niet rondom een politiek ‘handen af van Israël’ wat helaas de pointe is van dit geschrift.
Wessel ten Boom