Ten Boom stoort mij!
TEN BOOM STOORT MIJ!
Op de Miskotte-ABC-leesgroep Kleve-Didam ontmoeten we elkaar regelmatig en de laatste bijeenkomst hebben we tijd genomen om Wessel ten Booms artikel over ´Plaatsvervanging´ nader te verstaan (IdW 40/15). Hij vroeg ons een reaktie te schrijven. Bij deze dus, een vermoedend vragen aan Wessel.
Ten Booms artikel over de noodzaak van een vervangingsleer zet je aan het denken na eerst een paar keer je ogen uitgewreven te hebben. Tegen het ´weg met de eeuwenoude vervangingsleer´ wil ik fel ingaan, schrijft hij. En daarmee verstoort hij mijn theologische en kerkelijke bestaan grondig. Het kan toch niet waar zijn dat het woord `vervanging´ zomaar terugkeren kan als leer in de kerk? En zo begonnen bij mij meer en ook veel andere vragen naar aanleiding van het artikel op te komen. Die wil ik Ten Boom stellen. Want deze storing, besef ik, hebben wij nodig om uit de impasse te raken waarin de denkwegen en meningen rond ´Israël´ en het reëel bestaande Jodendom zo uiteen blijken te lopen. Ten Boom poogt een nieuwe aanzet te geven hierin en ik wil deze storing als een scherpzinnige uitdaging ook aanvaarden.
Mijn vragen gaan in hoofdlijn hierover of (1) wij vandaag dit antwoord zo kunnen geven met een verwijzing naar de oude ´vervangingsleer´ en (2) of we al zover zijn dat we een onbevangen antwoord vinden en geven kunnen.
1
Ten Boom denkt net als vele anderen verder na Marquardt (en Augustinus). Hij – vermoed ik – wil op scherp zetten, nader uitwerken, dóórdenken, actueel en vruchtbaar maken. Erachter terug gaat immers niet, net zomin als dat met Miskotte en Barth gaat. En wij (oude) nieuwe generaties moeten en willen ook verder, niet het eeuwig herhalen van gestolde woorden. ´Een christelijke belijdenis van Jezus de Jood´ daagt ons uit die dan ook werkelijk en voluit christelijk te laten worden. Marquardt wilde niet dat wij zijn ontwerp als afgesloten zouden beschouwen. Dus vraag ik Ten Boom of hij bijvoorbeeld met Marquardt´s ´Christus: promissio omnium promissorum fons – Christus: Verheißung, Quell aller Verheißungen´ (Eschatologie, I §3) in zijn achterhoofd verder gedacht heeft. Daaruit begrijp ik dat we door Christus te belijden van nu af aan in hem altijd Israël-en-de-volkeren belijden als bijbelse werkelijkheid voor ons. Nooit meer alleen de een of alleen de ander en zeker niet zonder elkaar, want dan raak je elkaar elke keer weer kwijt. Als Ten Boom met deze belijdenis, met dit geloof in Christus verder probeert te denken, hoe zullen we ons dan deze bron van alle beloften aan Israël/de Jood en de volkeren kunnen voorstellen? En wat moet je dan zeggen als er een ontbreekt? Ontbreekt er in Christus dan echt een? Wat bedoelt Ten Boom daarmee? Dat wij opnieuw leren en ontdekken willen wie Jezus Christus is, is goed en nodig, maar juist dat woord ´vervanging´ kan ik daar (nog) geen onbevangen plek in geven.
2
De tweede vraag gaat erover of wij al zover zijn dat wij voluit christelijk geworden zijn. Na alle aandacht voor de joodse wortels van ons christendom zijn we de laatste tijd er steeds meer toe gekomen ook na te denken over de andere wortels daarvan, dat wij degenen zijn die uit de volkeren zijn, de heidenwereld. En daarmee – heb ik althans de idee – zijn we nog lang niet klaar. Zwijgen bij volle maan van Henk Vreekamp is niet in een paar uur uitgewerkt. Daarnaast speelt het toenemende besef dat het OT en de God van Abraham en ook van Jezus Christus ons vreemd zijn en vreemd moeten blijven. Dan zeg ik Miskotte maar na dat wij christenen altijd weer in ons heiden-zijn door deze vreemde God gestoord worden. Je komt er niet vanaf en ik vermoed dat wij daar ook niet werkelijk vanaf moeten. Na lezing van Marquardt bleef bij mij die ene vraag uit Von Elend und Heimsuchung der Theologie, Teil II: `Wie kommt Theologie auf ihre Gedanken?´ hangen. Anders gezegd, wat is er bij het ontstaan van het christendom gebeurd dat kerk en theologie zo ver van hun Joodse oorsprong verwijderd raakten.
Ik kwam terecht bij Alexandrië, waar de Septuaginta in een volledig gehelleniseerde Joodse gemeenschap ontstond en bij de Jood Philo. Aan de hand van Mozes is hij waarschijnlijk een nog grotere geest geworden dan Plato!
Wat daar ook allemaal plaatsvond, ik ontdek alsmaar dat er een gesprek gaande was tussen dat hellenistische Jodendom en de hellenistisch heidense leef- en denkwereld, tussen Mozes en Plato vat ik maar grof samen. En Philo heeft daar actief en bewust een grote rol in gespeeld. In de NT-schriften vind je dat gesprek terug, in flarden, in verschillende fasen van de toen gaande discussies, in taal en denkwijzen. Paulus en zijn leerlingen hebben het niet vermeden, integendeel, hebben dat gesprek voortgezet, actief en bewust en verder doorgedacht naar Christus toe (cf. Van Kooten, Paulus en de Kosmos: Christendom is ontstaan uit het op elkaar betrekken van dit hellenistische jodendom en de Grieks-Romeinse hellenistische cultuur, en het werd zelf een krachtige factor in de ontwikkeling hiervan. Om dit debat en gesprek te kunnen volgen moeten we derhalve Philo, Paulus en Plutarchus leren kennen). Het is ook een schone en boeiende wereld! Maar daarna? Is dit gesprek gestopt, versteend, gestold, doodgelopen, overbodig geworden? En nu zoek ik naar hedendaagse varianten van heidense cultuur en denkmodellen waarmee wij in het debat met modern – al dan niet gesaeculariseerd – Jodendom en die ene voor ons zo vreemde God van Abraham en van de Jood Jezus, Christus, in gesprek moeten om op onze manier dan opnieuw Christus te vinden en werkelijk heiden-christen te worden. In die zin zijn wij hem wel kwijt geraakt. Maar vanzelfsprekend is dit christen worden nog niet; eeuwig herhalen van wat versteend is helpt ook niet, blijkt gevaarlijk geworden te zijn, levert geen tegenspraak tegen eind-oplossingen door mensen bedacht en gewild. Of kan je er nieuw leven in blazen, bijvoorbeeld door er een nieuw (werk)woord voor te vinden, wederzijdse representatie of vertegenwoordiging?
Nu goed, Ten Boom spreekt in zijn doordenking en fundering van ´vervanging´ over deze God als de God van de goddelijke ruil. Hij verbindt dit ook met de vleeswording van het Woord, hét cruciale gespreksthema in het voortgaande gesprek van het vroege christendom en zijn gesprekspartners. Het doet mij goed dat Ten Boom tot in God wil doordenken als hij met deze ´vervanging´ ons uitdaagt. God is altijd groter dan ons hart en dan komen er nieuwe openingen. Maar zijn we nu al zover dat we dit over die God kunnen zeggen of moeten we eerst meer tijd nemen dat christelijk/kerkelijk-heidense gesprek in gang te krijgen? Levert het moderne atheïsme iets op? 3
In onder andere de S. Sabina (3e eeuw n. Chr.) in Rome is dat verbazingwekkende mozaïek te zien waarop de kerk in zijn twee (vrouwen)gestalten verbeeld wordt: de ecclesia ex circumcisione (kerk uit de besnijdenis) en de ecclesia ex gentibus (kerk uit de heidenvolkeren). Ertussenin staat soms de Christusfiguur. Zij zijn al snel als twee gestalten van de ene (katholieke?) kerk gezien. Wat de gevolgen waren weten we, ´vervanging´ werd het patroon voor de handhaving van de ene kerk. In de S Sabina staan ze er tenminste nog allebei.
Voor mij moet voorlopig theologisch en praktisch vooral open blijven wat dat inhouden zal als God ons deze ´vrolijke ruil´ als hoogste daad schenkt. Hoe in deze God dan alles in alles worden gaat, hoe Israel-en-de-volkeren en Israeli´s en Palestijnen Zijn plaats gaan worden moet ons blijven storen. En Wessel moet mij blijven storen in mijn gedenk!
Henri Otte
Auteur is em. predikant (PKN) en woont in Kleve