Niet deserteren!
NIET DESERTEREN!
Waarde Pim Dekker,
Dank voor je uiting van betrokkenheid bij de publieke zaak naar aanleiding van mijn portretten. Je voelt dat je in een heel andere richting zoekt dan ik en je wilt mij eigenlijk tot de orde roepen. Van zo’n omgang houd ik!
Je verklaart de toenemende aandacht voor Hauerwas onder andere uit een groeiend wantrouwen tegen politici. Daar zou je best eens gelijk in kunnen hebben. En daar stel ik dan meteen tegenover dat wie de publieke zaak, het zo goed mogelijk samenleven-met-verschil, ter harte gaat, zich geen cynisme kan permitteren, ook als er alle aanleiding toe is. Volgens mij is er bijna altijd en overal een groot wantrouwen tegen politici, maar ook als dat niet zo zou zijn, dan zijn we er allemaal bij om verandering te bevorderen. Een beroep op onmacht is beneden onze stand.
Jij doet mee aan het spreken over de staat als een tegenpartij van de burgers, bijna een vijand. Daar vind ik in Nederland geen aanleiding toe.
Hauerwas en Cavanaugh horen thuis in Amerika. Daar gaat het er politiek misschien niet eens zo veel slechter aan toe dan in Europa, maar juist het religieuze taalgebruik door politici werkt vervagend of juist opzwepend en verslavend. Daartegen trekt Hauerwas ten strijde en wel zo, dat hij alleen heil ziet in een volstrekte losmaking van de christelijke gemeente uit deze wurggreep. Ik hield eens in Amerika een lezing over het belang van een apocalyptische eschatologie voor de ethiek (in de trant van Moltmann: ook de historie wordt verlost) en kreeg daar in mijn ogen vreemde reacties op, die mij deden begrijpen dat je in heel Amerika niet zomaar over apocalyptiek kunt spreken omdat mensen daar heel verkeerde dingen mee doen. Er is dus verschil in context. Maar ook in Amerika zou ik de moed op een Niebuhriaanse participatie in de politiek niet gauw opgeven. Het kan anders dan met religieuze retoriek en Obama doet het ook anders. (Vreemd dat ook in Nederland al gauw de opwinding over zijn verschijning week. Ons verlossersverlangen is misschien wel heel kinderlijk: het moet nu en wel meteen.)
Er zit in mijn kortaangebondenheid ten opzichte van Hauerwas inderdaad wel een stille ergernis. Hij laat de zaak in de steek! Hij zegt wel van niet maar ik kan hem niet anders lezen.
Afgelopen januari maakten we als Nederlandse ethici een receptie mee ter gelegenheid van de verschijning van zijn autobiografie. Daar trad hij veel minder ‘robuust’ op. Er ontstond een beeld van een jongen die stenen sjouwde, nergens verstand van had en dat zulks altijd zo gebleven is, maar dat hij van de ene verbazing in de andere rolde om zichzelf uiteindelijk op de cover van Time te zien. Die autobiografie, Hannah’s Child, is een ontroerend document, omdat het laat zien hoe ziel, gebeurtenissen en theologisch denken verweven zijn. Dat zal vaker zo zijn maar je krijgt het niet altijd te zien. Het moedigde mij aan om stukken uit de Hauerwas’ Reader opnieuw te lezen. Maar die distantie ten opzichte van de politiek, ik voel het als desertie.
En dan de andere kant van de zaak: die robuuste kerk. Jij denkt dat wij ook toe zijn aan wat meer kerkelijk zelfbewustzijn. Ook van de kerk worden we niet vrolijk! Daarvan zal ik niet zeggen dat we het ons niet kunnen permitteren. De staat is ook op dit punt van een andere orde dan de kerk. De kerk ‘moet’ niet, de staat wel! Maar van de kerk geldt wel, net als van de staat: is het ooit beter geweest? Ja, er waren wel tijden van zelfbewustzijn, maar waren die beter? En waar zijn die gemeenschappen die Hauerwas en Cavanaugh beschrijven? Ook volgens Hannah’s Child komt er niet veel van terecht. En als we hier te lande een robuuste kerk gaan verbinden met tucht (en dat lijkt onontkoombaar), dan is het met de aanhang gauw gedaan.
De kritiek van Cavanaugh op Bush kan ik goed volgen, maar om nu ook in Europa te spreken van het krypto-religieuze karakter gaat mij wat ver. Ik denk dat de meeste politieke leiders in Europa nog wel de genen van Schmidt hebben. Merkel en Rutte verdienen steun. Ik hoop op een klimaat in de christelijke gemeente dat mensen doet opstaan tot participatie. Jij hoopt (daartegenover!) dat de christelijke gemeente christenen voortbrengt. Dat vind ik een onbegrijpelijke counter, maar wel hauerwasseriaans, geef ik toe. Reeds in 1990 zei hij dat onder de koffie tegen me: I hope to survive as a Christian. Nu, dat hoop ik ook, maar als tegenstelling gebracht, is het misplaatst. Vanwege de verwachting van het Rijk Gods (jouw laatste woord) hoop ik op een christelijke gemeente die waakzaam (onderscheidend) en nuchter (participerend) is.
Gerrit de Kruijf
Auteur is emeritus predikant (PKN) en hoogleraar Ethiek aan de Protestantse Theologische Universiteit, vestiging Leiden