Geloven in bezettingstijd (II)
GELOVEN IN BEZETTINGSTIJD (II)
Miskotte, die in 1938 een beroep als wijkpredikant in Amsterdam-centrum had aanvaard, werd in 1942 vrijgesteld voor de activiteiten van “Groot Zuid”. En Buskes, die in 1943 van de Gereformeerde kerken in hersteld verband overging naar de Hervormde kerk, werd evangelisatie-predikant voor de commissie “Woord en wereld” in Amsterdam-Oost, rondom de Muiderkerk. In die tijd, 1943 en ’44 ben ik, voor mijn leven, geboeid geraakt door Miskotte. Vrijwel iedere zondag dat hij op die bijzondere kansel van de Willem de Zwijgerkerk (waarop de voorganger desgewenst wat heen en weer kon wandelen) las, preekte en bad zat ik onder zijn gehoor, met honderden anderen, vaak met menige vriend of vriendin. Mijn ouders verkozen meestal de “gewone” ochtenddienst om 10 uur. Als zij de kerk uitgingen stond ook alweer een menigte te wachten om bij Miskotte te kunnen zijn. Ik heb nog enkele orden van dienst, met de teksten van liederen en schriftlezingen, die voor deze samenkomsten werden uitgedeeld. In zo’n liturgie lees ik dat teleurgestelde bezoekers die geen plek meer hadden kunnen vinden, kosteloos toegangskaarten konden krijgen voor een gereserveerde plaats in de volgende dienst!
Sermoenen voor randbewoners
De activiteiten van “Groot-Zuid” waren bestemd voor, richtten zich op buitenkerkelijken – randbewoners voor wie Miskotte zijn “sermoenen” hield. Met menigeen die van de kerk vervreemd was en die naar hem kwam luisteren, kwam hij in gesprek, maar het grootste deel van zijn gehoor hoorde er al bij. Ik mag hem citeren: “Als we, in wijsheid, wat hebben geglimlacht over die stampvolle kerk met meer dan zestig procent en meer geheide kerkelijken, over de aandacht van hen, die vrolijk de opgegeven liederen uit het hoofd meezingen, en over de vragen die vaak de redeneertrant van de typische kerkelijke middenstander verraden – laten we dan opnieuw zien dat daar toch in alle stunteligheid iets van het heilig móéten der apostelen is openbaar geworden”.1
Zoals op vele anderen hebben die diensten waarin Miskotte voorging onuitwisbare indrukken op mij gemaakt. Ook ik kon, zeker op die leeftijd, lang niet alles volgen van zijn uitleg, zijn betoog, zijn getuigenis. Maar er waren in zijn preken altijd momenten waarin je diep geraakt werd en die je bijbleven. Hij zette, in mijn herinnering, aspecten van je geloofsbeleving in een nieuw radicaal licht, hij opende vergezichten, en het gaf niet als er daarna weer een stuk van zijn preek kwam dat je boven de pet ging. Door de jaren heen werden zijn woorden (ook tijdens zijn hoogleraarschap in Leiden preekte hij nog dikwijls in de Zwijgerkerk), zijn bevlogenheid vertrouwder. Door de omstandigheden heb ik in de winter van 1943-‘44 niet alle lezingen gevolgd, die hij op woensdagavonden over de Openbaring aan Johannes gaf. Maar als ik er kon zijn en hij bezig ging met wat hij “dit werk van uitlegging” noemde, was dat boeiend, verrassend en vertroostend. Ds Tromp (vriend en latere collega bij “Groot-Zuid”) schreef er bij zijn afscheid van Amsterdam in oktober 1945 in eerder genoemd Kerkbeurten-blad over: “Wie dat in die bijbel-uren gehoord – niet gelezen, maar gehoord! – heeft weet wat ik bedoel. Wat een spanwijdte: van de “geheime” openbaring naar de niet-kerkelijke hoorder. Dit is nu werkelijk vertalen….. Dit is niet geleerd, maar charismatisch. Of, met de woorden van een intellectuele buitenstaander: ik wist niet dat zoiets bestond!”. Ik ben nog steeds dankbaar voor die keren dat ik bij deze lezingen onder zijn gehoor was. Later was het allemaal te lezen en te betrachten in Hoofdsom der historie, dat kort na de bevrijding verscheen.
Nog iets over andere voorgangers uit die jaren. Ds Tromp kenden wij uit Zandvoort, waar ons gezin vóór de oorlog een aantal jaren woonde en waar hij zondag aan zondag voorging in de oude dorpskerk. Ook hij was al vroeg geïnspireerd door Barth. In 1943 werd hij naar Amsterdam beroepen, ook ten dienste van het werk van “Groot-Zuid”. Hij ging evangelisatiediensten houden in de Weeshuiskapel in de Rivierenbuurt, ook hij “trok” veel kerkgangers en belangstellenden. Hij overleed begin 1948 na een ernstige ziekte, veel te vroeg, vond ieder die hem in zijn betrokken pastoraat ontmoet had. Miskotte heeft na Tromp’s dood een aantal van zijn meditaties en essays gebundeld in Verbond tegen het lot, met als “ten geleide” een uitvoerige levensbeschrijving. Daarin vermeldt hij ook Tromp’s bijdragen aan In de Waagschaal: “Hij, die jaar op jaar zo raadselachtig weinig op papier had gezet, voelde zich hier eindelijk thuis. Nu kwam hij los; hij heeft in dit weekblad in anderhalf jaar meer geschreven dan in de voorgaande tien jaren van zijn leven, in brochure of tijdschrift”.2
En dan was er ds Kroon! Evenals Buskes kwam hij uit het Hersteld Verband. Als mijn bron juist is was hij in Amsterdam hervormd schipperspredikant, maar ook hij kwam ’s zondags nu en dan op de kansel in de Zwijgerkerk. Hij was een bijzondere verschijning, met zijn donkere stem, zijn, in mijn herinnering, nogal woest uiterlijk, maar vooral met zijn bijzondere manier van preken, zijn gebaren, zijn plastisch taalgebruik. Ter Schegget heeft in Indachtig jeugdherinneringen aan een kerkdienst met Kroon bewaard, die ik, na zoveel jaren, weer onmiddellijk herken. Ik citeer één zin: “In een wereld vol leugen werd daar de waarheid gesproken en wij waren er – ik voelde het – samen een ogenblik “vrij” in een land bezet door fascisten”.3
Bevrijding
Zaterdag 5 mei 1945: capitulatie van de Wehrmacht. De avond tevoren werd al, zij het nog aarzelend, de vlag uitgestoken. Een paar dagen van verwarring, maar dinsdag 8 mei trokken dan toch de liberators, de Canadezen, langs de Olympiaweg door onze buurt; ook nu een lange colonne legervoertuigen, ditmaal geen zwijgende, maar juichende toeschouwers. Woensdag 9 mei: dankdienst in de Nieuwe kerk, Miskotte ging daarin voor en hield zijn befaamde preek Gods vijanden vergaan!. Het nazi-regime heeft ons onderdrukt, heeft gemoord, heeft getracht ons uit te hongeren; maar vijand van God was het eerst door de jodenhaat, de systematische uitmoording van het godsvolk. Ik kan niet nalaten uit die preek (die bijna een uur geduurd schijnt te hebben) te citeren:
“Er is een antisemitisme dat in ons allen woont, omdat wij allen van nature heidenen zijn en God verstaan en vereren als de Natuur; maar déze heidenen, die in zichzelve de genoegzame grond van hun bestaan vinden, haten de levende God, moeten niets hebben van de Heer die het verachte uitverkiest. Zij zijn in opstand tegen God, die vreemde Indringer, die eisen aan ons stelt èn ons troosten wil in ons zòndaarsbestaan en in ons stèrvenslot. Die heeft de heiden niet nodig en het liefst zou hij hem uit de weg ruimen. Doch God is niet te grijpen en daarom grijpen zij toe om het teken van zijn openbaring af te tuigen.”
Aan het begin van de dienst werd een kanselboodschap namens de gezamenlijke kerken voor-gelezen: “Wij zijn vrij!”
Nog één na-oorlogse gebeurtenis waarbij wij ons betrokken voelden: de politieke verklaring, in het najaar van 1945 gepubliceerd door zeven Amsterdamse predikanten “dat zij het partijprogramma der SDAP een bruikbaar politiek uitgangspunt achten voor het zakelijk streven naar een waarachtige samenleving.” In de brochure Wat bezielt ze? trokken zij daarvan openlijk de consequenties en gaven zij aan wat hen daartoe bewoog. “Het is onze overtuiging, dat aan kerk en volk een grote dienst zou worden bewezen indien de antithese-gedachte in de politieke strijd zou worden prijsgegeven”. Het was een oproep tot “doorbraak” van de vooroorlogse christelijke partijen naar een democratisch socialisme. Tot de zeven behoorden Buskes, Kroon, Miskotte en Tromp. Het sprak mijn ouders – tot dan traditionele CHU-stemmers – oprecht aan. En het was voor mijn vader een bijzondere voldoening dat hij van de uitgever de opdracht kreeg om voor de brochure de omslag te ontwerpen. En zo staat het vergeelde pamflet al 65 jaar in mijn boekenkast.
Jan Nuiver
Auteur was bibliothecaris en directeur van de Openbare Bibliotheek Groningen
1 K.H. Miskotte. Feest in de voorhof; sermoenen voor randbewoners. 1951. Blz. 279.
2 D. Tromp. Verbond tegen het lot. 1949. Blz. 18.
3 Dit citaat (en méér over Kroon) is ook te vinden in de biografie van E.D.J. de Jongh. Vloeken en bidden om een nieuwe aarde; de dagen van Bert ter Schegget. 2010. Blz 153,154.