Ceterum censeo ecclesiam reformatam catholicam esse

logoIdW

 

CETERUM CENSEO ECCLESIAM REFORMATAM CATHOLICAM ESSE1

Op het gevaar af dat de lezers van In de Waagschaal zullen denken: daar heb je hem weer met zijn gedram over katholiciteit wil ik graag nog een keer terugkomen op de tussen Udo Doedens en mij gevoerde briefwisseling naar aanleiding van de bundel Wij zijn ook katholiek. Om echter de discussie uit te tillen boven het niveau van gekibbel tussen een kritische recensent en een verongelijkte auteur doe ik dat – overigens op verzoek van de redactie – niet door middel van een aan Udo persoonlijk gerichte brief, maar in de vorm van een wat algemener artikel. Daartoe zet ik in bij waar we gebleven waren.

De kern van Doedens kritiek was dat de auteurs van Wij zijn ook katholiek te vanzelfsprekend waarde hechten aan historisch gegroeide tradities. Zij wekken de indruk dat ze aan bepaalde opvattingen en praktijken katholiciteit of algemene geldigheid toekennen op historische gronden. In feite gaat hun boek niet over katholiciteit of algemeenheid, maar over de algemeenheid van een bepaalde (orthodoxe) groep. Daarmee creëren zij een tegenstelling tussen ‘onze groep’, namelijk de aanhangers van de ‘klassieke theologie’, en ‘de anderen’, die dat niet doen. Maar in onze postmoderne tijd, waarin tradities voor willekeurig en onverbindend doorgaan, kun je met zo’n opvatting niet meer aankomen. Het is dan ook de verdienste van de vrijzinnigheid en de barthiaanse theologie, dat zij de toevalligheid van orthodoxe tradities onderkend hebben en de belijdenis dat de kerk katholiek is niet langer beschouwen als een algemeen verbindendverklaring van hun eigen idee van christelijk geloof. Het predicaat ‘katholiek’ mag volgens hun wijze van redeneren alleen worden toegekend aan zaken die aanspraak op algemene geldigheid hebben gemaakt.

Wat daarvan te zeggen?

Natuurlijk beseffen we dat we staan in een historisch gegroeide traditie. De kerk is niet kant en klaar uit de hemel komen vallen. Maar tegelijk belijden we dat de historisch gegroeide traditie niet zonder de leiding van de Heilige Geest is. Het protestantisme dreigt zich steeds weer uit de geschiedenis terug te trekken op het Woord, met alle risico van biblicisme en fundamentalisme en de daaruit voortvloeiende miskenning van het werk van de Geest in de geschiedenis. Van Ruler noemde dat pneumatologisch docetisme. Maar dan is de vraag natuurlijk: hoe weten we dat het de Geest is die in de geschiedenis werkt en niet een bepaalde theologische school? Wie bepaalt welke zaken aanspraak maken op algemene geldigheid? Negatief geformuleerd: hoe voorkomen we dat de waarheid niet door de gang van de geschiedenis, door bepaalde toevallige ontwikkelingen wordt verduisterd, veranderd of vergeten?

Al heel vroeg heeft de kerk daar drie instrumenten voor ontwikkeld: de canon, het credo en het ambt. Dat hebben we geleerd van de dogmenhistoricus Von Harnack en het is in onze kerk vooral Bram van de Beek die niet moe wordt het belang daarvan te onderstrepen. Zijn redenering verloopt ongeveer als volgt. De Schrift van het Nieuwe Testament is een belangrijk middel tot bewaking van de waarheid over Jezus Christus. Doordat trouwens van meet af aan, reeds door Jezus zelf, gezegd is dat de Schriften van het Oude Testament van Hem getuigen, wordt de hele bijbel verstaan en uitgelegd als Christusgetuigenis, het Oude Testament als getuigenis van de verwachting, het Nieuwe als getuigenis van de herinnering. Maar de Schrift alleen blijkt niet voldoende te zijn. Mensen blijken teksten verschillend uit te leggen. Allerlei stromingen beroepen zich op de Schrift, waarbij niet alleen de keuze van de accenten, maar ook het toegepaste interpretatiemodel nogal kan verschillen. Daarom was er van meet af aan een tweede zekeringsinstrument nodig: de regula fidei zoals die gestalte heeft gekregen in het credo van de kerk. Niet elke schriftuitleg is geoorloofd. In het credo is ons een autoritatieve regel gegeven aan de hand waarvan de Schrift dient te worden gelezen en uitgelegd. Maar ook dat is niet genoeg. Er is ook een instantie nodig die de interpretatie volgens de regula fidei bewaakt: allereerst óf die wordt toegepast en vervolgens hóe die wordt toegepast. Men kan de regula fidei namelijk ook verkeerd gebruiken (denk aan Marcion!). Daarom is het ambt nodig, zijn er mensen nodig die door de kerk zijn aangewezen om te waken over de juiste leer en de interpretatie van de Schrift: bisschoppen, theologen, concilies en synodes die, staande in de traditie van de apostelen, de gemeente bewaren bij het heil en bij haar roeping in de wereld.

Met het rechte gebruik van bovengenoemde drie instrumenten staat of valt het katholieke (of orthodoxe) karakter van de kerk. Dat betekent in mijn ogen: alleen een kerk die zich beweegt in het spoor van de orthodoxe geloofstraditie mag zich katholiek noemen. Een tussenweg is er niet. Orthodox of niks, zeg ik met de titel van het laatste boek van Willem Barnard. Daarin hoor ik hetzelfde als in de uitspraak van Karl Barth: ‘Kirche ist katholisch oder sie ist nicht Kirche’ (KD IV,1, 784). In feite is dat ook de inzet van de bundel Wij zijn ook katholiek. Wij wilden de Protestantse Kerk in Nederland herinneren aan haar katholiek (= orthodox) karakter. Vertegenwoordigen wij daarmee een bepaalde groep in de kerk, die de eigen theologie algemeen geldig verklaart? Getalsmatig misschien wel, maar gezien vanuit het belijden van de kerk zeker niet. In de inleiding op ons boek beroep ik mij met zoveel woorden op artikel I van onze kerkorde, waarin de PKN belijdt dat zij gestalte is van de ene heilige katholieke en apostolische kerk en dat zij zich in haar belijden allereerst verbonden weet met de algemene christelijke Kerk (met een hoofdletter!), maar vervolgens ook met de lutherse en de gereformeerde traditie. Kennelijk kent de PKN aan de historische ontwikkelingen in de vroege kerk en in de reformatie een normatief en dus algemeen geldend gewicht toe. Zijn die historische ontwikkelingen puur toevallig, of zit de Geest van Christus er achter? Ik geloof dat het laatste het geval is. Daarom is de PKN niet alleen protestant, maar ook en allereerst katholiek. Dat moge allemaal erg premodern en orthodox klinken, het zij zo. Met Antoine Bodar ben ik van mening dat de grote scheidslijn in de christenheid niet loopt tussen roomsen en protestanten, maar tussen orthodoxen en vrijzinnigen. Daarmee doe ik de vrijzinnigheid niet in de ban, wel ontzeg ik haar het recht zich katholiek te noemen.

Maar waarin komt dan het katholiek karakter van de kerk tot uiting? Wanneer is een kerk katholiek? De vorig jaar overleden oecumenicus Anton Houtepen heeft een aantal criteria opgesteld, aan de hand waarvan de verschillende kerken hun katholiek gehalte kunnen meten. In aansluiting op het document The Church Local and Universal (1990) van de gezaghebbende roomskatholiek-protestantse Joint Working Group sprak hij graag van een gemeenschappelijke matrix van geloof en leven, zoals die ons vanaf het begin is overgeleverd. Daarvoor zijn vier dingen bepalend: (1) Een gemeenschappelijk credo, gebouwd op het Sjema Israel, en uitgewerkt in het geloof in de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. (2) Een gemeenschappelijk sacramenteel leven, met doop en eucharistie als brandpunten van de gedachtenis van Jezus. (3) Een gemeenschappelijk ambt van episkope, belast met de prediking van het Woord van God en het opzicht over de trouw aan het evangelie en de regula fidei in leer, leven en missie der kerk. (4) En niet te vergeten: een gemeenschappelijke morele praxis, volgens de geboden van Israëls God en het liefdegebod van Jezus.

Toegepast op de PKN is de vraag, of onze kerk in haar belijden, haar liturgie en haar kerkorde aan deze criteria voldoet. Mijn antwoord is: ja, maar niet in alle opzichten. Met name ten aanzien van het derde punt, het ambt van episkope, lijdt onze kerk aan een tekort aan katholiciteit, omdat zij het bisschopsambt niet kent. Maar wat niet is kan komen: ecclesia reformata semper reformanda! Is de Protestantse Kerk in Nederland katholiek? Ja, maar zij moet steeds weer hervormd worden, wil zij onderdeel blijven van de ene heilige katholieke en apostolische kerk.

Hans Kronenburg

Auteur is emeritus predikant (PKN)

1 ‘Verder ben ik van mening dat de protestantse kerk katholiek is’, naar de Romeinse senator Cato die gedurende de Punische oorlogen elke redevoering, waar die ook over ging, beëindigde met de woorden ‘ceterum censeo Carthaginem delendam esse’: ‘En verder ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden’.