De schat van de kerk (Handelingen 16,15vv.)
DE SCHAT VAN DE KERK (Handelingen 16,15vv.)
In Europa, in de stad Philippi, ontmoeten Paulus en Lucas een vrouw, Lydia, en andere vrouwen bij een rivier waar een gebedsplaats is. De vrouw is afkomstig uit Thyatira en ze is purperverkoopster. In Philippi is de eerste gemeente in Europa gesticht en zo is het begonnen: met Lydia en wat andere vrouwen. Een schamel begin. Er ligt nog wat glans in de namen: Lydia en Thyatira. Maar daar in Philippi, bij Lydia en de vrouwen, is ook het evangelie gekomen, naar een woord van Luther de schat van de kerk en daar is Jezus, want de Heer gaat gekleed in het evangelie. En dat evangelie baant zich een weg: het hart van Lydia wordt geopend.
Soms komt de gedachte bij je op dat het in Europa nog eens zal uitlopen op wat vrouwen, ergens achteraf in een armetierig zaaltje samengekomen. Als dan daar maar de schat van de kerk aanwezig is en luisterende oren worden gevonden.
Bij een volgend bezoek aan de gebedsplaats is er een andere vrouw of meisje. Zij is een slavin; in de Naardense Bijbel is zij een slavinnetje geworden. Zij heeft een waarzeggende geest en dank zij die geest wordt er reclame en propaganda voor Paulus en zijn boodschap gemaakt. Het slavinnetje roept luid dat Paulus en zijn medewerkers dienstknechten zijn van de allerhoogste God en dat zij de weg tot behoud boodschappen. Dat klopt helemaal. Dat zijn zij en dat doen zij. En toch wordt deze propaganda door Paulus niet op prijs gesteld. Het optreden van het slavinnetje met de op zichzelf ware woorden is te ostentatief, te opzettelijk, te opdringerig en te luidruchtig. Dat past niet bij de schat van de kerk. Royaal mag men uit de schat delen, maar men mag er niet mee leuren. Wat de visboer kan doen met vis, dat kan men niet doen met God en het heil. De schat van de kerk moet bewaard en gekoesterd worden, niet te grabbel gegooid.
Paulus liquideert de waarzeggende geest in de naam van Jezus Christus. Een bevrijding vindt plaats, maar dat wordt zo niet ervaren door de eigenaars van het slavinnetje. Zij laten het er niet bij zitten en zorgen dat Paulus en Silas in de gevangenis komen. Wat doen zij daar? Zij gaan met hun zaken door. ‘Omstreeks middermacht baden Paulus en Silas en zongen Gods lof.’ Een getijdendienst in de gevangenis. Opmerkelijk dat er dan volgt dat de andere gevangenen naar hen luisterden. De kerk zal bij anderen gehoor vinden – ook in het middernachtelijk uur van de wereldgeschiedenis – wanneer zij met haar zaken doorgaat. Haar zaken zijn voor alles: het bidden tot God – en niet altijd het spreken over God – en het zingen van Gods lof, een zingen ook om de schat van de kerk, het evangelie van Jezus Christus.
Tijdens de oorlog heeft Dietrich Bonhoeffer in de gevangenis geschreven dat voor de kerk de tijd zal komen dat zij ‘slechts’ enkele dingen zal doen: het bidden tot God, ook plaatsvervangend voor de wereld wier gebeden zijn verstomd, het juiste handelen onder en voor de mensen en het wachten op Gods tijd die toch de allerbeste tijd is.
M.G.L. den Boer