Zending is noodzaak
ZENDING IS NOODZAAK
Als het gaat om het buitenlandwerk van de Protestantse Kerk, herinner ik me van de afgelopen maanden vooral drie acties. In de eerste plaats was er noodhulp voor Pakistan. Het bekende recept: een ramp, veel media-aandacht, een gironummer, een oproep tot hulp en collecte. ‘Noodzakelijk dweilen met de kraan open’ hoorde ik ooit een medewer-ker van Artsen zonder Grenzen zeggen. Het houdt nooit op, morgen is er weer een ramp, maar dat is nooit een reden om niet te helpen. Noodhulp als morele plicht, die dan ook zelden echt ter discussie staat.
De tweede actie was de langlopende campagne: Het wonder van 15 cent. Ook deze volgde een oud vertrouwd recept ‘Jaarlijks sterven meer dan 10 miljoen kinderen van de honger. Zulke cijfers zijn nauwelijks te bevatten. Maar 15 cent per dag kan honger, dorst en ziekten voorkomen’; aldus de website. Er zijn posters en folders, veel beeld, weinig tekst en heldere concrete geldbedragen. Vragende kinderogen versterken het morele appel: wie kan er nu geen 15 cent per dag missen. Welke mueslireep geeft u uw kind mee naar school? Een Evergreen bevat meer calorieën dan een arm kindje een hele dag, nee een hele week krijgt – dus vul in die machtiging!
Voor de derde actie was geen promotiemateriaal nodig. Een in Afrika wonend gemeentelid zamelt geld in voor de bouw van een kliniek. Iedereen kent haar, het doel is concreet en er ‘blijft weinig hangen’. Geen hoge salarissen, geen bureaukosten. Wat je geeft komt terecht. ‘We hebben Kerkinactie helemaal niet nodig’. En dat laatste is natuurlijk waar. Er zijn hulporganisaties genoeg, de projecten van Kerkinactie zijn heus niet beter of effectiever dan die van Hivos, Cordaid of NOVIB, toch?
Ook al heeft het er soms de schijn van, het buitenlandwerk van de kerk, ondergebracht bij Kerkinactie en Icco, is geen hulporganisatie als de anderen. De Kerk is geen NGO, geen ontwikkelingsorganisatie met een ‘target’. Dat hangt niet samen met de effectiviteit, maar met haar uitgangspunt dat zich kritisch verhoudt tot de hulpindustrie. Ontwikkelingssamenwerking die redeneert vanuit projecten, effecten en resultaten reduceert de ander tot een object van de eigen goede bedoelingen. De kerk is geroepen om dat mechanisme dat de chari-bussiness regeert, te bevragen. Allererst door simpele, fundamentele vragen: Om wie gaat het eigenlijk in al die campagnes – wie is die ander – waarom zouden we – wat heeft ons goeddoen met kerk-zijn te maken en wat is goed…? Het feit dat ook in de kerk de ander steeds meer een project dreigt te worden, het leed van de wereld een campagne, de ramp een gironummer en de kindersterfte een machtigingsformulier, is een illustratie van een tekort aan theologische doordenking van het buitenlandwerk. De plek voor die doordenking is vanouds de zending. Ieder het zijne: het Rode Kruis de dekens, NOVIB de geiten, de kerk de theologie.
Dit is geen zoveelste klacht over Kerkinactie, dat alles fout doet, of kritiek op welke hulpverlener dan ook, maar een pleidooi om binnen de kerk zending te herwaarderen als de basis van het buitenlandwerk. Dat is geen politieke opvat-ting, of een zoveelste beleidsvoorstel, maar een principieel uitgangspunt. In de kerk, de gemeente die leeft naar de Schriften is het goede doen geen morele plicht. Het ‘goede doen’ volgt uit het gezamenlijk horen naar de Schriften, zoals het kwade doen volgt uit het niet-horen. Die Schrift zullen we pas daadwerkelijk horen in de stem van de ander. Daarom is zending zo fundamenteel, omdat zij het vreemde, andere perspectief actief zoekt als leerling tussen de volkeren. Dat kan in Afrika, dat kan in Pakistan, maar evengoed om de hoek…
Dit pleidooi is vooral gericht aan de plaatselijke gemeente, diaconieën, Kerkinactie-groepen en ZWO-commissies, om de wirwar van folders, projecten, collecte-roosters even terzijde te schuiven, de kortademige projecten eens even te parkeren en de vraag weer te stellen: waartoe zijn we geroepen?
Landelijk lijkt de zending langzaam meer in beeld te komen. Er zijn hoopgevende signalen: Contextuele Bijbelstudie, uitwisselingen, uitgezonden medewerkers, theologisch onderwijs, gemeenteondersteuning, lekentraining, enz. enz.. Maar tegelijkertijd lijkt het Hendrik Kraemer Instituut, vanouds de plek voor vragen en bezinning als deze, onopge-merkt, een stille zachte dood te sterven.
Gaan we straks weer voor de kerst-ramp? Het gironummer en de TV-actie… of zoeken we contact met een klein groepje vrouwen ergens in een uithoek, een pover Bijbelschooltje, een noodlijdend theologisch instituut waar tegen alles in de schrift wordt geopend en een woord van hoop wordt gezocht, zonder dat gevraagd wordt naar het keur-merk van verantwoord goeddoen?
Ds. Werner Pieterse
Auteur is sinds 2007 Predikant in Heinkenszand, was van 2002-2006 voor Kerkinactie als docent verbonden aan het Presbyterian Theological Seminary van The Presbyetrian Church in Cameroon (PCC) te Kumba. In 2011 verschijnt een (samen met collega Annette Melzer geschreven) boekje bij Kerkinactie waar onder andere bovenstaande thematiek in wordt doordacht, naar aanleiding van een uitwisseling tussen collega’s uit Transsylvanië (Roemenië), Kameroen en Nederland.