Frederik van Eeden: een idealistische tachtiger en zijn betekenis

logo-idW-oud

 

FREDERIK VAN EEDEN: EEN IDEALISTISCHE TACHTIGER EN ZIJN BETEKENIS

 

Dit jaar is het honderdvijftig jaar geleden dat de letterkundige, arts en sociaal hervormer Frederik van Eeden (1860-1932) werd geboren. Reden stil te staan bij deze grote figuur van onze geestes- en cultuurgeschiedenis en enkele hoofdlijnen van zijn werk te karakteriseren. Tevens willen we iets zeggen over zijn blijvende betekenis.

Sprookjesland en de ziel
Zijn grootste roem dankt hij aan De kleine Johannes (1887), een romantisch-symbolisch of allegorisch sprookje vol dichterlijke en veelal aan het duinlandschap rond Haarlem ontleende natuurbeschrijvingen waarin – naar een woord van de neerlandicus M.J. Leendertse – door middel van verschillende objectiverende personificaties als bijvoorbeeld Windekind en Pluizer de ontwikkelingsstadia van kind tot man worden getekend. Het idealisme van deze roman, waarvan de bekoring mede gelegen is in de tedere en zuivere stijl, heeft bij velen weerklank gevonden en vooral jonge gevoelige mensen – waarvan omstreeks 1900 er vermoedelijk zoveel meer waren dan rond 2000 − zullen zich graag hebben overgegeven aan Van Eedens droomwereld.

Geheel anders is Johannes Viator (1892) waarvan het thema gevormd wordt door de relatie der geslachten en de strijd tussen geestelijk en lichamelijk verlangen, tussen het hogere en lagere, verwoord in een zware en ernstige stijl, vol bloemrijke beelden, die van de moderne lezer veel concentratie en geduld vraagt. Maar wie zich de nodige moeite wil getroosten zal in dit boek van ethische levenswijsheid (Miskotte) naast retoriek en een zekere gekunsteldheid veel goeds en moois vinden, en waardevol blijft Van Eedens in dit en ander werk verwoorde overtuiging dat de essentie van het leven in de ziel ligt. Van Eedens persoon en werk zijn vervuld van een ontembaar Verlangen naar het Land van de Ziel en wie daar wonen, aldus een fraaie karakteristiek van Adriaan Roland Holst die eveneens wist van het verlangen van de ziel naar Elysium.

Nauw verbonden met Van Eedens levensbeschouwing is zijn idee dat de hoofdzaak en het wezen van alle kunst geestelijk is, maar dat zij, naar haar hoge roeping en lust, zich bedient van de materiële en zichtbare dingen. Van al van Van Eedens werk kan overigens gezegd worden dat het hier niet gaat om kunst om de kunst − in die zin was hij de minst Tachtiger van de Tachtigers met hun leuze l’art pour l’art – maar om geestelijke waarheid. Deze voorrang van geestelijke waarheid boven esthetiek behoeft echter niet in mindering te komen op de esthetische ontroering. Juist bij grote kunstenaars, tot wie Van Eeden naar onze mening behoort, vormen geestelijke waarheden en esthetiek een innig verband. Een overtuiging die Van Eeden zelf ook was toegedaan.

Van de Koele Meren des Doods en Schijn en Wezen
Een hoogtepunt in Van Eedens werk – en we voegen er direct aan toe ook een hoogtepunt van de Europese litera-tuur, van gelijke rang als bijvoorbeeld Flauberts Madame Bovary of Tolstoj’s Anna Karenina – is de roman Van de koele meren des doods (1900). Deze roman, geschreven in een statige, voorname en majestueuze stijl waaraan de ontvankelijke lezer zich graag overgeeft, over de geschiedenis van een vrouw die zocht de koele meren des doods waar verlossing is, en hoe zij die vond treft door een inzicht in de ziel en haar verschijnselen die we alleen bij grote schrijvers vinden. In zijn essay (1961) over de Koele Meren zegt psychiater H.C. Rümke (1893-1967) hierover veel moois, onder meer dat de grote schrijvers vermogen door te dringen in gebieden van de ziel die voor de psychiatrie gesloten blijven. Treffend is ook de karakteristiek van Jan Romein van deze roman als een zowel in literair als in psychologisch en psychiatrisch opzicht knappe analyse van het gemoedsleven van een vrouw die ziek was aan de tijd. Eveneens van grote waardering getuigend is de typering van Albert Verwey van Van Eeden als de Meester van de Koele Meren. Ten slotte willen wij eraan toevoegen dat deze roman een ontroerende verbeelding is van de weg die van lijden naar heerlijkheid voert.

Van grote allure blijft eveneens het filosofisch-religieus dichtwerk Het Lied van Schijn en Wezen (1892-1922) dat door Van Tricht in zijn inleiding hiertoe wordt omschreven als een zich telkens vervormde subjectieve belijdenis, die zijn waarde ontleent aan de religieuse intuïtie, de wijd uitziende intelligentie en het dichterschap van Van Eeden. Evenals in de Koele Meren treft ook hier de statige en voorname taal. Lezing van dit werk vraagt eveneens uiterste concentratie, maar wie zich hiertoe weet te zetten zal naar hart en ziel worden verrijkt en vertoeven in betere en geestelijke sferen.

Psychiater
Van Eeden heeft zich niet beperkt tot de schone letteren, die bij hem overigens altijd dienstbaar waren aan hun roe-ping tot het verhevene en geestelijke, maar heeft zich op velerlei terreinen bewogen. Twee hiervan zijn de psychiatrie en sociale hervorming. Over beide willen we kort iets zeggen.

Naar de mening van Rümke, zelf een vooraanstaand psychiater, was Van Eeden als psychiater zijn tijd ver vooruit. Al vóór Freud had hij de betekenis van het onbewuste zielenleven beseft en zich verdiept in verschijnselen als hypnose en hallucinaties. En sprekende over de Koele Meren roemt Rümke Van Eedens inzichten in de fenomenen van tijd en ruimte, van toestanden op de grens van ziek en gezond, zijn psychiatrische kennis van de neuroses die kunnen ont-staan wanneer (wij volgen Rümkes formulering) de psychische verlangens en de sexuele driften niet met elkaar in het geheel van de persoonlijkheid worden geïntegreerd.

Dit fenomeen van wat Freud later verdringing zou noemen en dat we ook vinden in Johannes Viator, beschreef Van Eeden nog vóór Freuds eerste psychoanalytische publicaties. Van belang is ook Van Eedens bijdrage tot de socio-genese − het ontstaan van verschijnselen uit sociale toestanden of processen − waarmee hij zijn tijdgenoten even-eens tientallen jaren vooruit was. Kortom: als psychiater was Van Eeden een man van internationale allure.

Sociaal hervormer
Tot slot een enkel woord over Van Eeden als sociaal hervormer. Van Eeden was er diep van overtuigd dat de kapita-listische maatschappij van zijn dagen – en wie dat wil mag een parallel trekken met die van onze tijd – ziek en gede-genereerd was en hij zag hoe in het lichaam der maatschappij dingen wonderbaar overeenkomen met wat ik als ziekte en mismaaktheid in het organisch leven heb leeren kennen. Genezing en hervorming van deze zieke en gedege-nereerde maatschappij was dringend nodig en met zijn kolonie Walden (1899-1907), een productievereniging waarvan de leden met en voor elkaar werkten en verheffing van individu en gemeenschap het ideaal was, heeft hij een maatschappelijke tegenbeweging op gang willen brengen die aan het begin zou staan van een nieuwe en rechtvaar-dige samenleving. Van Eedens machtige sociale bewogenheid (de karakterisering is van Rümke) kwam ook tot uiting in zijn grote daadwerkelijke betrokkenheid bij de slachtoffers van de spoorwegstaking (1903) voor wie hij eigen geld en goed heeft ingezet. Aan zijn sociale bewogenheid heeft Van Eeden literair vorm gegeven in het tweede en derde deel van De Kleine Johannes (1904-1905).

Tegenstem en betekenis
Van Eedens stem is een nog steeds actuele tegenstem tegen een decadente en zieke maatschappij. Van Eeden − en in dit verband moge verwezen worden naar de dichtregel Het leed der menschheid laat mij vaak niet slapen van zijn socialistische tijdgenote Henriëtte Roland Holst − behoort tot de mensen die lijden onder de werkelijkheid en harts-tochtelijk verlangen naar een wereld van schoonheid, waarheid en gerechtigheid. Deze mensen behoren tot de besten van het menselijk geslacht en ook voor Van Eeden moge gelden het woord van Allard Pierson: Gezegend zijn de groote ontevredenen. Van Eedens mooi en verheven proza en zijn verzen van zuiver woordkristal (Leendertse) maken hem tot een figuur van blijvende en uitzonderlijke betekenis voor onze letterkunde. Blijvend is ook zijn betekenis als psychiater die naar Freuds woorden zoveel verborgen geheimenissen van het zielenleven heeft voorvoeld en daaraan met groot literair talent vorm heeft gegeven. Van waarde blijven evenzeer zijn sociale ideeën die ons, al is het maar op kleine schaal, de weg naar een betere samenleving wijzen.

O.W. Dubois