De tragiek van de ‘Wende’
DE TRAGIEK VAN DE ‘WENDE’
F. O. van Gennep schreef 13 november 1989 in IdW (Nieuwe Jaargang 18 nr.16), dus vlak na de val van de Muur op 9 november, het volgende: ‘Er valt ook te hopen, dat zoveel geloof dat in het communisme en socialisme was geïnvesteerd, niet in scepsis en desillusie verloren zal gaan en dat wij het na het falen van het leninistisch communisme “in trial and error” toch zullen wagen “een socialisme met een menselijk gezicht” crediet te geven. Het is dat socialisme, waarin zo vele Oost-Duitsers als Anna Sehgers, Bertolt Brecht, Stefan Heym, Christa Wolf, Wolf Biermann, Robert Havemann, Rudolf Bahro of Ernst Bloch hebben geloofd.’
De verbazingwekkende gebeurtenissen in het najaar van ’89, dit ‘keerpunt in de wereldgeschiedenis’, deden de waarlijk niet extreem linkse Van Gennep hopen op een hernieuwd en democratisch socialisme in Oost-Europa, dat ook voor de westelijke wereld een uitdaging zou kunnen zijn. Daar zat ook nog een andere kant aan: de vrees van Van Gennep was ‘dat de machten van het opportunisme, van de rancune, van de frustratie de grond bouwrijp zullen maken voor een nieuw nationaal socialisme. Dan begint alles van voren af aan. Wij allen moeten er niet aan denken, dat de door ons zo gevreesde vereniging van Oost- en West-Duitsland juist op de noemer van dat nooit geheel gedoofde nationalisme zou plaats vinden. Daarom is het van groot belang, dat er een nieuwe socialistische partij zal zijn, die een waardig tegenwicht kan vormen tegen die altijd bestaande dreiging.’ En even verder: ‘Het socialisme als “theorie”, dwz als een te corrigeren plan voor een rechtvaardig en vrij samenleven… heeft zijn beloften weliswaar nog niet ingelost, maar ook niet als onvervulbaar bewezen. Zij blijven ons richting geven.’ (IdW, nr.18, 23 dec.’89)1
De hoop, die Van Gennep uitsprak, was ook mij uit het hart gegrepen, maar al spoedig bleek (Ted van Gennep maakte dat niet meer me, hij overleed begin januari 1990) dat het een ijdele hoop was en al 9 februari ’90 moest ik – wat op de formele feiten vooruitlopend – schrijven: ‘De D.D.R. is niet meer’ (IdW, 24-2-’90) ‘De verscholen, maar toch overal levende hoop op een democratisch en menselijk socialisme lijkt in de D.D.R. vervlogen vóór ze de kans kreeg zich te verwerkelijken’. (ibidem)
Maar hoe lagen deze dingen onder de bevolking van de DDR zelf in de zomer en het vroege najaar van 1989? Dat is uiteraard belangrijker dan de hoop en het verlangen van een paar linkse Nederlandse theologen. Wat dreef en bezielde het aanzwellende aantal demonstranten in de straten van de DDR-steden, die vanuit de kerkelijke gebedsbijeenkomsten begonnen? Hebe Kohlbrugge schreef in het nummer van 9 december ’89 een zeer belangwekkend artikel met de titel ‘Iets over de DDR gisteren en vandaag’. Daarin citeert zij rijkelijk uit gesprekken en documenten van vooral kerkelijke functionarissen. Gedurende lange tijd was het leven in de DDR grauw en heerste er, ook in de kerken, politieke apathie, maar de latente onvrede begon in gearticuleerde vorm naar buiten te komen vanaf het eerste ‘Oecumenische Congres’ in Dresden, februari 1988. Zo schrijft iemand: ‘Mij werden… de ogen geopend voor de fouten en tekortkomingen in mijn en ons aller bestaan, die ik allang verdrongen en verinnerlijkt had. Het werd mij duidelijk dat de muur niet alleen maar een harde en een nu eenmaal op de koop toe te nemen inperking van onze reisvrijheid was, maar dat de muur ook ons zelfverstaan, ons levensgevoel en ons maarschappelijk gedrag veel dieper had beïnvloed en gedeformeerd dan ik mijzelf tot dan toe had voorgehouden…’
De muur is ook een interne muur die als een strenge scheiding tussen het publieke en het private leven door allen heengaat. ‘Dit afgedwongen dubbelleven maakt ons en de samenleving ziek’. Het ging bij die onvrede en dat misnoegen, die aarzelend stem kregen in de protesten ‘niet om westelijke luxe, maar om “ademnood”, die je krijgt van dat dubbele leven, van de leugen die op school, in de krant, in de media wordt gehanteerd en waar je midden in staat’.
Als de bisschop van Madeburg, Demke, eind augustus ’89 terugkeert van zijn vakantie in Bulgarije en de exodus van DDR-burgers via Hongarije volop gaande is, leest hij in de kranten daarover niets dan beschuldigingen aan het adres van het Westen ‘verpakt in fraaie zelfbevestiging’, terwijl het gonst in trams en winkels van de bezorgde vraag: ‘Waar gaat het heen?’ Het officiële beeld van ‘succes en harmonie’ is in flagrante tegenspraak met ‘de opwinding en de paniek’ onder de mensen. De bisschop schrijft een open brief aan zijn gemeente, waarin o.a. staat: ‘Ik wens – en bid daarom – dat wij ieder afzonderlijk en gemeenschappelijk de vrijheid hebben het goede en het kwade, het geslaagde en het verdorvene, ter sprake te brengen. Wij hebben het moedige en open gesprek over de werkelijkheid nodig’. En even verder: ‘Wat dient te blijven –niettegenstaande de bedroevende economische zwakte van de socialistische landen – is, zo denk ik, de socialistische grondstelling om lasten en vruchten van de arbeid met elkaar te delen’.
Geen woord over de afschaffing van het socialistische stelsel. Eerder is de boosheid in de protesten een boosheid over het verraad van het socialisme door de leiders. ‘Schämt euch, schämt euch’, klinkt het als uit één mond bij het gebouw van de Stasi in Leipzig. Niet eens: ‘Weg met de Stasi!’ En: ‘Wir sind das Volk’, als de belangrijkste leuze in de volgehouden vreedzame demonstraties. Het moet gaan om de mensen en de menselijkheid in het socialisme.
Maar ‘de kater kwam al snel’. Klaas van Oosterzee schrijft dat in een sympathieke terugblik op de DDR in IdW van 3 november ’90 als de eenwording van Duitsland en de opheffing van de DDR hun beslag hebben gekregen. ‘In december ’89 liepen we in (toen nog) Karl Marx Stadt, nu weer Chemnitz, in een van de laatste grote demonstraties mee. Onze gastvrouw verontschuldigde zich dat ze niet meer wist waar het nu voor of tegen was, alle leuzen van de laatste maand waren verdwenen. Alleen “Deutschland einig Vaterland” was overgebleven. Vrienden die tien jaar of langer hun nek hadden uitgestoken en soms pijnlijke ontmoetingen met de Stasi hadden doorgemaakt, raakten nu depressief. In de termen van Barth gesproken: ze zagen hoe de Westleeuw zijn klauwen begerig uitstrekte en het volk was er door gebiologeerd.’ (Van Oosterzee zinspeelt hier op de beroemde ‘Brief aan een dominee in de DDR’ van Karl Barth uit 1958, waar hij niet alleen oog heeft voor de ‘Ost-Löwe’, maar ook waarschuwt voor de ‘West-Löwe’, die briesend rondgaat, zoekende wie hij zal verslinden, 1 Petrus 5:8,9.)
Opgeslokt, verslonden werd de DDR in het ene Duitsland. Zonder dat er van het socialisme iets meer dan een herinnering overbleef. Het was ongetwijfeld de wens van de meerderheid van de bevolking, maar de protagonisten van de radicale vernieuwing van de DDR kwamen bedrogen uit. Oprechte en respectabele communisten die in de DDR zeker niet zeldzaam waren, veel mensen uit de kerken ook en solidaire sympathisanten in het Westen. Met het oog op hen kunnen we spreken van de tragiek van de ‘Wende’. De dingen die zij zelf in gang hadden gezet liepen anders dan zij beoogd hadden en keerden zich tegen hen. Dat moet tragiek heten.
De vreugde van de Oost- en de West-Duitsers bij de val van de Muur op 9 november ’89 heb ik graag tot de mijne gemaakt. Het was voor mij vooral de bezegeling van het einde van de Koude Oorlog, die Europa en de wereld verscheurde en gedurende ruim veertig jaar in de ban van de angst hield. Ook de teloorgang van het vigerende communisme in Oost-Europa heb ik geen moment betreurd. Het verdiende niet anders. De mens werd er gekortwiekt om van erger maar niet te spreken. Een kritisch tegenwicht tegenover de Partij ontbrak en corruptie en machtsmisbruik hadden vrij spel. Toch waren er objectieve voorwaarden gecreëerd om tot een menselijk en menswaardig leven en samenleven te komen. In beginsel en ook wel in feite had ieder recht op arbeid, huisvesting, onderwijs, geneeskundige zorg, goedkoop openbaar vervoer en toegang tot cultuur en recreatie, onafhankelijk van iemands maatschappelijke status of verdienste. Zeker, in de praktijk viel er veel op af te dingen en was dit alles voor aanzienlijke verbetering vatbaar, maar het was er en het mag niet vergeten worden.
Ik heb het betreurd en meer nog: het valt te betreuren dat een vernieuwd socialisme geen enkele kans heeft gekregen na de val van de Muur. Nu is vrijwel de hele wereld overgeleverd aan de ongebroken macht, ja, de almacht van de Markt, die het leven en samenleven beheerst met alle ellendige en uitzichtloze gevolgen van dien. Deze macht te breken is het eerste en fundamentele van een radicaal socialisme. Daar is geen enkel uitzicht op. De laatste kans werd verspeeld eind ’89 en begin ’90. Twintig jaar later is de commercialisering van de samenleving overal prominent aanwezig, ook in de non profit sector, in de (geneeskundige) zorg, in het onderwijs, in kunst, wetenschap en de media. Alleen al de gevolgen voor de arbeidsvreugde en het arbeidsethos zijn ernstig. De leer van Darwin met ‘the struggle for life’ en de ‘survival of the fittest’ geldt niet alleen de natuur, maar vooral de maatschappij. Vrede is daar ver te zoeken en een ‘economie van het genoeg’ (Goudzwaard en De Lange) krijgt in dit systeem politiek geen voet aan de grond. Dat is de werkelijkheid van onze samenleving, maar laten we niet zeggen (en ernaar leven) dat het nooit en nergens anders zal kunnen of had gekund.
Rens Kopmels