De theologie van de Nieuwe Bijbelvertaling

logo-idW-oud

 

DE THEOLOGIE VAN DE NIEUWE BIJBELVERTALING

Vragen

Een vraag die onmiddellijk bij de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) opkomt, is door welke theologie zij is gestempeld. Volgens de voorzitter van de begeleidingscommissie, dr. S. J. Noorda, ‘ging “theologie” de vertaalkeuze niet vooruit.’ (1) Dat is voor de vertaling van een bijbel een onhoudbare stelling, zoals zelfs door gematigde voorstanders van de NBV wordt erkend. ‘Het is echter (ondanks een poging het te vermijden) onmogelijk en ook ongewenst om bijbelvertalingen los te zien van de theologie’, schreef prof. Spronk. De vertaler is ‘theoloog tegen wil en dank.’ (2)

De moderne vertaalwetenschap kent verschillende vertaalmethoden. De keuze voor een bepaalde vertaalmethode wordt, naar algemeen inzicht, bepaald door het te vertalen werk. Voor de vertaling van een gedicht gebruik je andere regels dan voor de vertaling van een gebruiksaanwijzing. Welke methode zal men dan kiezen voor de bijbelvertaling? Dat hangt dus af van de visie die men heeft op de bijbel. Hier valt onmiskenbaar een theologische beslissing. De NBV is naar Amerikaans voorbeeld uitgegaan van de theorie die bekend staat als ‘Dynamic Equivalence.’ Een consequentie van Dynamic Equivalence is dat ‘vormelementen’ van een tekst, waaronder interne verbanden, gemakkelijk verloren gaan. Deze theorie, afkomstig uit de jaren ’60, is inmiddels enigszins bijgesteld. De NBV wordt duidelijker afgestemd op het veronderstelde lezerspubliek. (3) Een onvermijdelijke consequentie daarvan is dat steeds meer typische kenmerken van de brontekst worden opgeofferd aan ‘leesbaarheid’ voor het veronderstelde lezerspubliek.

Verbanden

Een van de typische kenmerken van het ‘Nieuwe Testament’ is dat het voortdurend verbanden legt met het ‘Oude Testament.’ Wanneer die in een vertaling onnodig worden verbroken is dat een theologische beslissing zonder weerga. Helaas gebeurt dat in de NBV aan de lopende band. Voorbeelden uit Paulus’ brief aan de Galaten en de eerste brief van Petrus, gemakkelijk aan te vullen met andere bijbelboeken, vindt men hieronder. (4)

Zijn dit toevalligheden of ligt hieraan een regel ten grondslag? Regels waren er. Ze zijn afgedrukt in een Handboek. Meerdere vertalers beroepen zich erop. (5) Wim Weren schrijft: ‘Bij deze vergelijking (met andere moderne vertalingen) ga ik uit van concrete voorbeelden. Dat kan ook niet anders omdat lang niet van iedere vertaling Handboeken beschikbaar zijn waarin de gekozen taalopvatting en de daaruit afgeleide principes helder en klaar beschreven zijn, zoals in het Handboek voor De Nieuwe Bijbelvertaling.’ (6) De kritische lezer heeft echter met de NBV precies hetzelfde probleem. Want het NBG geeft dit Handboek niet vrij. De suggestie van Mirjam Vermeij, die namens het NBG verklaart dat er voldoende openheid is gegeven in talloze brochures en artikelen, (7) is praktisch onuitvoerbaar. Stel je wilt een bepaald punt onderzoeken. Moet je dan een lange lijst publicaties doorbladeren, met de kans dat het nergens staat? Er zijn duidelijk allerlei theologische vooronderstellingen van de NBV, maar wie dat wil onderzoeken blijft zitten met een forse handicap. Waarom wordt de laatste druk van dit Handboek niet integraal toegankelijk maakt, al was het maar op Internet?

Historisering en moralisering

Zonder dat daarover verantwoording is afgelegd worden de bijbelse verhalen gelezen als historische verslagen. Dat blijkt al direct in Gen. 1:2, waar op eigen gezag ‘nog’ is toegevoegd (‘de aarde was nog woest en doods’), alsof wij inmiddels het stadium van de chaos achter de rug hebben… Typerend is in dit verband dat het bijbelse idioom dat spreekt over ‘dagen’ in de NBV totaal verdwijnt. ‘Dagen’ vervallen helemaal of worden weergegeven met ‘jaren’, ‘dat moment’ of ‘tijd.’ (8) Dan denk je in de eerste plaats aan een tijdsbepaling, een datum op de kalender. Een ‘dag’ wordt in de bijbel echter niet bepaald door zijn datum, maar door een concrete gebeurtenis. Dat heeft vergaande theologische consequenties, met name voor de leer van de schepping, de eschatologie en de liturgie.

Terwijl in de bijbel een gebod een weg is die mensen in een bepaalde situatie wordt aangereikt, worden geboden in de NBV gelezen als formele voorschriften. De HEER verschijnt in de NBV als zedenmeester en politieagent. Voorbeelden vindt men bijna op iedere bladzijde. Zo lezen wij bijvoorbeeld in het ‘Vierde gebod’ over de Sabbath: ‘dan mag u niet werken.’ In dit gebod gaat het echter niet over wat je ‘mag’ en wat je ‘niet mag’, maar krijg je een vrije dag. Dan ben je vrij om lief te hebben en te doen wat je wilt. (9) Een voorbeeld uit het ‘Nieuwe Testament.’ In 1Pet. 4:18 (citaat van Spr. 11:31 in de Septuaginta) lezen wij in de NBV: ‘Als zij die rechtvaardig leven al ternauwernood gered kunnen worden, hoe moet het dan gaan met hen die zondigen doordat ze God niet gehoorzamen?’ Dat verraadt bijna woord voor woord een onbijbelse theologie, waarbij niet de bevrijdende daad van God, maar ons handelen beslissend is. De Willibrordvertaling (1995) is hier beter: ‘En als de rechtvaardige ternauwernood gered wordt, waar blijven dan de goddeloze en de zondaar?’

Pelagianisme

Het menselijk handelen is (mede)beslissend voor onze verhouding tot God. Dat was de opvatting van Pelagius (±360-±435). Augustinus heeft het in meerdere geschriften bestreden. Hij beriep zich daarvoor niet alleen op Paulus, maar ook op de kerkvader Cyprianus (±200-258). De Reformatie beschuldigde, niet zonder reden, rooms-katholieke theologie opnieuw van Pelagianisme. Een theologische beoordeling van de NBV kan tot geen andere conclusie komen dat deze vertaling, vermoedelijk onbewust, een populair Pelagiaanse dogmatiek veronderstelt.

Wij zien dat bijvoorbeeld aan de manier waarop de NBV het Griekse zelfstandige naamwoord pistis (geloof, vertrouwen, fiducie) vertaalt. Af en toe gebruikt men het werkwoord ‘geloven,’ waarbij mensen het onderwerp zijn. (10) Of men voegt een bezittelijk voornaamwoord toe, met hetzelfde effect. (11) Maar dat is precies wat het ‘Nieuwe Testament’ en in het bijzonder Paulus niet bedoelt. Het ‘geloof’ is niet ons eigen bezit, geen overtuiging die wij al dan niet hebben, geen menselijke prestatie. Ons geloof in God kan, bijbels gesproken, niets anders zijn dan de weerglans van Gods geloof in ons. ‘Zowel het begin van geloof als het daarin volharden tot het einde, is volgens de Schriften een geschenk van God.’ (2)

In de discussie met Pelagius speelt de interpretatie van de derde bede van het ‘Onze Vader’ een rol: ‘Uw wil geschiede, zoals in de hemel, zo ook op aarde’ (Matt. 6:10). In de hemel geschiedt Gods wil onbelemmerd. Zie bijvoorbeeld het slot van Psalm 103, waar engelen het welbehagen (Grieks hetzelfde woord als ‘wil’ in het ‘Onze Vader’) doen van JHWH. Maar wie zal Gods wil doen op de aarde? Augustinus legt er dan alle nadruk op dat wij dat in ieder geval niet zijn. Gods wil geschiedt omdat het Zijn zaak is, niet de onze. Exegetisch is dat helemaal correct. Grieks genèthèto is het woord waarmee de Septuaginta in Genesis 1:3 en 6 ons ‘er zij’ vertaalt. Het is een gebiedende wijs, geen onzekere zaak. Zo ook in het ‘Onze Vader.’ Gods wil geschiedt, ook al zien wij dat (nog) niet. Wat is dan ons aandeel daarin? Augustinus is daarover duidelijk: ‘Gods wil zal geschieden in ons, hoewel ze niet geschiedt door ons.’ (13) Hij volgt daarin Cyprianus, (14) die hetzelfde betoogt en Mt. 6:10 exegetisch terecht verbindt met Mt 26:39. Het verband is helaas onzichtbaar geworden in de NBV.

Hoe vertaalt de NBV nu Matt 6:10? ‘Laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel.’ Dat ruïneert niet alleen de structuur van het hele gebed, (15) maar wie zal bij ‘gedaan worden’ in plaats van ‘geschieden’ aan iets anders denken dan dat wij dat doen? Gebruik van de concordantie en enige kennis van de geschiedenis van de exegese had de NBV voor deze theologische uitglijder kunnen bewaren.

Rochus Zuurmond

________

 1 Sijbold Noorda, ‘De drang naar het nieuwe en de hang naar het oude,’ Met Andere Woorden 23 (Maart 2004), 43.
 2 Klaas Spronk, “Theologische en liturgische aspecten van bijbelvertalen,” in De Bijbel vertaald, ed. Klaas Spronk e.a. (Zoetermeer: Meinema, 2007), 120-140.
 3 Zie o.a. het artikel van Lourens de Vries ‘Het eigene van de Nieuwe Bijbelvertaling’ in het in noot 2 genoemd boek op pag. 11-29, en het artikel van Dirk Verbeeck ‘Hoe beoordeel je in ’s hemelsnaam een bijbelvertaling’ in A & W, Ambacht en Wetenschap, ed. R. Buitenwerf e.a. (Heerenveen: Uitgeverij NBG, 2006), 55-69.
 4 Galaten 1:15/Jes. 49:1, 3:8/Gen. 12:3, 3:10/Deut. 27:26, 3:12/Lev. 18:5, 3:13/Deut. 21:23, 3:16/Gen. 13:15, 4:30/Gen. 21:10, 5:12/Deut. 23:2. 1Petrus 1:24/Jes. 40:6, 2:9/Ex. 19:6, 2:12/Jes. 10:3, 2:22/Jes. 53:9, 3:6/Gen. 18:12, 3:12/Ps. 34:16 en 17, 3:14/Jes. 8:12, 4:18/Spr. 11:31, 5:5/Spr. 3:34.
 5 Beroep op een niet gepubliceerd werk is wetenschappelijk ontoelaatbaar, maar de auteurs hebben vermoedelijk niet geweten dat het NBG dit ‘Handboek’ zou achterhouden.
 6 ‘De Nieuwe Bijbelvertaling: anders dan andere recente Nederlandse vertalingen,’ in De Bijbel vertaald, (zie noot 2), 141.
 7 Woord en Dienst 58/13 (19 juni 2009), 6.
 8 Een kleine selectie uit de eerste boeken van het ‘Oude Testament.’ ‘Dagen’ zijn totaal verdwenen in Gen. 47:9, Ex. 2:11, Joz. :13:1, 23:2. Vervangen door ‘jaren’: Ex. 2:23, Joz. 23:1. Vervangen door ‘dat moment’: Deut. 17:9. Vervangen door ‘tijd’ in Gen. 6:4, Richt. 18:1. Etc. etc.
 9 Naar Augustinus’ ‘Dilige et quod vis fac.’ Enkele malen In Epistolam Ioannis ad Parthos Tractatus VI.
10 Bijv. Matt. 21:21, Marcus 4:40, Rom. 3:28, Gal. 3:2, 7.
11 Bijv. in de bekende tekst Rom. 5:1 en alle keren in Hebr. 11.
12 Augustinus, De dono perseverantiae, Cap. 54: ‘Initium fidei, et in ea usque in finem perseverantiam secundum Scripturas, unde iam multa diximus, dona Dei esse defendimus.’ Zie ook zijn De Praedestinatione Sanctorum, samenvattend in Cap. 43.
13 Serm. VI,7: ‘Fiet enim uoluntas dei in te, etsi non fit a te.’
14 Cyprianus, De Dominica Oratione 14-17. Men verbaast er zich voortdurend over hoe ‘reformatorisch’ deze kerkvader klinkt.
15 Zie hierover nu Yvonne van den Akker-Savelsbergh, ‘Het Onze vader in de NBV’ in De bijbel vertaald (hierboven, noot 2) 388-404.