Een kaars voor Karst T.

logo-idW-oud

 

EEN KAARS VOOR KARST T.

Op 8 mei begin ik mijn wekelijkse radiocolumn met een citaat van de vader van Karst T.: ‘Ik herken in deze daad niets van het jong dat het ooit was.’ In het verslag van de begrafenis lees ik dat er op zijn graf in Zevenaar geen naam is en geen kransen liggen uit angst voor represailles. Ik stel vragen bij de wijze waarop de daad van Karst geduid wordt. Vrijwel iedereen heeft het over een aanslag op de koninklijke familie. Was het dat, of was het wellicht een zelfdoding voor het oog van de koninklijke familie en het Nederlandse volk? Ik eindigde mijn column met de vraag: ‘Een publieke daad van onmacht of ontreddering?’

’s Avonds kijk ik naar de Nationale herdenkingsplechtigheid in Apeldoorn. De commentatrice van de NOS heeft het over Jacobine Geel die optreedt als hervormd predikante. Witteman spreekt ’s avonds over een dienst. Ik kijk naar de plechtigheid en het valt me op dat er geen zevende kaars is. Dat roept vragen op. Vandaar dat ik zaterdagmorgen vroeg enkele zinnen aan mijn column heb toegevoegd: ‘Waarom stond er afgelopen vrijdagavond in Apeldoorn bij de Nationale Herdenking geen zevende kaars voor Karst T.? Ook na zijn dood bleef hij buitengesloten. Kan de kring zich alleen saamhorig sluiten door de dader buiten te sluiten?’

De vraag bleef me bezig houden. Ik schreef in Trouw (11 mei) daarover: als dit een herdenkingsdienst was, was het onmogelijk om de dader dood te zwijgen en aan zijn dood en aan de rouw van zijn familie geen plek te geven in de liturgie.

Kan wat in een kerk gebeurt ook in zo’n nationale herdenking? Nee, zeggen velen. Ik denk het wel. Koningin Beatrix is koningin van alle Nederlanders, ook van Karst T. en zijn familie. Dat betekent voor mij koningin zijn bij de gratie Gods. Nu had de Nationale Herdenking iets van een collectieve rouw om het leed van de slachtoffers en een collectieve buitensluiting van de dader, en daarmee van zijn vader en moeder, zijn zussen en broer. De compassie van de gemeente van Christus overstijgt het schema van goed-fout, dader-slachtoffer. Dat is mooi en lastig. Dat is ergerniswekkend. Niemand die zich verdiept in de weg van Jezus van Nazareth zal beweren dat die weg voor de hand liggend is. Welke herder laat 99 schapen achter om het ene verloren schaap te zoeken? Belachelijk toch? Met die zin eindig ik mijn stuk, en dit heeft veel reacties opgeroepen.

Ephimenco (Trouw, 12 mei) verweet me dat ik de dader een status wilde geven gelijk aan die van de slachtoffers. De zin dat de pastor met de nabestaanden van de slachtoffers had moeten praten om de zevende kaars uit te leggen, zag hij als dwang, als het opleggen van een kerkelijk dogma. Het daderschap mag op geen enkele wijze gebagatelliseerd worden. Karst T. werd gedreven door minachting voor het leven, door een onmetelijk egoïsme. Die houding moet door de samenleving bestreden worden. Ook kerkelijke instanties horen een zorgvuldige grens te stellen waarmee slachtoffers van hun dader worden onderscheiden. Elma Drayer deed er een behoorlijke schep bovenop door te spreken van modieus glibberdenken (Trouw, 14 mei). Een aantal zaken vallen me op.

Aandacht vragen voor de dader en de motieven van zijn daad wordt vrijwel ogenblikkelijk gezien als verontschuldiging van de dader en schoffering van de slachtoffers. Aandacht vragen voor de dader en zijn familie binnen het kader van een Nationale Herdenking wordt als gelijkstelling van dader en slachtoffers ervaren. Iemand schreef me ook:’Je mag van de slachtoffers bij deze herdenking op dit uur niet vragen dat zij mee bewogen zijn om zijn dood.’ Ten tweede wordt meedogen met de dader gezien als het gif waaraan onze Nederlandse samenleving kapot gaat. Elma Drayer zei het zo: ‘Maar van de nabestaanden verwachten dat ze de gedachtenis eren van een heerschap dat zojuist hun geliefde, hun vader, hun moeder, hun kind naar gene zijde heeft geholpen? Dat is niet pastoraal. Dat is postmodern geleuter in een christelijk jasje.’ Zij ervaart het aansteken van een kaars voor de dader als het eren van zijn gedachtenis. Dat vraagt om uitleg van de kaars. In de kerk streken we kaarsen aan aan de Paaskaars, als het licht van Christus. Straalt het Licht van Christus niet voor de dader? Het is in mijn ogen onmogelijk dit te ontkennen. Wat is de betekenis van een kaars in een zgn. neutrale plechtigheid?

In een radiogesprek met Elma Draijer noemt zij mijn vraag om de zevende kaars een teken van een wijdverbreid denken binnen het christendom van de afgelopen 25 jaren waarin gezegd wordt dat er niet zoiets is als goed of fout. We mogen niet veroordelen. Binnen dat denken plaatste zij mijn betoog. Ik behoor in haar ogen tot die moderne christenen die het kwaad bagatelliseren. Op zo’n moment begrip vragen van slachtoffers voor de dader in de vorm van een zevende kaars, noemt zij pervers. In datzelfde gesprek zegt Jacobine Geel, als reactie op mijn opmerking dat ik het jammer vond dat niets van de sfeer van de Grote Kerk in Apeldoorn is binnengebracht in de Nationale Herdenking, dat er uitdrukkelijk gekozen was voor een neutrale plechtigheid. Zij had nog een pleidooi gevoerd om ds. Visser (die direct de juiste toon zette door de slachtoffers en de dader in één adem te noemen) aan het woord te laten. Daar is niet voor gekozen. Dat vraagt om een goed doordenken van het begrip neutraliteit. Is een bijeenkomst niet meer neutraal als een betrokken dominee, die in die week duizenden mens in zijn kerk heeft gehad, daar iets over vertelt?

Het gesprek moet niet worden versmald tot het wel of niet branden van een zevende kaars. Het ging mij om de aandacht binnen de herdenking ook voor de dader. Een nieuwe verbinding zoeken zonder verbinding te zoeken met de dader en zijn familie leidt tot een “wij-zij”, tot een dichotomie, tot een strijd van de kinderen van het licht tegen de kinderen van de duisternis. Zo’n dichotomie helpt ons niet verder.

Mijn stuk in Trouw heeft veel opgeroepen. Ik hoop dat het ook leidt tot een verdere pastoraal-theologische doordenking. Ik ben ervan overtuigd dat het mogelijk is om niet alleen in een kerkdienst, maar ook in een Nationale Herdenking een toon te zetten die zo verbindend werkt dat niemand wordt buitengesloten. Een heidens werk? Nee, in mijn ogen een opdracht van Christus.

Bram Grandia
(bram.grandia@ikon.nl)