Van de redactie
VAN DE REDACTIE
In de vrije dagen tussen kerst en oud-en-nieuw nam ik oude krantenknipsels door, voornamelijk uit de Groene Amsterdammer. Daartussen vond ik bijna een hele pagina gewijd aan Karl Barth, met een portret, liefelijk zowaar, geschreven door K.H. Kroon, destijds Hervormd predikant in Amsterdam, ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. De kop luidt opmerkelijk “Verzetsman, kerkvader en dogmaticus”. Kroon begon zijn artikel met dit citaat: “Men mag niet – ook niet met een beroep op de algemene menselijke zondigheid, ook niet hopende op de vergeving der zonden – tegen zijn geweten handelen.Wij mogen niet liegen! Maar wat ís dat: de waarheid spreken en niet liegen? Wáárheid is alleen maar: Gód in het openbaren van Zijn wil, en niet: een buiten die openbaring in zichzélf vaststaande objectieve stand-van-zaken als zodanig. Aan God, en aan God alléén zijn wij door Gods gebod onderworpen!” Het is het antwoord van Barth op een vraag hem in l942 vanuit Nederland gesteld of het geoorloofd was de nazi’s om de tuin te leiden als men Joden in huis had genomen. In het lange artikel gaat Kroon uitvoerig in op de situatie waarin Barth zijn dogmatiek aan het schrijven was en bezigt ook het woord ‘verzets’-dogmatiek: ieder heeft het zeer grondig mis die zou denken dat hier gedacht wordt in de stijl van die rustige burgers die nog altijd uit geen enkele gevangenis hoeven te worden uitgeleid omdat ze immers ‘vrij’ zijn! Nadat de Barthianen van Kroon een veeg uit de pan hebben gekregen als hadden zij zichzelf opgesloten in een nieuw bastion, eindigt het stuk met de Heilige Geest, de uitgesproken vijand van alle metaphysica en de uitgesproken vriend van het gezonde mensenverstand “dat de dingen waardeert zoals ze zijn en ze tegelijk weet te ontmoeten met een kwaliteit die heden onontbeerlijker schijnt dan ooit: met humor, d.w.z. met de bekwaamheid om zichzelf op een afstand en dus in zijn eigen komische toestand te zien.”
In de Waagschaal begint met een nieuwe jaargang waarin getracht wordt geestig verzet te plegen tegen de overal aanwezige overheersing en onderdrukking, door waarheid te spreken, een kolossaal waagstuk. Een breed eerste nummer ligt voor u: er wordt teruggekeken op het kerstfeest in proza en lied (als men de tekst van gezang 157 ‘centreert’ dan ontstaat er een kelk van de eerste zes regels, een steel van de volgende vijf en een voet van de laatste regel). Een gedicht van Dick Boer. Zuurmond onderscheidt voor ons de Geest en de geesten, Thoomes maakt het woord contingentie hanteerbaar en Machteld de Mik schrijft over een Engelse roman. Stevige theologie van de hand van Rens Kopmels, Jan Willem Stam en Wessel ten Boom. Maar ook de politiek komt aan bod, hierbij moet ik melden dat het commentaar van At Polhuis is geschreven vóór de laatste oorlogshandelingen in de Gaza-strook en Zuid-Israël. André van Dijk geeft Pronk en Spijkerboer vleugels en Christine Smalbrugge-Hack vraagt ons mee te denken met de lichamelijkheid.
Voor wie goed leest is er voldoende gezond mensenverstand aan te treffen in deze eerste bladzijden van het nieuwe jaar!
S.L.Schoch