Die geleden heeft, onder Pontius Pilatus werd gekruisigd – over het Apostolicum, 8

logo-idW-oud

 

DIE GELEDEN HEEFT, ONDER PONTIUS PILATUS WERD GEKRUISIGD – over het Apostolicum, 8

Dilemma

De oudste teksten van het Apostolicum volstaan met de kruisiging onder Pontius Pilatus. Dat Jezus ‘geleden’ heeft is later toegevoegd, maar wij vinden zijn lijden, in passages die verwant lijken met een belijdenis, al bij theologen vanaf de tweede eeuw. Bedacht moet worden dat het Griekse werkwoord voor ‘lijden’ (paschein) ruimer is dan ons werkwoord ‘lijden.’ Het is het tegengestelde van ‘iets zelf doen’. ‘Lijden’ doe je aan dingen die andere mensen of vreemde machten je aandoen. Het is daarom niet noodzakelijk verbonden met pijn en verdriet; je kunt ook geluk ‘lijden’. Het criterium is: handel je al dan niet op eigen initiatief. Onze uitdrukking ‘lijdend voorwerp’ gebruikt het werkwoord lijden nog ongeveer in die zin; het ‘lijdend voorwerp’ wordt immers gebruikt door het werkwoord. “Die geleden heeft” spreekt uit dat Jezus dingen heeft ondergaan die van buiten op hem toekwamen. Heel duidelijk was dat bij zijn kruisiging. “Die geleden heeft” breidt dat uit tot over zijn gehele leven.

Waarom heeft men het nodig gevonden “die geleden heeft” toe te voegen? Daarvoor moeten wij terug naar het ‘Nieuwe Testament’. Vooral bij Johannes valt veel nadruk op het feit dat Jezus vlees is geworden (1:14 etc.), d.w.z. een normaal mens van vlees en bloed. Al heel vroeg waren er theologen die daar grote moeite mee hadden. Wij weten dat o.a. uit 2 Joh. 7: “Want er zijn in de wereld veel misleiders uitgegaan die niet belijden dat Jezus Christus in het vlees is gekomen…” (idem 1 Joh. 4:2v.). De Johannes van deze brief spreekt hier over theologen die meenden dat Jezus geen normaal menselijk lichaam had, maar dat hij een geestelijk wezen was, bekleed met een schijnlichaam. Deze leer staat bekend als ‘docetisme’. Volgens het docetisme is Jezus dan ook niet werkelijk gekruisigd. In werkelijkheid zou zijn schijnlichaam zijn gekruisigd of – volgens anderen – in plaats van Jezus Simon van Cyrene, die o.a. wordt genoemd in Markus 15:21. Al vroeg in de tweede eeuw worden deze opvattingen uitvoerig bestreden door Ignatius en een paar decennia later door Justinus en Irenaeus.

Hoe komen mensen op het idee dat Jezus een schijnlichaam had? Daarvoor waren in de oudheid minstens twee redenen. De eerste was dat een normaal lichaam stoffelijk is en dat het stoffelijke in de populaire filosofie van die tijd gold voor slecht en minderwaardig, reddeloos overgeleverd aan de machten van het kwaad. Als mens met een normaal menselijk lichaam zou Jezus totaal machteloos zijn geweest en had hij onmogelijk een Verlosser/Bevrijder kunnen worden.

De tweede reden was dat volgens Stoïsche filosofen de wereld berust op twee principes: het actieve en het passieve. Het was een opvatting die in de oudheid door zeer velen werd gedeeld. Gecombineerd met Aristoteles’ theorie van de ‘Onbewogen Beweger,’ leidde dit tot de conclusie dat God louter activiteit moest zijn, per definitie ‘apathès,’ ‘onlijdbaar.’ Het is volgens deze leer onmogelijk dat God door anderen wordt ‘behandeld.’ Als Hij handelt, dan ligt het initiatief uitsluitend bij Hem.

Wanneer nu wordt beleden dat Jezus ‘God’ is, ontstaat een probleem. Want volgens de Evangeliën is Jezus wel degelijk door anderen behandeld, grof behandeld. Ook volgens Johannes, terwijl die nota bene veel meer dan de andere evangeliën Jezus tekent als iemand die het gebeuren volledig in de hand heeft; vergelijk bijvoorbeeld de gebeurtenissen in Gethsemane bij Johannes (18:1-12) en Markus (14:32-42). Het probleem leek onoplosbaar. Als Jezus God is kan hij niet lijden en als Hij heeft geleden dan is Hij geen God. Uit dit dilemma lijkt slechts één uitweg: Golgotha was een schijnvertoning. Joden en Romeinen zijn daar door God voor de gek gehouden. Met name in gnostische geschriften, die vrijwel zonder uitzondering een docetische christologie hebben, vindt men verhalen met deze strekking.

Het is tegen deze ‘ketterse’ opvattingen dat het Apostolicum protesteert met de woorden “die geleden heeft.” Zij hebben dus een anti-docetische strekking. Volgens de orthodoxie heeft Jezus, zoals alle mensen, vanaf zijn geboorte tot aan zijn dood wel degelijk ‘geleden.’ Soms was ook hij net als wij het slachtoffer van wat anderen, vreemden hem aandeden.

Dat hier een innerlijke tegenstrijdigheid ontstond met zijn goddelijke status, waren theologen zich zeer wel bewust, getuige bijvoorbeeld paradoxale formuleringen als: “Hij heeft geleden terwijl Hij ‘onlijdbaar’ bleef.” Als Hij niet zou hebben geleden, zo oordeelt de orthodoxie, zou hij immers geen mens zijn geweest zoals wij. Dan zou ook zijn opstanding niet de bevrijding inluiden van de machten die de mensheid gevangen houden. Het kan moeilijk worden ontkend dat dit, ondanks een paar theoretische problemen, meer in overeenstemming is met het ‘Nieuwe Testament’ (vgl. bijv. Rom. 8) dan de theorie van het schijnlichaam.
De vermelding van het ‘lijden’ van Jezus in de Apostolische Geloofsbelijdenis heeft dus een anti-docetische pointe. Er is zelfs iets voor te zeggen dat de gehele uitbreiding van het Credo met de passage over ontvangenis, geboorte, lijden, kruisiging en begrafenis van Jezus docetische opvattingen over zijn lichamelijkheid weerspreekt.

Judas

Het bovenstaande is van belang bij de beoordeling van de figuur van Judas Iskariot. Judas was immers degene die Jezus doet lijden door hem ‘over te leveren’ aan de autoriteiten. Alle vier de evangeliën gebruiken hier precies hetzelfde Griekse woord paradidoomi: overleveren of doorgeven uit de macht van A in de macht van B. In verband met Judas wordt het vaak vertaald met ‘verraden.’ Dat is echter een bijzonder tendentieuze vertaling, waaraan anti-joodse sentimenten niet vreemd zullen zijn. In het Evangelie is Judas slechts de eerste schakel in een lange ketting van overleveraars, zie Matt. 26:25, 27:2, 18, 26. In Rom. 8:32 schrijft Paulus dat God zelf Jezus met het oog op ons allen (d.w.z. Joden en Heidenen) ‘heeft overgeleverd.’ Je kunt toch niet zeggen dat de Vader zijn Zoon heeft verraden? Het wordt hoog tijd dat het ‘verraad’ van Judas voorgoed uit het christelijk vocabulaire verdwijnt (1).

Gnostici in de oudheid hadden ook problemen met Judas, maar van een andere aard. Hoe kon de mens Judas de oorzaak zijn van het lijden van Jezus, die als God immers ‘onlijdbaar’ was? De oplossing lag voor de hand: Judas heeft dat niet gedaan op eigen initiatief, maar in opdracht van Jezus zelf. Zo vinden wij het dus ook in het onlangs gepubliceerde gnostische Evangelie van Judas. Het heeft mij verbaasd dat dit ‘evangelie’ door sommigen als een serieuze bron werd beschouwd voor het leven van Judas. Iedereen die de filosofie van de gnostiek een beetje kent ziet onmiddellijk wat hier werkelijk aan de hand is: het initiatief moet bij Jezus liggen. Maar mediahypes lijden meestal niet aan overmaat van kennis van zaken.

In het Evangelie levert Judas Jezus over aan de autoriteiten. Hij doet dat namens allen. Hij wordt dan ook niet zonder reden bij herhaling representatief “een van de twaalf” genoemd. In plaats van moeilijk te doen over de ware Judas zou de kerk zich moeten afvragen wat het betekent Messias Jezus over te leveren aan de machthebbers van deze wereld. Want is dit niet precies wat een kerk doet als zij het feitelijk op een akkoordje gooit met de machten van deze wereld? Volgens Matteüs (27:1-10) eindigt dat met zelfmoord.

Pilatus

Men heeft zich er soms over verbaasd dat Pontius Pilatus in de Geloofsbelijdenis voorkomt. Wat doet deze uiterst bedenkelijke Romein in het Credo? Het gebruikelijke antwoord luidt: Pilatus is een historische figuur en daarmee wordt nog eens heel duidelijk gezegd dat ook Jezus een historische figuur was. Dat is natuurlijk correct, maar waarom is dit voor de verkondiging zo belangrijk? Toch niet omdat Jezus als historische figuur voor ons pas echt zou zijn. Dat is een modern Westers vooroordeel. ‘Pilatus’ in de Messiaanse belijdenis onderstreept dat Jezus niet alleen een lichaam had zoals wij allen, maar dat Hij ook leefde in dezelfde wereld als wij allen, niet in een ideële schijnwereld, maar in de wereld waarin machten van het soort dat Pilatus representeert het voor het zeggen lijken te hebben.

Het Apostolicum richt zich tegen een antieke ketterij die werd veroorzaakt doordat men het gangbare wereldbeeld, namelijk dat God onmogelijk kon ‘lijden’, dwingend oplegde aan de bijbelse verkondiging. Men deed dat niet met boos opzet, maar het ging, zoals altijd met dat soort dingen, min of meer vanzelf. Nu hebben Aristoteles en de Stoicijnen tegenwoordig niet meer het gezag dat zij vroeger hadden. Docetisme lijkt daarom op het eerste gezicht thans nauwelijks een opvatting waaraan wij ons gemakkelijk gewonnen zullen geven.

Op het eerste gezicht, want nog steeds wordt de kritische aanwezigheid van Christus in de samenleving als van nature verborgen achter ‘christelijke’ normen en waarden die lege leuzen zijn, omdat de feitelijke macht in deze wereld niet bij ons, maar heel ergens anders ligt. De machtsvraag gaat aan alle ethiek vooraf. De oude Kerk had dat goed begrepen. Het Evangelie verkondigt geen morele idealen, maar zegt allereerst wie – in tegenstelling tot wat je gedachteloos zou denken – de macht heeft in hemel en op aarde (Matt. 26:18-20). “Die geleden heeft, onder Pontius Pilatus werd gekruisigd”, was – en is nog steeds – nodig om ons eraan te herinneren dat de Messiaanse bevrijding onze gehele persoonlijke en maatschappelijke werkelijkheid raakt.

Rochus Zuurmond

–––––––
1 De NBV vertaalt paradidoomi met Judas als subject met ‘uitleveren.’ Dat is een stuk beter dan ‘verraden.’ In Rom. 8:32 wordt ‘uitleveren’ echter moeilijk en vertaalt men met ‘prijsgeven.’ Ik zou over de hele linie ‘overleveren’ prefereren.