De grote stilte – Het zwijgen van God in het werk van Ingmar Bergman (1918-2007)
DE GROTE STILTE – Het zwijgen van God in het werk van Ingmar Bergman (1918-2007)
Ingmar Bergman is niet meer. En dat terwijl ik hem nog maar net ontdekt had. Gelukkig blijven zijn films bewaard. Films uit de jaren vijftig, zestig, zeventig. Een tijd waarin het thema van het zwijgen van God door velen herkend werd. Van de God van het christendom werd afscheid genomen, maar zijn plek werd niet opgevuld. Zijn verdwijning liet een leegte achter. Die leegte voel je in de films van Bergman.
Inmiddels leven we in een andere tijd. De verdwenen God is vervangen door ontelbare vormen van religiositeit. Als je in de vakantie eens tijd vrij maakt voor de Happinez, kom je veel te weten. Daarom roept de leegte ook geen herkenning meer op. Als je de wereld moet geloven, is de wereld vol van goddelijkheid.
Waar begin je, als je Bergman wilt leren kennen? ‘De Avondmaalsgasten’ leek me een goede start. Een film over een dominee, wiens geloof op allerlei manieren op de proef gesteld wordt. Een film waarin het vak van predikant volkomen serieus genomen wordt. Een film gemaakt door de zoon van zo’n predikant. Dat leek een goed begin. ‘De Avondmaalsgasten’, deel twee van de trilogie ‘Het zwijgen van God’. Ik was op alles voorbereid. Op de hele existentiële somberheid en zwaarte waar Bergman om bekend is. Alsof ik hem daar voor nodig had.
Het was dus tot mijn eigen verbazing dat de film mij niet in gedeprimeerde toestand achterliet. De laatste woorden waren: “Heilig, heilig, heilig is de Heer God almachtig. Heel de aarde is vervuld van zijn heerlijkheid.” Woorden aan het begin van een kerkdienst. Zoals de film ook begonnen was met een kerkdienst. Zwijgen van God? Zeker, de predikant krijgt geen antwoord op het overlijden van zijn vrouw. Zijn poging om een gemeentelid dat gekweld wordt door angsten te troosten faalt jammerlijk. De vrouw die hem liefheeft kan hij niet liefhebben en wordt niet verlost van haar afstotelijke ziekte. Zitten er bij de kerkdienst waar de film mee begint in ieder geval nog wat mensen in de kerk, de viering aan het eind kent slechts één kerkganger. Er is slechts één kerkganger, de dominee is zo ziek als een hond, de organist een nietsbegrijpende onbenul en de koster een welwillende mankepoot. En in dat alles zwijgt God. De vraag of de kerkdienst doorgaat, lijkt maar één antwoord te kunnen krijgen. Maar dat is niet het antwoord. De dienst gaat toch door. “Heilig, heilig, heilig is de Heer God almachtig. Heel de aarde is vervuld van zijn heerlijkheid.” Einde film. Later las ik in een recensie: “De film ontbeert de hoop of zelfs maar berustende acceptatie die wel terug te vinden is in Bergmans latere films.” Hoezo? Zwijgen van God, maar niet zonder hoop op een nieuw spreken. En op grond van die hoop hebben mensen de moed om door te gaan met de liturgie. ‘Al is de hemel boven / voor mensen doof en stom / nog moeten wij U loven / met stem en fluit en trom.’
Later zag ik het eerste deel van de trilogie, ‘Als in een donkere spiegel’. Centraal staat daarin een schizofrene vrouw, met haar vader, haar man en haar broer. Opnieuw een abrupt, maar positief slot: “Papa heeft met me gesproken!” Dat wordt gezegd aan het einde van een film die als thema heeft het menselijke onvermogen om het in deze werkelijkheid uit te houden. Iedereen vlucht in een eigen werkelijkheid. De vader, schrijver, was gevlucht in de werkelijkheid van zijn romans. De hele wereld is voor hem geworden tot materiaal om om te vormen in de fictie die hij schept en waarvan hij leeft. In de schizofrenie wordt dit menselijke onvermogen tot ziekte. Maar de grenzen tussen zieken en gezonden zijn niet absoluut. Alle mensen zijn ziek, maar sommige mensen zijn zieker dan anderen.
Zwijgen van God? Zeker, de wanen van de vrouw hebben geen einde. En nog erger: God speelt in die wanen een gruwelijke rol. In de schijnwereld die macht over haar heeft, meent de vrouw in een lege zolderkamer te moeten wachten op het verschijnen van God. Tenslotte toont hij zich inderdaad. Als een grote, zwarte spin. Afschrikwekkend. Deze god heelt de angst niet, hij is de vleesgeworden angst.
Maar dan het slot. De zieke dochter brengt haar vader tot het besef dat hij zijn eigen gesloten wereld heeft. Voor hem is het niet te laat om tot inkeer te komen. Hij herstelt het contact met zijn zoon. Zij spreken – over God. En dan ontstaat een nieuw beeld. God is liefde. Ook wie zijn twee werelden niet meer bij elkaar kan houden, is geborgen in de liefde van God. Zeker, zwijgen van God. Maar een zwijgen als de openheid tot een nieuw spreken. Waar het nieuwe beeld van God ontstaat, komen mensen weer tot elkaar. ‘Papa heeft met me gesproken!’ Einde film.
Het derde deel van de trilogie, ‘De grote stilte’, heeft opnieuw een positief slot. Een jongen krijgt van zijn tante een briefje met daarop een aantal woorden in een vreemde taal, met vertaling. Dat is het einde van een film over het menselijke onvermogen tot communicatie. Mensen spreken elkaars taal niet. Letterlijk. Anna, haar doodzieke zus Ester en haar zoon Johan komen vast te zitten in een land waar ze de taal niet spreken. Anna leeft haar ziekelijke hunkering naar aandacht uit in een affaire met een vreemdeling.
Zwijgen van God? Zeker. In deze film wordt het woord God nog maar één keer gebruikt. ‘God, laat me thuis sterven’, bidt Ester. Maar dat mag niet. Verder is bijna de hele film een groot zwijgen. In deze film van anderhalf uur wordt alles bij elkaar misschien twintig minuten gesproken. Het zwijgen van God heeft tot gevolg dat ook de mens verstomt. En waar de mens verstomt, is hij het meest eigenlijke van zichzelf, de taal, het verstaan van de ander en zichzelf, kwijt. De mens wordt weer een dier, niet in staat zijn gevoelens te kanaliseren en uit te drukken in de taal. En het meest schrijnende is dat hij zich daar nog goed bij voelt ook. “Wat fijn dat we elkaar niet kunnen verstaan”, zegt Anna tegen haar minnaar. Echt contact is niet de bedoeling. Doorbreek niet de muren van mijn isolement, dat levert alleen maar angst op.
En toch, dan het einde. Terwijl Ester, vertaalster – de enige die nog communiceren kon – sterft, krijgt het kind Johan een briefje met woorden in een vreemde taal, plus vertaling. Het vermogen om te spreken, uit te drukken, te begrijpen wordt doorgegeven. En waar mensen weer kunnen spreken, kan ook het woord ‘God’ weer terugkomen. Einde film.
Mij viel dus op dat deze trilogie driemaal positief eindigt. Maar wat lees ik in de meeste commentaren en recensies: de existententiële somberheid van Bergman is niet te verdragen. Nu kan het natuurlijk dat ik een nog zwaardere kijk op het leven heb dan Bergman. Misschien laten de bossen van de Veluwe een nog diepere kras op de ziel achter dan de donkere Zweedse wouden, waar Bergman uit oprees en die hij zo haatte. Misschien zie ik daarom zelfs in de donkerheid van Bergmans films nog licht. Maar ik denk dat er meer aan de hand is. Daarvoor maak ik eerst een kleine omweg.
Het tweede dat mij opviel in de artikelen naar aanleiding van Bergmans overlijden is dat zijn thematiseren van het zwijgen van God veelal geïnterpreteerd wordt als verkondiging van het definitieve einde van God. Maar Bergman verkondigt niet dat we leven in een leeg heelal of dat de ene mens de ander een wolf en leugenaar is. Bergman verkondigt überhaupt niet. Hij neemt waar. Zijn wereld is geen gesloten wereld, maar een open wereld. Wat betekent het zwijgen van God? Is het de vooraankondiging van Gods definitieve verdwijnen – of van een nieuw spreken? Dat is de open vraag die Bergman nalaat. Zijn werk is die vraag.
Vergeleken met deze openheid lijkt onze cultuur een gesloten huis. Twee gesloten huizen. Het ene huis sluit de open deur van Bergman richting het spreken van God. Bergman thematiseerde het zwijgen van God. Maar je kunt op twee manieren over God zwijgen. Je kunt over God zwijgen, zodat duidelijk is dat Iemand verzwegen wordt. Dat deed Bergman. Je kunt ook over iemand zwijgen, door zelfs zijn afwezigheid niet meer te thematiseren. Dat doen velen in onze tijd.
Het andere huis van onze cultuur sluit de open deur van Bergman richting een leeg heelal. Het zwijgen van God wordt gevuld met een zelf te fabriceren religie. Je hebt je geluk, je Happinez zelf in de hand. Je hoeft uit het religieuze aanbod maar te kiezen wat jóu gelukkig maakt. Deze nieuwe ‘openheid’ voor religie sluit de openheid van Bergman en daarmee wordt God dan echt het zwijgen opgelegd.
En nu terug naar mijn verbazing over het missen van de positieve pointe van Bergmans trilogie. Vanuit deze gesloten huizen lijkt het me onmogelijk oog te hebben voor de vreugde in het werk van Bergman. Als Bergmans werk gelezen wordt als de definitieve aankondiging van Gods verdwijnen, dan moet men ook wel blijven steken in de somberheid van zijn werk. En ook als religie geïnterpreteerd wordt als het jezelf naar de zin maken met behulp van allerlei rituelen en wijsheden, kun je het positieve van Bergman niet als positief ervaren. Want het positieve is niet dat ‘God gelukkig dood is’, of dat ‘we altijd nog ons eigen geluk kunnen bedenken’. Het positieve van Bergmans films is dat het gruwelijke zwijgen van God open staat naar een nieuw spreken van God.
Gods zwijgen behoort tot de thema’s van de christelijke kerk en theologie. Maar Hij moet geëerd worden door het te thematiseren als Gods zwijgen. Een zwijgen dat Hij alleen zelf is begonnen en dat Hij alleen zelf kan beëindigen. Bij die eerbied voor God, ook in zijn zwijgen, kunnen de films van Bergman zeer behulpzaam zijn.
Willem Maarten Dekker