Beaumont
BEAUMONT
Hij was de nestor van de ring. Hij was afkomstig uit Haagse militaire en diplomatieke kringen. Noch op het een noch op het ander liet hij zich voorstaan. Hij vertrouwde mij eens toe dat wijlen zijn vader als jonge knaap beginnend bij de Koninklijke Militaire Academie nog had geschoten met het Beaumont-geweer. Het was een onverwoestbaar éénschots-wapen kaliber 9 millimeter, geladen met zwart kruit, trefzeker tot bijna 2 kilometer. De slagpin werd aangedreven, niet door een spiraalveer, maar door een V-veer, opgesloten in de holte van het handvat van de grendel. Die kon dus nooit zoekraken. Het ontroerde mij, afgezien van de menselijke ellende aan de andere kant van de vuurlijn.
Hij was omgehuwd gebleven. Een lichte autistische uitstraling was hem niet vreemd. Maar wij accepteerden dat van hem, er stond immers zo veel tegenover.
Hoe piepklein zijn gemeente ook was, met hoeveel ongeletterden ook des Zondags in de eredienst, hij stond er op om de text voor de prediking in de oertaal te hebben gelezen. Grieks bijhouden is peanuts, maar Hebreeuws is toch van een andere orde. De notulen tijdens de vergadering, door hem verzorgd, leverden hilarische momenten op. Hij had de gewoonte om af en toe een regeltje Latijn toe te voegen. Vroeg dan een niet te alerte collega: ‘Wat betekent dat?’- dan was steevast zijn repliek: ‘Voor godsdienstonderwijzers vertaald betekent dat: zus en zo’.
Later kwam er een godsdienstonderwijzer in de ring. Het was gedaan met de grap.. Was hij op vacantie geweest bij een broer in buitenlandse diplomatieke dienst, dan bracht hij immer geschenkjes mee voor de vrouwen van de collegae. Nog ligt in mijn werkkamer een miniatuur van een mummie, zeg 15 cm lang, gemaakt van het slib uit de Nijldelta (hetzelfde slib waar de kinderen Israëls bijna naar de bliksem gingen, ware niet Mozes uit hun midden opgestaan). Toen we hem bedankten was zijn antwoord: ‘Je kunt er eigenlijk niet voor bedanken, het heeft mij de tegenwaarde van drie centen gekost.’
Met hem kon je over kunst en cultuur praten. Geschiedenis en wijsbegeerte waren de terreinen van het leven waar hij thuis was. Hij kon ook afstand nemen van het hogere bourgeois-milieu waar hij uit voortkwam. Toen zijn moeder op sterven lag, zo vertelde hij, zei zij: ‘Kinderen, ik ga naar de Heer, maar ik ga eerst even naar het toilet.’ Een Kafka-achtige vervreemding van de dichtregels van Martinus Nijhoff: ‘En wat zij zong hoorde ik dat Psalmen waren/ ach dacht ik, ach dat daar mijn moeder stond/ Prijs God zong zij, zijn hand zal U bewaren.’
Zijn emeritaat naderde. Hij vertrok naar de Randstad, We voerden geen correspondentie, gezien zijn karakter. Vrienden uit een naburige Gemeente bezochten hem trouw. Hij ging achteruit.
Op een vrije dag lopen we in Oostende en zien bij een antiquair het Beaumont-geweer in de etalage liggen. Thuisgekomen krijgen we het bericht: Wim is dood. Op exacto het uur dat wij voor de etalage stonden. Dit voorjaar zagen we op een kijkdag voor een veiling het Beaumont-geweer. Ik mocht het even vasthouden. Het was een verre groet uit de tijd dat sommige predikanten nog heren waren. Van stand.
C. Balk