Een vrij geweten (1 Kor. 4: 4)

logo-idW-oud

 

EEN VRIJ GEWETEN

‘Ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik
niet gerechtvaardigd; Hij die mij beoordeelt is de Heer’
(1 Kor. 4; 4)

Paulus is door de Korintiërs beschuldigd, maar in het voorafgaande vers deelt hij even mee dat hij zich daar niets van aantrekt. Heeft hij zelf last van dingen die hij beter niet had kunnen zeggen? Ook dat niet. Hij is zich van geen kwaad bewust, maar daardoor is hij niet gerechtvaardigd. Over de vraag hoe hij er in Christus voorstaat wordt niet beslist in zijn bewustzijn. Als dat wel zo was zou hij gezegd hebben: ik ben mij van niets bewust, dus ben ik gerechtvaardigd. Prachtig!

Speelt zich dan helemaal niets af in zijn bewustzijn? Ik denk dat hij altijd goed geweten heeft dat hij de gemeente van Jezus Christus ten dode toe heeft vervolgd. Hij zal zich altijd wel bewust zijn geweest van de strijd van de Geest tegen zijn vlees, waarover hij in Romeinen 7 schrijft. Maar in de confrontatie met de Korintiërs is hij zich van geen kwaad bewust en daarover is hij volstrekt duidelijk. Je hoeft ook niet de hele tijd in je schulp te kruipen en schuld te belijden. –Prachtig!

Ik denk nu aan het leven onder de Duitse bezetting van 1940-1945. Het zal in 1941 geweest zijn dat mijn vader van de leiding van de middelbare scholen in Middelburg, waar mijn zusjes, mijn broer en ik heengingen, het verzoek kreeg schriftelijk te verklaren dat wij geen Joden waren. Hij zei: ‘Ik ga toch niet verklaren dat jullie niet bij het volk van Jezus horen’. De betekenis van zijn woorden is pas in de loop van de jaren tot mij doorgedrongen, ik was twaalf, dertien jaar toen ik ze hoorde. Hij heeft niet getekend en –er gebeurde niets. Ik vermoed dat de leiding van de middelbare scholen gedacht heeft: ach, die Spijkerboertjes zijn geen Joden, wij maken het wel even in orde.

Nu graaf ik in mijn geheugen en ik delf iets op waar ik niet zeker van ben. Mijn vader kreeg een brief van de Post-, chèque- en girodienst met het verzoek te verklaren dat hij geen Jood was, bij weigering zou deze dienst hem uit zijn bestand verwijderen. Hij keek heel bedenkelijk. Heeft hij getekend? Ik weet het niet, maar ik denk van wel.

‘Hij die mij beoordeelt is de Heer’. De Heer zal bij het oordeel, of bij ons sterven, niet anders voor ons wezen dan hij nu krachtens zijn Woord en zijn Geest voor ons is: volstrekt rechtvaardig, niets door de vingers ziend, en tegelijk maakt hij duidelijk dat we helemaal op zijn genade mogen hopen.

Daar houd je een vrij geweten van over, ook als je aan de tijd onder de Duitse bezetting denkt. Niemöller zei eens in een gesprek dat hij een goed geweten had. Barth stootte hem aan en zei: je kunt alleen een vrij geweten hebben. Prachtig!

Wie een vrij geweten heeft is niet slap, maar wel mild in zijn oordeel over mensen die ‘fout’ waren.

A.A. Spijkerboer