Zorg en liefde voor de kerk en de dienst aan het Woord

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Het bleek me meer te doen dan ik had gedacht. Toen het besluit op de synode over pastor en predikant eenmaal gevallen was, hield me dat aanvankelijk zelfs uit de slaap. Dat dit besluit genomen was, en hoe het genomen was! Ik had de weken ervoor de uiteindelijke notitie gelezen – met de nodige zorg, maar ik hoorde ook van kritische adviseurs en tegenstemmen op de synode. Daar liet ik het maar aan over, zoals ook de afgelopen jaren al. Ik had het eerder wel gevolgd (in 2021 schreven we in dit blad over ‘Geroepen en gezonden’). Daarna vroeg zoveel anders aandacht, dat ik het meer losliet. Er zou op één of andere manier een hbo-dominee komen. Dat leek me onvermijdelijk. Dat de concrete invulling complex was, bleek uit allerlei onderling tegenstrijdige wensen en randvoorwaarden van de synode. Dat stemde me ergens ook gerust: er werd geen gemakkelijke oplossing gekozen. Men zocht een afgewogen, genuanceerde voorstel. Afgelopen maanden hoorde ik van min of meer direct betrokkenen over groeiende frictie en ontevredenheid met het proces en de richting. Desondanks haalde het toch behoorlijk verrassende en vergaande voorstel het. En daar lag ik nu opeens wakker van. Tot mijn eigen verbazing. Wat zat me dan zo dwars?

Dat probeer ik hier wat te ordenen. Ik kom niet verder dan enkele losse opmerkingen. Dat getuigt van de complexiteit van het probleem. Het is ook niet mijn bedoeling om gemakkelijke kritiek te geven op dit besluit. Maar ik heb mijn bedenkingen. Die komen voort uit de praktijk van het predikantswerk zoals ik dat beleef. Ik noem een aantal aspecten en formuleer iets van een alternatief.

Ik ben tegelijkertijd vol verwondering en verontrusting over de kerk, het ambt en de theologie. Er was een tijd dat dat robuuste grootheden waren, met instituten, massa en statuur. Misschien is dat nog maar kort geleden. Maar nu zijn ze vooral precair. Het is de vraag of de kerk en afzonderlijke gemeentes nog werkelijk kerk zijn, of eerder religieuze verenigingen. Het is de vraag of voorgangers en kerkenraadsleden nog werkelijk een ambt dragen, en dat ambtelijk en kerkelijk beleven. Het is de vraag of de kerk en voorgangers theologie waarderen en praktiseren, dat wil zeggen: kritische reflectie op geloofsuitspraken en geloofspraktijken op grond van Schrift en traditie. Misschien zijn deze vragen van alle tijden. Maar nu instituten, massa en statuur zijn weggevallen, zijn in mijn beleving kerk, ambt en theologie kwetsbaar geworden. Het luistert het nauw hoe we ermee omgaan.

 

Het functioneren van de synode

Waarover ik in elk geval wakker lag, is de synode zelf. Werkt die nog wel, heeft die in dit geval gefunctioneerd? Een dergelijk verstrekkend besluit, met een zeer dubieuze aanloop, dwars tegen kritische en afwijzende adviezen in, met veel onrust en kritiek die maar beperkt op de synode naar voren kwam, met zo’n 30% tegenstemmers, had dat genomen moeten worden? Want het besluit is verstrekkend, in consequenties voor de ambtstheologie, het werk van voorgangers, hun rechtspositie en voor de gemeentes. En de aanloop was zeer dubieus: Men heeft erkend met het besluitvoorstel onvoldoende uitvoering is gegeven aan eerdere uitspraken van de synode. De vraag of dat niet tot een ander besluitvoorstel had geleid, bleef open. Toch handhaafde men het voorstel.

De onvrede en onrust daarover, bij synodeleden, bij betrokken werkgroepen en in de Dienstenorganisatie en breder in de kerk, waren groot. Daar zag ik op de synodevergadering maar beperkt terug. De zware kritiek van adviserende gremia was omgekeerd evenredig aan hun spreektijd: die was uiterst gering. Als in de besluitvormende vergadering niet alles wat relevant is op tafel komt, als daar ook niet actief naar wordt gezocht, dan werkt zo’n vergadering niet goed. De vraag is ook waarom de Dienstorganisatie haar beleidsnotities steevast schrijft als een soort reclamebrochure voor het eigen voorstel. Leg de synode een keuze voor, waarbij argumenten en consequenties in kaart zijn gebracht. Zeker in dit geval had dit voor de hand gelegen.

Tot slot: de kerkorde vereist zoveel mogelijk met eenparigheid van stemmen te besluiten. Meermaals werd opgeroepen nog niet te besluiten en te zoeken naar een breder gedragen voorstel. Men had op zijn minst de twijfelachtige aanloop kunnen corrigeren, meer recht doen aan eerdere uitspraken van de synode. Het verlangen naar een besluit, na zoveel jaren, is begrijpelijk. Maar zorg dan voor een onomstreden proces en een breder gedragen voorstel. Van de 53 aanwezige synodeleden stemden 17 tegen (ruim 30%).

 

Het besluit en mijn bedenkingen

Er ligt nu een besluit, maar of we werkelijk uit de impasse zijn is de vraag. Het geordineerde ambt is opgevat als ‘Bediening van het Woord’, maar wat dat inhoudt, wat dat vereist, daar is het nauwelijks over gegaan. Wat betreft de visie op de kerk zit er een grote spanning tussen het primaat van de lokale gemeente en gewenste bovenplaatselijke samenwerking en aansturing.

Er komen twee verschillende dienaars van het Woord, met verschillend opleidings- en denkniveau, die in verschillende contexten werken. De hbo-opgeleide pastor werkt in minder complexe, de academische predikanten in meer complexe contexten. Voorafgaand aan het beroep wordt de gemeente geclassificeerd als meer of minder complex. Dat heeft financiële consequenties, want de pastor is ook goedkoper dan de predikant. De lokale gemeentes beroepen de hun toegewezen soort voorganger. Regionaal is samenwerking van pastores en predikanten geboden.

Vanuit mijn ervaring van het predikantswerk heb ik mijn twijfels bij dit model. Waarom geloof ik er niet in? Allereerst koestert men te hoge verwachtingen van samenwerking en specialisatie. In de praktijk is levert dat maar beperkt efficiënter werk en synergie. In de gemeente waaraan ik verbonden ben, werk ik met veel genoegen in een team. Daar kan het werk redelijk goed verdeeld worden, maar het vraagt veel afstemming en overleg. Dat zal bij een regionaal team nog meer het geval zijn. De winst van samenwerking zit daardoor eerder in collegialiteit, onderlinge support, wellicht intervisie, om de ervaren eenzaamheid van predikanten tegen te gaan, en het delen van kennis, en niet in efficiency.

De financiële prikkel die in het model is ingebouwd, vind ik werkelijk onbegrijpelijk voor een kerk. De armlastige lokale gemeente zal graag de goedkopere pastor beroepen. De duurdere predikanten die de kerk ook nodig heeft, moeten anderen maar betalen. Het is vragen om moeilijkheden: wat gebeurt er in een gemeente die tegelijk complex en armlastig is? Het lijkt mij evident als je wil samen werken, en belangrijker: als je kerk wil zijn, dat je ook gezamenlijk de financiële lasten draagt.

Ik zelf ervaar het predikantswerk als complex en veeleisend. Enkele van de meest uitdagende onderdelen zijn aanwezig in alle contexten: namens de goede Herder aanwezig zijn in situaties waarin God een vraag is; daar te luisteren en te spreken. Nu zegt de kerk in wezen: die kernwerkzaamheid, het bedienen van het Woord, in pastoraat, catechese en eredienst, dat kan prima met een lagere opleiding dan dat we tot op heden hadden. De mate van complexiteit lokaliseert men uitsluitend in letterlijk de context, in het organisatorische (beleid, samenwerking met collega’s enz.). En zogezegd dus niet in de ‘text’, in de Woordbediening zelf. Laat ik me voorzichtig uitdrukken: dat herken ik niet.

 

Denken in een andere richting

Vanuit mijn eigen ervaring als predikant denk ik in een tegengestelde richting (en ik snap goed dat dit nog lang geen uitgewerkt model is). Simpel gezegd: zet als kerk in op zo hoog en breed mogelijk opgeleide werkers, generalisten, zo lokaal mogelijk ingezet. In teamverband, maar zonder wensdenken over samenwerking en specialisatie. Heel vaak lopen predikantswerkzaamheden in elkaar over en versterken elkaar (in het pastoraat kom je bijvoorbeeld op te adresseren vragen in de dienst, en omgekeerd). Dat valt weg als je gaat specialiseren en differentiëren. Daar komt bij: predikantswerk is mensenwerk. Het gaat om vertrouwen en relaties. Honoreer, faciliteer en versterk dat, in plaats van erop te speculeren dat het ook best met een team van voorgangers kan. Bediening van het Woord is communiceren, niet zelden van iets persoonlijks en in wezen intiems. Dat vraagt om vertrouwen, om de context van een gemeenschap. Denk niet te makkelijk dat dat evengoed anders – efficiënter! – georganiseerd kan worden. Met wisselende, gespecialiseerde voorgangers. Met andere, onbekende mensen uit de regio. Soms zal dat niet anders kunnen. Maar dan nog – of juist dan – moet je het wezen van de kerk en het ambt scherp in het oog houden, en daarop inzetten. Misschien ben ik te pessimistisch. Maar de kerk, de gemeente van Christus, die is er in mijn beleving niet zomaar. En mijn zorg is, dat we door verkeerde besluiten het eigenlijke, wezenlijke eerder kwijtraken. Dat we reorganiserend onbedoeld seculariseren.

 

Hoop

Evengoed houd ik hoop. Alle ambtsdragers, voorgangers, synodeleden, beloven de Schrift te aanvaarden als enige regel van het geloof. De ‘bediening van het Woord’ blijft aan de Schrift gebonden. Ik hoop op een kerk die zich, nadenkend over voorgangers als Dienaars van het Woord, bezint op het Woord, de bediening daarvan, de Schrift als bron. Men wil een cultuur van samenwerking, creëer ook een cultuur van liefde en ontzag voor de Schrift. Als voorgangers verschillende toegang hebben tot die bron, benoem en honoreer dat.

Daarnaast beloven ambtsdragers liefde voor de gemeente en alle mensen die de Heer op hun weg brengt. Onze kerkelijke en ambtelijke structuur moet de voorgangers maximaal in staat stellen om, in Jezus’ naam, lief te hebben. Ik blijf hopen op een kerk die met dit alles ernst maakt. We zijn dat wezenlijk kerkelijke met ons managen zomaar kwijt.

 

Coen Constandse

 

Streamer:

Er was een tijd dat dat robuuste grootheden waren, met instituten, massa en statuur. Misschien is dat nog maar kort geleden. Maar nu zijn ze vooral precair.

 

In de Waagschaal, nr. 9, 14 september 2024