Met Marquadt leren spreken over Israël

logoIdW-e1677570004807.jpg (100×115)Over Andreas Zingg, Von und mit Israel hoffen lernen

Een ‘Redehilfe’ tegen ‘Israelschweigen’. De Zwitserse theoloog en gemeentepredikant

Andreas Zingg hoopt dat de theologie van Friedrich-Wilhelm Marquardt (1928-2002) dat kan

zijn: een hulp om te leren spreken. In de Zwitserse kerk en theologie is er nauwelijks aandacht

voor Israël, constateerde hij. Met zijn proefschrift, bekroond met de Hans-Ehrenberg-

Wissenschaftspreis 2021, wil hij dat tegengaan. Al voelt het wat vreemd om de brandende

actualiteit van Israël en Gaza daarop links te laten liggen en een dissertatie die juist actueel,

concreet, ‘lebensverbindlich’ spreken over Israël propageert abstract te recenseren, het boek

verdient zelfstandige aandacht, zonder onmiddellijk op de actualiteit betrokken te worden.

Zingg schrijft (met de ondertitel van zijn boek) over de eschatologie van Marquardt en

haar implicaties voor theologie en kerk. Zingg is bevlogen en heeft ambitieuze plannen om

Marquardts theologie verder te vertalen naar de kerkelijke praktijk. Hij wil ‘von und mit

Israel hoffen lernen’. Dat raakt aan mijn eigen promotieonderzoek (in 2009 afgerond) over

eschatologie en ethiek bij Marquardt, en ik herken het geïnspireerd-zijn door Marquardt en de

wil diens lastig toegankelijke theologie te ontsluiten. Zinggs proefschrift, waar zijn en mijn

co-promotor Rinse Reeling Brouwer me op attendeerde, is voor mij een mooie aanleiding om

weer bij Marquardt stil te staan.

Vraagstelling en opzet

De vraagstelling en opbouw van Zinggs onderzoek zit in de hierboven genoemde ondertitel.

Zingg wil de eschatologie in ‘Grundmotive’ beschrijven, kritisch bevragen en doordenken

met het oog op theologie en kerk, in het bijzonder de verkondiging (76). Echter: Marquardts

theologie is eigensoortig en eigenzinnig en dat maakt onderzoek ingewikkeld. Marquardt

schrijft geen eenduidige, systematische uiteenzettingen met antwoorden op de gangbare

theologische vragen. Hij stelt heel andere vragen, vanuit de ontmoeting met het Jodendom,

vanuit de situatie na Auschwitz, na eeuwen anti-judaïstische theologie. Zijn theologie is

eerder deconstructief dan constructief. Hij maakt vaak omtrekkende bewegingen, met

wijdlopige exegetische en bijbels-theologische excursen. Hij leest en denkt experimenterend.

Die eigensoortigheid noodzaakt de onderzoeker zorgvuldig de aansluiting te zoeken, om die

theologie – zoals Zingg dat in navolging van Marquardt zelf noemt – ‘fragelernend’ (76) te benaderen. Hij begint met een hoofdstuk ‘Einstimmung’, waarin hij onder meer ingaat op de

eigenaardigheid dat Marquardts theologiseert ‘alsof God er is’, onder het voorbehoud ‘als

God wil en leeft’. Vervolgens wijdt Zingg een instructief inleidend hoofdstuk aan de vraag

hoe we Marquardts teksten moeten lezen, met een overzicht van de receptie van Marquardts

dogmatiek.

Opbrengst

Zingg levert op alle punten die hij zich ten doel stelt. Hij brengt Marquardts eschatologie in

kaart aan de hand van vijf door hem (Zingg) geformuleerde motieven en stelt bij elk daarvan

kritische vragen (hoofdstuk 2). Die vijf motieven bepalen de structuur van het boek, omdat

die bij de uitwerking van de implicaties (hoofdstuk 3) en perspectieven (hoofdstuk 4) weer

terugkomen. Zingg biedt zo een verwerking van Marquardts omvangrijke en daardoor

onoverzichtelijke eschatologie. Hij heeft een scherpe blik en verraste mij bijvoorbeeld door

het verband te leggen tussen Marquardts spreken over geschiedenis (‘Geschichtlichkeit’) in de

eschatologie en een uitgebreide passage in zijn Prolegomena, de eerste band van de

dogmatiek, over Abraham en de bijbels werkelijkheids- en geschiedenisbegrip (waarbij

Marquardt overigens aansluit bij Breukelman) (117vv.).

Terecht beschrijft Zingg Marquardt als een theoloog die heel concreet wil denken, in

nauwe aansluiting bij de historische werkelijkheid, bij het leven. Zingg ziet Marquardts

nadruk op het esthetische als fundamenteel: over het waarnemen van God in de concrete

levenswerkelijkheid. Wezenlijk is ook het lastig vertaalbare woord ‘Lebensverbindlichkeit’:

de concrete relaties, het concreet verplichtende van het geloof. Zingg belicht zo allerlei

aspecten en implicaties van Marquardts theologie en geeft goede aanzetten tot interpretatie en

verwerking ervan.

Een kracht van deze dissertatie zit tot slot in de beweging om met Marquardt aan

Marquardt voorbij te denken. Met zijn punten van kritiek en verdere doordenking brengt

Zingg Marquardt in gesprek met andere, nieuwere inzichten en actuele debatten. Dit opent in

hoofdstukken 3 en 4 een breed spectrum van implicaties en perspectieven, bijvoorbeeld hoe

de Joods-christelijke ontmoeting veranderd is ten opzichte van Marquardts tijd, of de kerk niet

praktisch ernst zou moeten maken met de Noachidische geboden, en over de betekenis van het

oordeel en het gebed als gesprek met God.

Kritiek

Bij Zinggs beschrijving van Marquardts eschatologie heb ik wel mijn vragen. Deels heeft dat

met de methode en de opzet van het proefschrift te maken. De vijf motieven spelen een

bepalende rol, maar komen in het boek toch wat uit de lucht vallen. Zijn deze motieven

uitputtend bedoeld: zijn dit alle – en alle bepalende – motieven (zoals ‘Grundmotiv’, dat hij

een paar keer gebruikt, suggereert)? Of zijn ze selectief, zoals hij zelf ook aangeeft? Dan zou

je meer afweging en verantwoording verwachten (Waarom deze? Welke zijn er nog meer?).

Ook het woord ‘Motiv’ zelf definieert hij niet. Is het vooral beschrijvend bedoeld, of verwijst

het ook naar de intentie van Marquardt?

Verder laten zowel beschrijving als verantwoording van de motieven te wensen over.

Zoals Marquardt zelf in zijn dogmatiek met Vorsätze werkte (een soort samenvattend

overzicht vooraf), zo geeft Zingg een cursief gestelde omschrijving, zonder verwijzingen, om

aspecten daarvan dan in enkele ‘annäherende’ paragrafen verder uit te werken. Maar daarbij

blijven vragen over de formulering en verantwoording open.

Zingg geeft als verantwoording aan dat hij met een specifieke theologische focus leest,

namelijk de verbinding met ‘Israelverbindlichkeit’ en eschatologie. Hij beperkt zich daarom

hoofdzakelijk tot Band 1 van Marquardts eschatologie, omdat die verbinding daaruit het

sterkst spreekt. Het vijfde motief, Marquardts visie op het oordeel, komt echter uit Band 3.

Maar bijvoorbeeld Marquardts unieke greep om een theologische Utopie – uiteindelijk zelfs

als aparte band – aan zijn eschatologie toe te voegen, blijft buiten beeld. Dan wordt de

gekozen focus wel erg bepalend voor het beeld. Dat blijft daarom naar mijn mening toch wat

onscherp en onvolledig.

Hoe Marquardt lezen?

Anders dan Zingg lees ik Marquardts dogmatiek, wat scherp gezegd, als een bundeling

samenhangende, maar zich door de tijd heen ook ontwikkelende theologische experimenten

(met de interne spanningen van dien), en minder als systematisch geheel. Voor mij is

Marquardt vooral een bijbels theoloog, een theoloog van het Woord. Hij geeft daaraan een

eigen invulling door roeping centraal te stellen. Gods Woord is altijd aanspraak, appèl. Dat is

eigenlijk niet te veralgemeniseren, daarvan is niet te abstraheren. Dat maakt zijn theologie

bescheiden en persoonlijk. Theologie is de verantwoording van hoe jij Gods aanspraak

verstaat. Dat is altijd allereerst concreet en persoonlijk, praktisch en ethisch: wat vraagt het

van je, waar moet je heen, met wie solidariseren? Over God en de werkelijkheid spreken, hoe

zij zijn, daarin is Marquardt volgens mij zeer terughoudend.

Mijn indruk is dat Zingg Marquardt veel onbevangener systematisch-theologisch leest.

Zo interpreteert hij Marquardts uiteenzetting over de verwekkingen van Abraham zonder

meer als theologische beschrijving van de werkelijkheid. Door de verwekkingen werkt God in

de wereld. Dat lijkt me meer dan Marquardt beoogt; hij benadrukt juist het Woord-karakter

van de verwekkingen. Een ander voorbeeld is Gods ‘Fraglichkeit’, die Zingg opvat als

behoefte aan bevestiging – God moet blijken waar te zijn – en hij verbindt dat met menselijk

handelen. Mensen moeten God ‘bezeugen’. Ik vind zelf die nadruk op ‘bestätigendes

Handeln’ niet zo terug in Marquardts dogmatiek. Misschien is dat de implicatie van

Marquardts theologie, en is het een kwestie van Marquardt ook serieus nemen als theoloog.

Dan nog is de vraag of hij die implicatie voor zijn rekening zou nemen. Mijn indruk is dat

‘Fraglichkeit’ bij Marquardt vooral ruimte open wil laten. Wij kunnen de waarheid niet

claimen. Het zal moeten blijken – maar dan eschatologisch, in de toekomst, meer dan hier en

nu door ons handelen.

Zwijgen doorbreken?

Uit Zinggs boek blijkt dat Marquardts theologie boeiend en actueel blijft, juist vanwege het

eschatologische, concrete en lebensverbindliche. Ambitieus en spannend is Zinggs voornemen

voor vervolgpublicaties, om daarmee Marquardts theologie relevant te maken en het

‘Israelschweigen’ tegen te gaan. Ik ben benieuwd en juich de poging toe, maar heb ook mijn

twijfels. Marquardts theologie is zeer eigenzinnig en ligt op een aantal fundamentele punten –

christologie, godsleer – ver bij het gangbare kerkelijke en theologische vertoog vandaan. Kan

Marquardt dan helpen spreken? Is hij niet eerder een theoloog die je minder makkelijk laat

spreken? Of die je vooral dialogisch wil maken: eerder spreken met dan over Israël?

Bovendien: in kerkelijk en theologisch Nederland is er na de Tweede Wereldoorlog

een tijdlang bepaald niet gezwegen over Israël. Inmiddels nemen verlegenheid en

zwijgzaamheid over Israël al jarenlang toe. Waarom dat zo is, zou een promotie-onderzoek op

zichzelf waard zijn. Verantwoord en beklijvend theologisch spreken over Israël blijkt, zoals

dat heet, een uitdaging. Zijn boek getuigt ervan dat die uitdaging aan Andreas Zingg zeker is

toevertrouwd.

Coen Constandse

N.a.v. Andreas Zingg, Von und mit Israel hoffen lernen. Friedrich-Wilhelm Marquardts

Eschatologie und ihre Implikationen für Theologie und Kirche, (Judentum und Christentum,

Band 28), Stuttgart: Kohlhammer GmbH, 2023, 281 pp.

In de Waagschaal, nr. 6, 8 juni 2024