Met Marquadt leren spreken over Israël
Over Andreas Zingg, Von und mit Israel hoffen lernen
Een ‘Redehilfe’ tegen ‘Israelschweigen’. De Zwitserse theoloog en gemeentepredikant
Andreas Zingg hoopt dat de theologie van Friedrich-Wilhelm Marquardt (1928-2002) dat kan
zijn: een hulp om te leren spreken. In de Zwitserse kerk en theologie is er nauwelijks aandacht
voor Israël, constateerde hij. Met zijn proefschrift, bekroond met de Hans-Ehrenberg-
Wissenschaftspreis 2021, wil hij dat tegengaan. Al voelt het wat vreemd om de brandende
actualiteit van Israël en Gaza daarop links te laten liggen en een dissertatie die juist actueel,
concreet, ‘lebensverbindlich’ spreken over Israël propageert abstract te recenseren, het boek
verdient zelfstandige aandacht, zonder onmiddellijk op de actualiteit betrokken te worden.
Zingg schrijft (met de ondertitel van zijn boek) over de eschatologie van Marquardt en
haar implicaties voor theologie en kerk. Zingg is bevlogen en heeft ambitieuze plannen om
Marquardts theologie verder te vertalen naar de kerkelijke praktijk. Hij wil ‘von und mit
Israel hoffen lernen’. Dat raakt aan mijn eigen promotieonderzoek (in 2009 afgerond) over
eschatologie en ethiek bij Marquardt, en ik herken het geïnspireerd-zijn door Marquardt en de
wil diens lastig toegankelijke theologie te ontsluiten. Zinggs proefschrift, waar zijn en mijn
co-promotor Rinse Reeling Brouwer me op attendeerde, is voor mij een mooie aanleiding om
weer bij Marquardt stil te staan.
Vraagstelling en opzet
De vraagstelling en opbouw van Zinggs onderzoek zit in de hierboven genoemde ondertitel.
Zingg wil de eschatologie in ‘Grundmotive’ beschrijven, kritisch bevragen en doordenken
met het oog op theologie en kerk, in het bijzonder de verkondiging (76). Echter: Marquardts
theologie is eigensoortig en eigenzinnig en dat maakt onderzoek ingewikkeld. Marquardt
schrijft geen eenduidige, systematische uiteenzettingen met antwoorden op de gangbare
theologische vragen. Hij stelt heel andere vragen, vanuit de ontmoeting met het Jodendom,
vanuit de situatie na Auschwitz, na eeuwen anti-judaïstische theologie. Zijn theologie is
eerder deconstructief dan constructief. Hij maakt vaak omtrekkende bewegingen, met
wijdlopige exegetische en bijbels-theologische excursen. Hij leest en denkt experimenterend.
Die eigensoortigheid noodzaakt de onderzoeker zorgvuldig de aansluiting te zoeken, om die
theologie – zoals Zingg dat in navolging van Marquardt zelf noemt – ‘fragelernend’ (76) te benaderen. Hij begint met een hoofdstuk ‘Einstimmung’, waarin hij onder meer ingaat op de
eigenaardigheid dat Marquardts theologiseert ‘alsof God er is’, onder het voorbehoud ‘als
God wil en leeft’. Vervolgens wijdt Zingg een instructief inleidend hoofdstuk aan de vraag
hoe we Marquardts teksten moeten lezen, met een overzicht van de receptie van Marquardts
dogmatiek.
Opbrengst
Zingg levert op alle punten die hij zich ten doel stelt. Hij brengt Marquardts eschatologie in
kaart aan de hand van vijf door hem (Zingg) geformuleerde motieven en stelt bij elk daarvan
kritische vragen (hoofdstuk 2). Die vijf motieven bepalen de structuur van het boek, omdat
die bij de uitwerking van de implicaties (hoofdstuk 3) en perspectieven (hoofdstuk 4) weer
terugkomen. Zingg biedt zo een verwerking van Marquardts omvangrijke en daardoor
onoverzichtelijke eschatologie. Hij heeft een scherpe blik en verraste mij bijvoorbeeld door
het verband te leggen tussen Marquardts spreken over geschiedenis (‘Geschichtlichkeit’) in de
eschatologie en een uitgebreide passage in zijn Prolegomena, de eerste band van de
dogmatiek, over Abraham en de bijbels werkelijkheids- en geschiedenisbegrip (waarbij
Marquardt overigens aansluit bij Breukelman) (117vv.).
Terecht beschrijft Zingg Marquardt als een theoloog die heel concreet wil denken, in
nauwe aansluiting bij de historische werkelijkheid, bij het leven. Zingg ziet Marquardts
nadruk op het esthetische als fundamenteel: over het waarnemen van God in de concrete
levenswerkelijkheid. Wezenlijk is ook het lastig vertaalbare woord ‘Lebensverbindlichkeit’:
de concrete relaties, het concreet verplichtende van het geloof. Zingg belicht zo allerlei
aspecten en implicaties van Marquardts theologie en geeft goede aanzetten tot interpretatie en
verwerking ervan.
Een kracht van deze dissertatie zit tot slot in de beweging om met Marquardt aan
Marquardt voorbij te denken. Met zijn punten van kritiek en verdere doordenking brengt
Zingg Marquardt in gesprek met andere, nieuwere inzichten en actuele debatten. Dit opent in
hoofdstukken 3 en 4 een breed spectrum van implicaties en perspectieven, bijvoorbeeld hoe
de Joods-christelijke ontmoeting veranderd is ten opzichte van Marquardts tijd, of de kerk niet
praktisch ernst zou moeten maken met de Noachidische geboden, en over de betekenis van het
oordeel en het gebed als gesprek met God.
Kritiek
Bij Zinggs beschrijving van Marquardts eschatologie heb ik wel mijn vragen. Deels heeft dat
met de methode en de opzet van het proefschrift te maken. De vijf motieven spelen een
bepalende rol, maar komen in het boek toch wat uit de lucht vallen. Zijn deze motieven
uitputtend bedoeld: zijn dit alle – en alle bepalende – motieven (zoals ‘Grundmotiv’, dat hij
een paar keer gebruikt, suggereert)? Of zijn ze selectief, zoals hij zelf ook aangeeft? Dan zou
je meer afweging en verantwoording verwachten (Waarom deze? Welke zijn er nog meer?).
Ook het woord ‘Motiv’ zelf definieert hij niet. Is het vooral beschrijvend bedoeld, of verwijst
het ook naar de intentie van Marquardt?
Verder laten zowel beschrijving als verantwoording van de motieven te wensen over.
Zoals Marquardt zelf in zijn dogmatiek met Vorsätze werkte (een soort samenvattend
overzicht vooraf), zo geeft Zingg een cursief gestelde omschrijving, zonder verwijzingen, om
aspecten daarvan dan in enkele ‘annäherende’ paragrafen verder uit te werken. Maar daarbij
blijven vragen over de formulering en verantwoording open.
Zingg geeft als verantwoording aan dat hij met een specifieke theologische focus leest,
namelijk de verbinding met ‘Israelverbindlichkeit’ en eschatologie. Hij beperkt zich daarom
hoofdzakelijk tot Band 1 van Marquardts eschatologie, omdat die verbinding daaruit het
sterkst spreekt. Het vijfde motief, Marquardts visie op het oordeel, komt echter uit Band 3.
Maar bijvoorbeeld Marquardts unieke greep om een theologische Utopie – uiteindelijk zelfs
als aparte band – aan zijn eschatologie toe te voegen, blijft buiten beeld. Dan wordt de
gekozen focus wel erg bepalend voor het beeld. Dat blijft daarom naar mijn mening toch wat
onscherp en onvolledig.
Hoe Marquardt lezen?
Anders dan Zingg lees ik Marquardts dogmatiek, wat scherp gezegd, als een bundeling
samenhangende, maar zich door de tijd heen ook ontwikkelende theologische experimenten
(met de interne spanningen van dien), en minder als systematisch geheel. Voor mij is
Marquardt vooral een bijbels theoloog, een theoloog van het Woord. Hij geeft daaraan een
eigen invulling door roeping centraal te stellen. Gods Woord is altijd aanspraak, appèl. Dat is
eigenlijk niet te veralgemeniseren, daarvan is niet te abstraheren. Dat maakt zijn theologie
bescheiden en persoonlijk. Theologie is de verantwoording van hoe jij Gods aanspraak
verstaat. Dat is altijd allereerst concreet en persoonlijk, praktisch en ethisch: wat vraagt het
van je, waar moet je heen, met wie solidariseren? Over God en de werkelijkheid spreken, hoe
zij zijn, daarin is Marquardt volgens mij zeer terughoudend.
Mijn indruk is dat Zingg Marquardt veel onbevangener systematisch-theologisch leest.
Zo interpreteert hij Marquardts uiteenzetting over de verwekkingen van Abraham zonder
meer als theologische beschrijving van de werkelijkheid. Door de verwekkingen werkt God in
de wereld. Dat lijkt me meer dan Marquardt beoogt; hij benadrukt juist het Woord-karakter
van de verwekkingen. Een ander voorbeeld is Gods ‘Fraglichkeit’, die Zingg opvat als
behoefte aan bevestiging – God moet blijken waar te zijn – en hij verbindt dat met menselijk
handelen. Mensen moeten God ‘bezeugen’. Ik vind zelf die nadruk op ‘bestätigendes
Handeln’ niet zo terug in Marquardts dogmatiek. Misschien is dat de implicatie van
Marquardts theologie, en is het een kwestie van Marquardt ook serieus nemen als theoloog.
Dan nog is de vraag of hij die implicatie voor zijn rekening zou nemen. Mijn indruk is dat
‘Fraglichkeit’ bij Marquardt vooral ruimte open wil laten. Wij kunnen de waarheid niet
claimen. Het zal moeten blijken – maar dan eschatologisch, in de toekomst, meer dan hier en
nu door ons handelen.
Zwijgen doorbreken?
Uit Zinggs boek blijkt dat Marquardts theologie boeiend en actueel blijft, juist vanwege het
eschatologische, concrete en lebensverbindliche. Ambitieus en spannend is Zinggs voornemen
voor vervolgpublicaties, om daarmee Marquardts theologie relevant te maken en het
‘Israelschweigen’ tegen te gaan. Ik ben benieuwd en juich de poging toe, maar heb ook mijn
twijfels. Marquardts theologie is zeer eigenzinnig en ligt op een aantal fundamentele punten –
christologie, godsleer – ver bij het gangbare kerkelijke en theologische vertoog vandaan. Kan
Marquardt dan helpen spreken? Is hij niet eerder een theoloog die je minder makkelijk laat
spreken? Of die je vooral dialogisch wil maken: eerder spreken met dan over Israël?
Bovendien: in kerkelijk en theologisch Nederland is er na de Tweede Wereldoorlog
een tijdlang bepaald niet gezwegen over Israël. Inmiddels nemen verlegenheid en
zwijgzaamheid over Israël al jarenlang toe. Waarom dat zo is, zou een promotie-onderzoek op
zichzelf waard zijn. Verantwoord en beklijvend theologisch spreken over Israël blijkt, zoals
dat heet, een uitdaging. Zijn boek getuigt ervan dat die uitdaging aan Andreas Zingg zeker is
toevertrouwd.
Coen Constandse
N.a.v. Andreas Zingg, Von und mit Israel hoffen lernen. Friedrich-Wilhelm Marquardts
Eschatologie und ihre Implikationen für Theologie und Kirche, (Judentum und Christentum,
Band 28), Stuttgart: Kohlhammer GmbH, 2023, 281 pp.
In de Waagschaal, nr. 6, 8 juni 2024