Ode aan de inefficiëntie

 

Als predikant ben ik weleens bang dat mijn kinderen later niks weten van het gewone werkende leven. Immers, ik werk heel flexibel en raap mijn parttime-predikantschap bij elkaar met verschillende dagdelen, die om de schooldagen van de kinderen worden heen gebouwd. Ik sprokkel mijn uren bij elkaar en als ik sta te strijken ontstaan meestal de beste ideeën voor een preek. En aangezien de vader ditzelfde flexibele ambt praktiseert, weliswaar fulltime, zullen ze dus nooit weten wat werken is van ’s morgens vroeg tot eind van de middag. Ik werk altijd even, een paar uur, nooit acht uur achter elkaar op één plek. En dat is natuurlijk totaal niet efficiënt – maar wel volledig vrij, vrijgesteld en toegewijd aan het ambt en de kerk.

Een keerzijde van dit inefficiënte bestaan is de gedachte die soms of een paar keer per dag opspeelt – doet het er toe wat ik doe? Wat is het resultaat van mijn werk? Wat levert het op? En het wonen in de context van Rotterdam en omstreken, de randstad, waar de mentaliteit van hard werken, van doen, in alles wordt geleefd, maakt dat die vraag soms nog scherper gesteld wordt. Toch beleef ik het predikantschap als een ode aan de inefficiëntie. Meer nog, het christelijk geloof en de kerk die leeft op de verhalen uit de Bijbel is één ode aan inefficiëntie, een lofzang daarop, en die lofzang moet gaande worden gehouden.

Containers

Met dit in het achterhoofd begon ik dit boek te lezen: als een buitenstaander die aan de goede kant staat. Ik werk immers inefficiënt, ik woon niet in de stad maar in een monumentale pastorie in een grote plaats, net niet vastgegroeid aan Rotterdam, gescheiden van de stad door een brug en de file.

Alleen, dit buitenstaandersperspectief verdwijnt al snel bij het lezen van dit boek. De centrale metafoor van dit boek is de container. Ergens in de jaren 80 hebben containers, die vervoerd worden op schepen en vrachtwagens, wereldwijd vaste afmetingen gekregen. En die eenvormigheid heeft gezorgd voor groei, winst en efficiëntie. Containers in de haven van Rotterdam worden computergestuurd gestapeld op de reusachtige zeeschepen, daar komt bijna geen mens meer aan te pas. Dit boek belicht de vragen en de problemen die er zijn in een samenleving en economie waarin de focus ligt op groei en efficiëntie. De container is daar het exemplarische beeld bij.

En dat werkt ook bij mij zo door. Als ik kijk in mijn eigen leven, zie ik ineens die container overal: in boodschappenlijstjes, in het werken in dagdelen die ik elke dag loop te stapelen, in de dozen van de pakketbezorger aan je deur, in de producten die je hebt gekocht. De blokken in de familieweekplanner of digitale agenda zijn containers en die hele agenda is als een zeeschip op weg naar de Tweede Maasvlakte. De blokken worden netjes opgestapeld tot een dag en tot een hele week. Alleen is het stapelen niet langer onschuldig spelen, zoals een klein kind speelt met houten blokken. De container blijkt een waar containerbegrip en heeft zich al lang in mijn eigen leven genesteld, als een snel oprukkende invasieve exoot. Blijkbaar dacht ik een vrije geest te zijn, maar heb ik het mis.

Waarom slurpt dit boek me zo op en zet het me zozeer aan het denken? Ik zie nu al een week lang overal containers terug in mijn leven en leefwereld. Hoe komt het dat het me zo raakt en ik het boek af en toe weglegde omdat het zo confronterend is om te lezen?

Schip moet varen

Het boek leest als een soort dagboek. De schrijver is een veertiger met een gezin die net een huis heeft gekocht in Rotterdam. Een intelligente yup die werkt als freelancer. Hij hoort bij de groep van jonge hippe veertigers die ervoor kiezen in de stad te wonen. Heel herkenbaar is dat, het is net de predikant in die leeftijd die liever in de (rand)stad zit dan in Zeeland of Brabant of Groningen.

De schrijver neemt je mee op de fiets door de stad en brengt je op allerlei plekken. De stad is het decor voor zijn verhaal en die stad is kilometers lang. Van de koopgoot tot het uiterste puntje van de Tweede Maasvlakte. Hij spreekt de postbode die de marathon loopt, hij komt in distributiecentra, hij ontmoet Filipijnse scheepslui en havenarbeiders. Het gaat over orderpickers die onze online supermarktbestellingen razendsnel moeten inpakken.

Het verhaal van Rotterdam is een verhaal van groei – het schip moet varen en het schip moet steeds groter en de haven moet groter en verder de zee in. Alles is groter gegroeid, alleen de mens heeft dezelfde afmetingen gehouden. Dit boek laat zien dat groei en winst mensen boven het hoofd groeien. En dat er dan systemen en regels ontstaan die niet meer te volgen zijn maar op zichzelf heilig zijn. Die groei is moedwillig ontstaan, de droom van groei bestond al voor de tweede wereldoorlog. Het is niet zo dat Rotterdam zo geworden is vanuit de puinhoop na de bommen. De luchtfoto van de stad in puin met alleen de Laurenskerk nog fier overeind, blijkt genomen jaren na het bombardement. Er is in de jaren 50 en 60 juist besloten om nog méér te slopen om zo een totaal nieuwe en efficiënte stad te ontwerpen, een logistieke machine met een commercieel hart. Een stad om heel hard in te kunnen werken en zo niet meer terug te kijken of na te denken. Het bombardement en de puinhoop is niet de aanleiding voor de groei van de moderne stad, het is alleen maar een versnelling geweest.

De Nike-schoenen verliezen

In ieder hoofdstuk neemt de schrijver je via een persoonlijk voorbeeld mee in het verhaal achter die groei. In dat verhaal gaat het over het mooie van de groei, maar ook over de zelfkant ervan. Via de oude ijzeren afvalemmer beland je in de ondergrondse container in de straat met niet-werkende sensoren en afvalzakken ernaast en krijsende meeuwen, en dan word je meegenomen naar de afvalcentrale op de Maasvlakte waar mensen via schermen de rivier van afval stromende houden. Via een bord met reclame voor luxe nieuwe appartementen belanden we op het hoofdkantoor van een investeringsmaatschappij die in Rotterdam-Zuid nieuwe appartementen bouwt, alleen voor hoogopgeleiden – terwijl een paar straten verder blokken met sociale huurwoningen worden gesloopt en er minder en duurdere woningen voor in de plaats komen. De schrijver bezoekt de rechtszaken naar aanleiding van de rellen toen de avondklok werd ingesteld. Wat blijkt in die rechtszaak: mensen met Nike-schoenen verliezen altijd. Onder druk van het snelrecht vlak na de rellen wordt er in de eerste zaken het zwaarst gestraft, terwijl het om het minste vergrijp gaat: het stelen van een zakje snoep. De toekomst van mensen wordt letterlijk gesloopt door harde regels en lik-op-stukbeleid.

Zo gaat het ook bij de toeslagenaffaire. Veel te laat komt men achter fouten in het systeem zelf. De schrijver spreekt een vrouw die slachtoffer is van de toeslagenaffaire. Zij heeft in tien jaar tijd alles verloren. Van een goede baan, huwelijk en kinderopvang is ze gegaan naar schulden en bijstand. Het zijn haar sterke schouders die de groei van de stad hebben moeten dragen. Ze blijkt 50 meter van de schrijver vandaan te wonen maar was niet eerder opgevallen, ze stond niet in de gezellige buurt-whatsapp van hippe, natuurwijn drinkende hoger-opgeleide stadsbewoners. We leven langs elkaar heen, luidt de conclusie. Het weefsel van de samenleving is verdwenen. De overheid is tot op heden niet in staat om adequaat te helpen.

Eigen bubbel van de kerk

Dit boek raakt. De persoonlijke manier van schrijven maakt dat ik mijn eigen verhaal, mijn persoonlijke container, als vanzelf ging analyseren en bevragen. En die container betreft ook de bubbel waarin je leeft en werkt, en voor mij is dat de kerk. Tijdens het lezen dacht ik aan het beleid van de landelijke kerk. Toen bekroop mij de gedachte dat de kerk evenmin een buitenstaander is maar moedwillig in de organisatie het efficiëntie-denken heeft omarmd. Een kerk die met steeds meer regels voor financiën druk zet op het beleid van plaatselijke gemeenten. Denk bijvoorbeeld aan de vuistregel dat tenminste 1000 leden de standaard is geworden voor een fulltime plek. Of dat alleen levend geld meetelt voor het bepalen van je solvabiliteit. Ik hoorde over een vacante gemeente die na een beroepingsprocedure, die tegenwoordig lang duurt, en die op niets was uitgelopen, opnieuw een solvabiliteitsverklaring moest aanvragen. Want nieuw kalenderjaar. Vervolgens werd de omvang van de vacature ineens kleiner. Om nog maar te zwijgen over de verschillen in interpretatie van de regels voor solvabiliteit tussen de regionale colleges van beheerszaken. Deze regels gelden voor elke gemeente en er is geen variatie mogelijk. Het leidt tot een standaardmaat van de container op het schip der kerk en die kerk wordt zo een kostenbesparend, ‘winstgevend’ instituut.

Het zijn zomaar wat voorbeelden, waarover je uiteraard kunt discussiëren. Maar het kwam, al lezend en denkend, allemaal bovendrijven. Waar staan we zelf in onze bubbel? Zitten we inderdaad al op dat containerschip of drijven we – inefficiënt en wel – zomaar wat rond op het schip der kerk? Lees dit boek, het zet je aan het denken.

Eline Baggerman-van Popering

 

ds. Eline Baggerman-van Popering is predikant (PKN) in Haastrecht en woont in Krimpen a/d IJssel

N.a.v. Arjen van Veelen, Rotterdam. Een ode aan inefficiëntie, 2022 (De Correspondent)

 

In de Waagschaal, jaargang 52, nummer 5, 29 april 2023