Postkolonialisme (van de redactie)
Dit nummer gaat over postkolonialisme, over dekolonisatie van westerse cultuur, wetenschap en godsdienst. Dekolonisatie lijkt zich af te spelen in ver verwijderde streken, die ooit door het westen werden gekolonialiseerd vanwege economische motieven en die daarmee tegelijkertijd westerse denkbeelden kregen opgelegd. Maar dekolonisatie treft tegelijk de oude kolonisator, die ook in ‘eigen huis’ zijn vooroordelen niet wist te verbergen. Pierre L. Corneille schrijft in zijn gedicht Gastvrijheid (in: Jaap Harskamp, Het Indonesisch decor aan gruis, 2020): ‘Pinda-pinda poep-chinees / wat kom jij / hier doen?’ De dichter weet geen antwoord, in zijn hart draagt hij zijn thuis met zich mee, maar ‘de koude, kille kus / van dit lage land / maakt mij behoedzaam’. Het scheldrijmpje uit de eerste zin stamt waarschijnlijk uit de tijd van de bekende Chinezenkolonie – een term die gangbaar was! – op Katendrecht, Rotterdam, en werd later gebruikt voor mensen die uit Indonesië naar Nederland emigreerden.
De reeks artikelen over postkolonialisme in dit nummer begint en eindigt met een bijdrage over een huis, waarbij de vraag is of wij ons er nog thuis kunnen voelen. Lucien van Liere schrijft over een bouwvallig huis, het huis van onze geschiedenis. Is het een huis van westerse bouwstijl of van koloniale architectuur, dus hybride van karakter, een mengsel van westerse stijl en inheemse motieven? Is er in dit huis nog plaats voor de westerse canon?
Wietske de Jong en Robert Setio geven schetsen van dekolonisatie als een noodzakelijke reconstructie van de theologie, respectievelijk in Afrika en Indonesië. Moet die reconstructie leiden tot een verzoening tussen de godsdienst van het Woord en traditionele religies? Voor Setio is in dit verband contextualisatie een trefwoord. Postkoloniale theologie is ‘stukwerk’ voor het aangezicht van de ene God, zonder alles en iedereen in één (ons?) systeem onder te willen brengen.
Met Rinse Reeling Brouwer dalen wij af in de kelder van eerdergenoemd huis, naar het archief met de kerkelijke en theologische reacties op de Indonesische vrijheidsoorlog. Hij geeft een gedegen overzicht van tegenstrijdige stemmen. Kees Doevendans schrijft over postkolonialisme en westerse moderniteit aan de hand van het werk van sociologe Raewyn Connell. Centraal staat de spanning tussen metropool en periferie. En passant nemen we een kijkje in Batavia, waar stedenbouwkundige Karsten westerse en inheemse cultuur probeerde te verenigen. Is ook een hybride theologie tussen universeel en inheems wenselijk? Juist de theologie van het Woord heeft ons ver van huis gebracht, stelt Coen Constandse onthutst vast.
Het westen lijkt op de verloren zoon, ver van huis, die zijn erfdeel heeft verbrast. We kunnen geen postkoloniale toekomst tegemoet gaan zonder schuldvergeving (Udo Doedens); niet zonder een terugkeer naar het geleefde leven, zo gedifferentieerd als het is (Setio); en niet zonder ieders context voor zichzelf te laten spreken (De Jong). Gerard den Hertog bespreekt tenslotte het onlangs verschenen deel 15 van het Verzameld Werk van Miskotte, die ons in oorlogstijd laat thuiskomen in het leerhuis.
Kees Doevendans en Gerben van Manen
In de Waagschaal, jaargang 52, nummer 2, 4 februari 2023