D.F. Malan – profeet van de apartheid

 

Daniël Francois Malan (1874-1959) was gedurende bijna veertig jaar lang één van de voormannen van het Afrikaner nationalisme in Zuid-Afrika, Geboren in de Westkaap als zoon van een boer/landeigenaar, studeerde hij theologie in Stellenbosch en in Utrecht. Daarna, vanaf 1905, was hij werkzaam als predikant om vervolgens in 1914 hoofdredacteur te worden van de nieuwe krant Die Burger, spreekbuis van de Nasionale Party. Deze was in 1914 door James Barry Munnink Hertzog opgericht uit onvrede met het op samenwerking en verzoening met de Britten gerichte beleid van de regering van Louis Botha en Jan Smuts. Malan had zich bij die partij aangesloten. In 1924 werd Malan minister van Binnenlandse Zeken, Onderwijs en Volksgezondheid in het aangetreden kabinet-Hertzog. In 1933 verliet hij dit kabinet omdat Hertzog de samenwerking aanging met Smuts en diens Suid-Afrikaanse Party en de Verenigde Party vormde. Malan werd nu de leider van de Nasionale Party en leidde in 1948 de partij naar de overwinning. Onder zijn kabinet werd begonnen met de verdere opbouw van het systeem van apartheid. In 1954 trad hij vooral vanwege zijn leeftijd terug.

Welnu, over deze man schreef Lindie Koorts, verbonden als onderzoeker aan de Universiteit van de Vrijstaat, een dissertatie waarop zij in 2014 promoveerde. Deze verscheen in 2020 in Nederlandse vertaling onder de titel D.F. Malan. Profeet van de apartheid. In het Engels luidt de titel D. F. Malan – and the Rise of Afrikaner Nationalism. Hoewel Koorts nadrukkelijk op zoek is naar de wortels van de apartheid, drukt de Engelse ondertitel toch beter uit dat Malan allereerst Afrikaner nationalist was. Vanuit dat kader streefde hij naar eenheid van het Afrikanervolk, verbetering van zijn positie in sociaaleconomisch en cultureel opzicht (met grote aandacht voor de taal als constituerend onderdeel van de cultuur van het volk). Het bepaalde ook zijn visie op de rassenkwestie, dat wil zeggen de verhouding tot de niet-witte bevolking. Deze kwestie was echter lang ondergeschikt aan de strijd tegen het Britse imperialisme.

Nationalisme en geloof

Koorts schreef een op uitgebreid bronnenmateriaal gebaseerd boek dat goed leesbaar is. Zij wil daarbij Malan door de ogen van zijn tijd bezien om hem te begrijpen zonder daarbij te rechtvaardigen. In haar boek komen de ontwikkeling onder de zwarte bevolking en hun reactie op het Afrikaner nationalisme daarom nauwelijks aan de orde. Het gaat om Malans mentale wereld om zo zijn nationalisme en de wortels van de apartheid in beeld te krijgen. Daarbij maakt zij duidelijk dat zijn geloof een integraal onderdeel was van zijn nationalisme en visie op de niet-blanke bevolking. Zijn geloof en theologische opvattingen komen dan ook op meerdere plaatsen aan de orde te midden van vooral de interne verhoudingen binnen het Afrikaner bevolkingsdeel. Wat leert het boek ons over het geloof en de theologie van Malan?

Godsdienst speelde een grote rol in het gezin Malan. Het was een geloof van gereformeerde signatuur, zoals dat typerend was voor de Nederduitse Gereformeerde (NG) Kerk. De Bijbel en John Bunyans Pilgrim’s Progress waren de belangrijkste boeken in het huis Malan en er was trots op de Hugenotenafkomst. Malan kreeg van zijn ouders de opvatting mee dat elk mens een door God gegeven roeping had. Die speelde een rol bij zijn keuze om predikant te worden en in wat zijn grote levensdoel werd: de verheffing van het Afrikanervolk. De introverte Malan had een brandend vuur van binnen. In 1891 ging Malan theologie studeren aan de Nederlandstalige Theologische Hogeschool van Stellenbosch, waarvan de hoogleraren orthodox waren. Deze hadden hun opleiding in Utrecht gehad en waren beïnvloed door het Réveil en de Romantiek. Dat laatste stimuleerde het nationalisme onder de theologische elite. In de Kaap maakte het Afrikanernationalisme tevens een groei door als gevolg van de conflicten tussen de Engelsen en de Afrikaner republieken de Oranje-Vrijstaat en Transvaal. Van jongsaf aan was Malan gestempeld door dit nationalisme, maar via zijn leermeesters onderging hij ook Europese invloeden. De groepsidentiteit werd, zoals eveneens het geval was in Europa, gestempeld door nationalisme en verbonden met een vorm van christelijk geloof. Ook bij Malan vinden we een dergelijk nationalisme. Daar komt ook een sociaal-darwinistische trek bij. In de Kaap ondergingen veel Afrikaners via de Engelsen en ook Malan de invloed van het sociaal-darwinisme: er was een rassenhiërarchie met de witte bevolking boven aan de top. Dit was een door God gegeven scheppingsordening. Malan is zijn hele leven sociaal-darwinist gebleven. Nog in 1946/1947 beriep hij zich op Herbert Spencer met zijn ‘survival of the fittest’. Voor Malan was het een biologisch feit dat als bij rassenvermenging bepaalde grenzen werden overschreden, dat tot degeneratie zou leiden: ‘Differentiatie was een natuurwet en overschrijding daarvan wordt door de natuur zelf gewroken.’

Theologiestudie en promotie
In 1900 ging Malan theologie studeren in Utrecht. Daar maakte hij verder kennis met het Europese denken. J.J.P. Valeton werd zijn grote leermeester en mentor. Van hem leerde hij het belang van het denken en redeneren in beginselen en de visie dat God werkzaam was in de geschiedenis van Israël. Zo moest ook het Afrikanervolk zijn rol in de geschiedenis vinden. Een opvallend punt is dat Malan onder invloed van de ethische Valeton de historische kritiek in de theologie aanvaardde. In de richtingenstrijd die zich later in de NG Kerk afspeelde, bleef hij daaraan vasthouden. Hij heeft zich nooit aangetrokken gevoeld tot het neocalvinisme dat in de jaren dertig sterker werd. Studenten gingen toen vooral naar de VU en Princeton. Malan promoveerde overigens niet bij Valeton, maar in 1905 bij de hem toegewezen promotor Hugo Visscher. Hij deed dat cum laude op een proefschrift over Het idealisme van Berkeley. Hij verliet Nederland met het door het negentiende eeuwse Europese nationalisme beïnvloed Afrikaner nationalisme. Een aantal basisinzichten zijn dan uitgekristalliseerd, die met variaties terugkeren in de rest van zijn leven. God heeft zich geopenbaard in de geschiedenis en daarin is differentiatie meer dan eenwording de natuurlijke orde der dingen. Dit is een diepgewortelde psychologische en historische waarheid. Deze lezen we in het verhaal over de torenbouw van Babel en in het Pinksterverhaal. Diversiteit is een kernbegrip in Malans denken. Dat paste hij toe op de verhouding tussen Afrikaners en Engelsen. Hij wilde Zuid-Afrika opgebouwd zien als een twee-eenheid van Engelsen en Afrikaners, niet als een gemengd project. Krachtens dit denken hadden de naturellen ook recht op eigen ontwikkeling en cultuur, maar, en dat is een cruciaal punt, wel in een ondergeschikte rol ten aanzien van de witte bevolking. Wat betreft de kleurlingen had hij aanvankelijk een genuanceerder standpunt, maar ging hij later ook over tot een dergelijke zienswijze. Dat was naast sociale bekommernis een van de redenen voor zijn bemoeienis met het armblankendom: die Afrikaners die door gebrek aan educatie, raciale hygiëne (zoals wonen in gemengde wijken, gemengde huwelijken) en een slechte arbeidsmarktpositie het Afrikanervolk naar beneden trokken en de hogere positie in de hiërarchie bedreigden. Dat niet alleen theologische en filosofische denkbeelden de mentale habitus bepaalden, maar ook emoties blijkt uit de weerzin die gemengde huwelijken en contacten bij Malan opriepen. Ook speelde angst dat de zwarten de blanken zouden overspoelen een rol. Zoals de schrijver signaleert: hij had vrijwel geen omgang met zwarte mensen en kende hen ook niet. Zij waren een abstractie voor hem. Wel vermeldt zij op de laatste bladzijde van haar studie dat Malan een zwarte dienstbode had. Toen hij na het beëindigen van zijn politieke loopbaan in Stellenbosch ging wonen, vroeg hij om toestemming aan het gemeentebestuur voor haar toelating tot de gemeente. Na aanvankelijk weigering werd er ten slotte een uitzondering gemaakt! Ik kan daarbij vermelden dat H.F. Verwoerd, uit de generatie na Malan, en de man die de architect van de apartheid zou worden, verder ging. Hij had alleen Afrikaner personeel en een Nederlandse butler. Tot het laatst van zijn leven is Malan zwarten als onbeschaafd en primitief blijven zien. In 1943 gebruikte Malan voor zover na te gaan voor het eerst het woord apartheid, in 1948 maakte hij dat thema met succes tot inzet van de verkiezingen. De uitbouw van de apartheid kon beginnen.

Antisemiet?
Ook een interessante vraag is of Malan een antisemiet was. Hierover is Koorts niet helemaal duidelijk. Malan keerde zich in het kader van de strijd tegen de Engelse overheersing tegen de zogeheten Joodse kapitalist. Als minister voerde hij quota in tegen de immigratie van Joden uit Oost-Europa. Toen de migratie uit Duitsland toenam, groeide ook het antisemitisme. Die migratie werd in Malans ogen aangemoedigd door het Joods kapitaal en ging ten nadele van de arme Afrikaners. Koorts typeert Malans standpunt als fluïde. Zo was hij in andere uitingen positief over Joden. Het minste dat gezegd kan worden is echter dat hij stereotiepe opvattingen had en met deze principiële zaak opportunistisch omging. Met fascisme of nationaal-socialisme heeft hij niet gesympathiseerd en hij verdedigde de democratie voor witte mensen tegen opvattingen van Afrikaner intellectuelen die daar wel mee heulden.

Zoals gezegd, Lindie Koorts schreef een boek om zo goed mogelijk de mentale wereld van Malan te begrijpen. Met het oog daarop viel zij hem slechts een enkele maal in de rede met een waardeoordeel. Voor veel lezers van IdW zouden de barthiaanse handen gaan jeuken: het denken in termen van scheppingsordeningen, die bovendien onderdrukking rechtvaardigen. Het doet heel veel pijn om te lezen dat Bijbel en theologie zo misbruikt zijn om een mensonterend systeem te rechtvaardigen.

Herman Noordegraaf

N.a.v. Lindie Koorts, D.F. Malan. Profeet van de apartheid, z.p 2020 (inmiddels in de ramsj).