De doorbraak van de Romantiek in cultuur en geloof
De jaren zestig kan je omschrijven als de popularisering en intensivering van de Romantiek in de Westerse cultuur. De Romantiek drong door tot in de poriën van de samenleving. Dat had grote gevolgen. De hele manier waarop we keken naar onszelf, naar ons innerlijk en ons gevoel, naar de overheid, de kerk, de natuur en de samenleving – het veranderde radicaal. De filosoof Isaiah Berlin noemt de Romantiek de ‘grootste afzonderlijke verschuiving in het bewustzijn van het Westen’.
Onbehagen
In 1967 wijdde De Gids een themanummer aan ‘onbehagen’. Onbehagen is een van oorsprong Duits woord dat pas in de 20e eeuw doordrong in het Nederlandse taalgebied. Het is bij uitstek een romantisch woord. Het beschrijft een vaag gevoel van ontevredenheid met het bestaande en verlangt naar nog iets anders. ‘De redaktie hoopt iedereen een reden tot onbehagen te hebben gegeven’ schreef Harry Mulisch in het voorwoord. Dat onbehagen bleek inderdaad breed te leven. Joke Kool-Smit (1933-1981) schreef haar beroemde artikel over het ‘Onbehagen van de vrouw’, waarover elders in dit nummer.
De natuurwetenschapper en theoloog C.J. Dippel (1902-1971) schreef over het ‘Onbehagen in de techniek’. ‘Onze technisch-wetenschappelijke macht is boven de maat van het menselijke’. Hij doelde daarbij op de vergaande technisering van het arbeidsproces en op de dreiging voor het menselijk samenleven door atoomwapens. Het essay van Dippel is een waarschuwing tegen een verdoofde consument, die overstelpt wordt door consumptieartikelen, maar zijn echte mens-zijn door de vingers ziet glippen. Dippels analyse werd breder gedragen. Dippel verwoordde in wat meer beschouwende taal wat ‘rookmagiër’ Robert Jasper Grootveld een jaar eerder bij het Lieverdje op het Amsterdamse Spui verkondigde. Ook hij hekelde de mens die verslaafd geraakt is aan consumptie.
Natuur
De keerzijde van alle consumptie en technische vooruitgang was in die jaren te zien en te ruiken. De rivieren en kanalen van Nederland waren ernstig vervuild geraakt met industrieel afval. Je kon er niet meer in zwemmen en veel van het leven verdween. Als reactie kwam een brede beweging voor natuurbehoud op gang. Soms heel klassiek en aristocratisch, zoals de Vereniging voor Natuurmonumenten, soms strijdbaar zoals milieuactiegroepen. In al deze groepen was er een herontdekking van de natuur en het natuurlijke. Er kwam een beweging van kleinschaligere landbouw zonder gif op gang. Wat natuurlijk was, was goed en wat kunstmatig was, was slecht. Alternatieve landbouw verloor zich in deze beginjaren soms in aberraties als het zaaien bij nieuwe maan, maar nu de landbouw door stikstofuitstoot, CO2-uitstoot en dierenziektes volledig aan het vastlopen is, wordt nog eens duidelijk hoe belangrijk al dat pionieren geweest is om duurzame nieuwe vormen te vinden.
Naast de ontdekking van het natuurlijke buiten de mens, kwam een ontdekking van het natuurlijke in de mens. In de mens lag een authentiek zelf verborgen, dat er om vroeg bevrijd te worden uit de kluisters van wet, christelijke moraal en kleinburgerlijke omgeving. Gevoel werd het nieuwe kompas voor het leven. Het kwam voortaan aan op authenticiteit. De Rolling Stones zongen misschien niet heel mooi, maar hun rauwe stemgeluid klonk wel authentiek. De authenticiteit van hun gevoel was ook belangrijker dan hun moraal, zowel in hun teksten als in hun persoonlijke leven. Waar het christendom driften probeerde te geleiden of te beteugelen, was het nu bevrijdend om ze uit te leven, tot in het excessieve aan toe. Alles moest wijken voor het verlangen naar een intens welbehagen.
Volksheid
Een andere plaats voor het natuurlijke was ‘het gewone volk’. Op het politieke vlak gebeurde dat in allerlei maoïstische partijtjes, waarin ‘het volk’ verheerlijkt werd. Het volk had iets zuivers bewaard, dat intellectuelen misten. In onze tijd is het extreemrechts dat ‘het volk’ verheerlijkt.
Ook de uitingen van het gewone volk werden verheerlijkt. De 19e- en vroeg 20e-eeuwse belangstelling voor de volksmuziek (Sibelius, Smetana, Bartok, Kodaly) werd opgepakt in de vorm van folkmuziek en wereldmuziek. Jazz en gospel kregen credits als de echte muziek van de zwarte bevolking van de VS. Populaire muziek en populaire cultuur verloren hun pariastatus. Zelfs de westerse kunstmuziek was niet immuun voor dit oorspronkelijkheidsstreven: ze moest voortaan worden uitgevoerd op authentieke instrumenten.
Verbeelding
Naast de wereld van natuur en authenticiteit – een wereld die in feite al bestond, maar alleen overdekt was door techniek, rationaliteit en vervreemding, bleek er nog een andere wereld te liggen. Een nieuwe wereld in de verbeelding. Die wereld liet zien wat er nog niet is, maar wat wel kon worden. De verbeelding werd gehuldigd als de eerste stap in de verandering van wat bestaat. Creativiteit en verbeelding werden voortaan centrale waarden in onderwijs en opvoeding.
Geloof en Romantiek
Wanneer in de jaren zestig de Romantiek volledig doordringt, klopt ze ook in kerk en geloof op de deur. Er was niet veel voor nodig om die deur open te zetten, het was meer een thuiskomst. De Romantiek kwam tenslotte voort uit het piëtisme. De concentratie op de ziel en op alles wat daarin omgaat aan aanrakingen door Christus werd door Goethe, Shelley, Gorter e.a. eenvoudig geseculariseerd tot een openstaan voor alle gemoedsaandoeningen.
Meest zichtbare gevolg van de romantische wending was de opkomst van de Evangelische beweging. Voor duizenden gelovigen was de intensieve gevoelscultuur van de Evangelische beweging veel overtuigender dan de verstilde Protestantse eredienst. Ze sloot ook beter aan op de piëtistisch gekleurde huisspiritualiteit van gebed en Johannes de Heer van het gros van de Protestantse christenen. De Evangelische beweging bood intensieve spirituele ervaringen tijdens het zingen, de (over)doop of bij het samen bidden. De beweging was lichamelijker en deed een beroep op alle zintuigen met video, toneel en populaire muziek. Met ook hier af en toe een zucht naar het excessieve: vallen in de Geest en tongentaal.
De invloed van de Romantiek was er in het hele geloofsleven. Geloof moest voortaan authentiek zijn. Tot de jaren zestig was de inhoud van de geloofsleer – in ieder geval op het niveau van bestuur en van reflectie – bepalend voor gemeentes en kerken. Dat ging veranderen. Muren tussen kerken verdampten door de ‘oecumene van het hart’ en het ‘spreken van hart tot hart’.
Belangrijker dan de inhoud werd de authenticiteit van de voorganger en zijn (vooral zijn, minder haar) vermogen om de hoorder te ‘raken’. De belangrijkste reden voor kerkverlating wordt niet meer het vermeende gebrek aan rationaliteit van het geloof maar de ontdekking bij vele gelovigen en hun kinderen dat het geloof ‘hun niets meer zegt’. ‘Spreekt het me aan’ wordt het criterium waarmee jongeren al dan niet een keuze voor het christelijke geloof maken. Dat wordt versterkt doordat ook vanuit de kerken de nadruk op een persoonlijk doorleefd geloof wordt gelegd.
De opkomst van de Liturgische Beweging binnen de mainstream Protestantse Kerken was ook een voorzichtige uitdrukking van het verlangen naar meer geur, kleur en beleving. Eigenlijk al het nieuwe van de afgelopen vijftig jaar is romantisch geïnspireerd: de belangstelling voor pelgrimstochten, voor dans, voor meer exotische vormen of New Age-achtige vormen van christendom. Of de Kliederkerk waar ouders en kinderen zich met al hun zintuigen inleven in een Bijbelverhaal. Zelfs aan de gegroeide en later weer verflauwde interesse voor het jodendom zaten romantische kanten: het jodendom zou zoveel aardser en lichamelijker zijn en tegelijkertijd mystieker en extatischer.
Theologie
In de mainstream theologie heeft het een tijd geduurd voordat romantische thema’s werden opgepakt. De herinnering aan de nationaalsocialistische ideologie die zo duidelijk romantisch geïnspireerd was, zorgde er in Nederland voor dat alle romantische thema’s verdacht waren. Maar vanaf de jaren negentig zijn er elders pogingen gedaan. De Katholieke filosoof en theoloog Richard Kearny (1954) en de Amerikaanse theoloog Kevin Vanhoozer (1957) stelden de verbeelding centraal in hun denken. ‘Een gelovige moet vanuit een Bijbelse verbeelding improviseren in het drama van God’ (Vanhoozer). Catherine Keller (1953) begon een avontuurlijke postmodern Bijbels-theologische project. In haar boek over de Schepping concentreert ze zich op het ‘woest en ledig’ uit Genesis 1 en de sporen van dit verdrongen ongeschapene in de rest van de Bijbel, zoals de zeemonsters. Bij haar wordt het ‘woest en ledig’ een creatieve kracht die het al te planmatige en geordende vernieuwt. De chaos blijkt bij haar het sublieme te zijn.
Verstrengeld
De romantische verschuiving van de jaren zestig had democratische en bevrijdende kanten. Het vertrouwen op het eigen gevoel gaf vrouwen, zwarten, homoseksuelen de moed om hun eigen stem te laten horen. De aandacht voor de natuur gaf de milieubeweging en de klimaatbeweging de kracht die ze nodig hebben. Maar vertrouwen op gevoel en ‘natuurlijkheid’ leidde net zo goed tot een anti-wetenschappelijke anti-vaxbeweging, die op ‘eigen gevoel’ vertrouwt. Aandacht voor ‘het volk’ kan leiden tot aandacht voor de noden en aspiraties van mensen zonder veel inkomen, maar past evengoed in een nationalistisch en racistisch discours. Soms is onbehagen profetisch, soms alleen puberaal. Welbehagen kan goedkoop genot zijn, het kan ook de vervulling van de engelenzang in de Kerstnacht zijn. De Romantiek heeft goede en minder goede kanten en het lastige is dat ze innig met elkaar verstrengeld zijn. Maar bovenal is de Romantiek onontkoombaar. We zitten er middenin en we moeten er wat mee.
Coen Wessel
Ds. C. Wessel is predikant in Hoofddorp en oud-redacteur van In de Waagschaal.
In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 7. 2 juli 2022