Voorbij de schaamte
Over Stephan Sanders’ Godschaamte
Stephan Sanders voegt zich onontkoombaar in de traditie
Ondanks de titel Godschaamte lijkt het met de gêne van de auteur van dit boek, Stephan Sanders, nogal mee te vallen. In het voorwoord geeft Sanders dit ruiterlijk toe. Hij wil namelijk wél over zijn herwonnen geloof praten en hij wil er níet over praten. Dat niet willen praten is begrijpelijk als je veertig jaar met je kennissen meewarig en ironisch over God en gelovigen hebt gesproken. Nu hij naar de kerk gaat, schaamt hij zich ten opzichte van die kennissen en eigenlijk ook ten opzichte van zichzelf. Ergens verliest hij aan status.
Het wél willen praten heeft te maken met zijn eigen enthousiasme over deze ontwikkeling in zijn leven. Zijn geloof voelde in het begin, zo zegt hij al terugkijkend, aan als verliefdheid, waardoor Sanders wel móet spreken. Toch maakt dit spreken bij mij ook een kokette indruk. Alsof het binnen Sanders’ Amsterdamse vrijgevochten omgeving toch ook wel interessant is om samen met een enkele ander (zoals Willem Jan Otten) gelovig te zijn, een buitenbeentje, anders, apart. Zijn progressieve intellectuele omgeving vindt Sanders’ gang naar de Rooms-Katholieke Kerk niet passen bij een autonome manier van leven. Maar op een bepaald niveau is Sanders’ levenswending juist uitgesproken autonoom. Immers door zich te voegen in een eeuwenoude traditie, een hiërarchische kerk en te buigen voor een God die rationeel niet te vatten is, gaat de schrijver tegen de dominante liberale stroom in en ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat Sanders zich daar niet alleen voor schaamt, maar er ook voldoening uit put.
Godschaamte. Een eigentijdse expeditie op zoek naar God bevat verfrissend weinig theologie. Het gaat de auteur dan ook niet om leer of overtuiging, maar om Godsbesef en vooral om de beweging naar de kerk. Die wordt heel fysiek besproken, inclusief het regenpak waarin de fietstocht naar de Sint Nicolaaskerk in Amsterdam wordt ondernomen. Ook wat dit betreft roeit Sanders dus tegen de stroom van de tijd in, tegen de moderne vooronderstelling dat, als het gaat om authentiek geloof, gemeenschap en instituut eerder ballast vormen dan bagage. Sanders acht kerk en kerkgang juist onontbeerlijk. Want het is – zo ontdekt hij zelf – net als bij sporten en schrijven: je moet het vooral veel en vaak doen, waarna zin en betekenis als vanzelf volgen. Sanders wil zich overgeven en voelt er dus niets voor om – heel postmodern – zelf uit verschillende spirituele stromingen een geloof samen te stellen. In tegendeel. Hij voegt zich bewust in de liturgie, traditie, gemeenschap en rituelen van een wereldkerk die al eeuwen bestaat. Dit ondanks het kindermisbruik door priesters, het standpunt aangaande homoseksualiteit en de uitsluiting van vrouwen.
Onvoorwaardelijk
Er komt overigens wel degelijk geloofsinhoud aan de orde, met name aan het eind van het boek. Sanders werkt daar het Apostolicum regel voor regel door. Boeiend en oprecht, maar wat mij betreft is dit niet het interessantste deel. Treffender is hoe Sanders terugkijkt op zijn leven en daar momenten aanwijst die hem attent maken op Gods aanwezigheid. Dat hij twintig jaar geleden zijn grote liefde vond – of de liefde hem – en meteen met zijn vriend wilde trouwen. Dat hij als kind geadopteerd is, aangenomen, door een vader en moeder die buitengewoon veel van hem hielden. Beide ervaringen maakten Sanders attent op onvoorwaardelijke liefde, op God.
Sanders’ boek doet mij denken aan Mijn heldere afgrond van Christian Wiman. Wiman is net als Sanders een vooruitstrevende intellectueel die op latere leeftijd opnieuw gaat geloven. Tweede gelijkenis is dat beiden het vinden van hun grote liefde als markeringspunt noemen in hun geloofsontwikkeling. Het grote verschil is dat Wiman daarna door een ernstige ziekte door diepe dalen gaat en daarin zowel godverlatenheid als Gods nabijheid ervaart. Bij Sanders zijn die dalen vooralsnog afwezig. Dat is niet iets om de auteur kwalijk te nemen, maar hierdoor mis ik bij het lezen wel een gevoel van urgentie.
Bij tweede lezing van het boek ontdek ik dat de schaamte een levensthema is van Sanders, alleen al vanwege de oordelende blik van anderen op zijn etnisch gemengde uiterlijk, zijn drankgebruik en zijn homoseksualiteit. De schrijver heeft zich daar altijd met succes tegen te weer gesteld. Hij was en is, zo schrijft hij zelf, progressief, stoer, in zekere zin schaamteloos. Maar sinds enkele jaren bekent hij zich wel tot een geloof dat de schandpaal als beeldmerk heeft. Uit dit kruis put hij nu meer troost en zin dan uit vier decennia autonomie. Inmiddels is Sanders na een lange aanloop al weer vijf jaar praktiserend katholiek. De schaamte voor zijn geloof in God is getransformeerd tot een schoorvoetend ‘amen’.
Hetty Boersma
Ds. H. Boersma is als predikant verbonden aan de Protestantse Gemeente te Gramsbergen.
Stephan Sanders, Godschaamte. Een eigentijdse expeditie op zoek naar God. 208 pp., Amsterdam 2021. ISBN: 9789028212244, € 21,50.
In de Waagschaal, jaargang 51, nr. 3. 5 maart 2022