Martin Niemöller: het beeld en de barsten
Op 27 en 28 april j.l. vond in Frankfurt am Main een (online) internationale conferentie plaats over een theoloog van wie we misschien wel dachten dat hij inmiddels in de archieven ter ruste was gegaan: Martin Niemöller (1892-1984). En dat zonder dat er een jubileum, een zoveelste geboortedag of iets van dien aard, te vieren viel. Het overkoepelende thema ‘Martin Niemöller und seine internationale Rezeption’ liet zien dat het niet om een puur historische interesse ging, een discussie onder specialisten, maar om hoe hij gezien werd en wordt.
Het beeld
Wat is het beeld van Niemöller, in Duitsland en daarbuiten? Wie ook maar iets van hem weet kan reproduceren dat hij tijdens de Eerste Wereldoorlog onderzeebootkapitein was, na de Duitse nederlaag de marine verliet en uiteindelijk theologie is gaan studeren om predikant te worden. Niets wees er op dat moment op dat deze geharnaste Nationalprotestant een prominente rol zou gaan spelen op het kerkelijke en politieke toneel, maar wanneer Hitler aan de macht komt gaat er in de kerken ook het nodige bewegen. In de zomer van 1933 worden kerkelijke verkiezingen gehouden, met als resultaat dat de overgrote meerderheid van de afgevaardigden naar de synode van de kerk van de Altpreußische Union in september 1933 behoort tot de beweging van de Deutsche Christen, die het christelijk geloof meenden te kunnen vereenzelvigen met een onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en overgave aan Hitler en zijn nationaalsocialisme. Nog vóór de invoering van de rassenwetten door de staat zette deze synode predikanten en kerkelijke werkers met joodse achtergrond op non-actief. Niemöller richt als protest daartegen samen met andere Berlijnse predikanten de Pfarrernotbund op en wordt de voorzitter ervan. In die hoedanigheid gaat hij in januari 1934 als hun representant mee op ‘audiëntie’ bij Adolf Hitler, om samen met een aantal kerkelijke leidinggevenden de vrijheid van de kerk tegenover de staat te bepleiten. Bij die gelegenheid is Niemöller de Führer onverschrokken tegemoet getreden en heeft hij hem zo tegen de haren in gestreken, dat hij uiteindelijk vanaf 1938 voor de rest van het Derde Rijk in het concentratiekamp – eerst Sachsenhausen, daarna Dachau – verdwijnt. Dat hij als ‘persoonlijke gevangene’ van Hitler gold leverde Niemöller een wereldwijde bekendheid op en heeft het beeld bepaald dat hij een politiek opponent was.
De titels van enkele recent verschenen biografieën laten dat zien, zoals die van Frédéric Rognon, Martin Niemöller: Prisonnier personnel de Hitler. De ondertitel van de in 2017 uitgekomen Engelstalige biografie van Matthew D. Hockenos spreekt voor zichzelf: The Pastor Who Defied the Nazis. De titel – Then They Came for Me: Martin Niemöller – verwijst naar een gevleugeld woord van Niemöller: “Toen ze de communisten, de socialisten, de homo’s en de joden kwamen halen, deed ik mijn mond niet open, toen ze voor mij kwamen, was er niemand meer om zijn of haar mond open te doen”. Na 1945 deed Niemöller van zich spreken door onvermoeibaar in Duitsland rond te trekken met een pleidooi voor erkenning van de Duitse schuld en is hij zich tijdens de Koude Oorlog sterk gaan maken voor vrede. De Duitstalige biografie uit 2017 van Michael Heymel, één van de organisatoren van de conferentie van dit jaar, vat een hele levensweg in een paar woorden samen: Martin Niemöller. Vom Marineoffizier zum Friedenskämpfer. Net als de eerder genoemde wekt ook deze titel niet de indruk dat de auteur correcties aanbrengt op het gangbare beeld van Niemöller. Dus nog eens: als het beeld wel duidelijk is en ook klopt, waarom dan nog een conferentie over hoe hij gezien wordt?! Het werd op de conferentie zelf niet uit de doeken gedaan, maar er was stellig bewust voor gekozen om de openingslezing door de Duitse historicus Benjamin Ziemann te laten houden, hoogleraar moderne geschiedenis in Sheffield. De titel van zijn twee jaar geleden uitgekomen Niemöller-biografie laat de mogelijkheid open dat hij andere accenten zet: Martin Niemöller. Ein Leben in Opposition (paginaverwijzingen naar dit boek tussen haakjes).
De barsten
Het thema van Ziemanns lezing – ‘Martin Niemöllers Antisemitismus 1918-1967. Versuch einer Neubewertung’ – zette inderdaad de toon: het zou op deze conferentie niet om heiligenverering gaan, en de ongemakkelijke bladzijden uit Niemöllers leven zouden niet verzwegen worden. Alleen al de periodeaanduiding ‘1918-1967’ geeft aan dat het beeld van een Nationalprotestant die vrij gauw na 1933 zijn kwalijke ideeën afzweert en daarna ‘goed’ is op zijn minst enige nuancering behoeft.
Ziemann heeft Niemöllers eigen verantwoording van zijn ontwikkelingsgang kritisch gemeten aan wat de bronnen – brieven vooral – laten zien, en dat levert op verschillende punten een ander, onthutsend beeld op. Zo kan er geen twijfel meer over bestaan dat Niemöller vanaf zijn tijd bij de marine een fervente antisemiet was die de schuld van de Duitse nederlaag aan de joden toeschreef (93). Tussen 1919 en 1923 was hij ook actief lid van maar liefst acht rechts-radicale en antisemitische partijen en organisaties. Eenmaal predikant, reflecteert hij ook theologisch op het jodendom, maar pas tegen het einde van 1932. Resultaat is dat hij met de Pfarrernotbund opkomt voor de gedoopte joden, maar niet voor de door de rassenpolitiek van Hitler getroffen joodse Duitsers buiten de kerk. In november 1933 noteert hij in een artikel “dat wij als volk zwaar onder de invloed van het joodse volk hebben geleden” (206). Wanneer Niemöller zich begin 1938 in een proces tegen diverse aanklachten van de staat moet verdedigen merkt hij op dat “de joden hem onsympathiek en vreemd zijn” en voegt hij eraan toe dat men dat gezien zijn afkomst en loopbaan wel van hem zal willen aannemen (8). Na 1945 reist hij de hele wereld over, maar heeft hij geen enkele neiging om Israël te bezoeken, en na de Zesdaagse oorlog van 1967 geeft hij te kennen dat hij, als hij Arabier was, zonder enige twijfel antisemiet zou zijn.
Victoria Barnett, prominent Bonhoefferkenner en tot haar pensionering ‘Director of the Programs on Ethics, Religion and the Holocaust at the United States Holocaust Memorial Museum’ in Washington, kwam als tweede aan het woord: ‘War Martin Niemöller ein Mann des Widerstands gegen das NS Regime?’ Het antwoord op die vraag ligt in het voorgaande al besloten. Het was al heel lang bekend dat Niemöller begin 1934 aan de leiding van de Pfarrernotbund voorstelde om en bloc toe te treden tot de NSDAP, om zo te laten zien dat het hen er puur om ging de kerkelijke verkondiging zuiver te houden. Maar ook tijdens zijn proces in 1938 voerde Niemöller als bewijs van zijn juiste patriottische gezindheid aan dat hij sinds 1924 steeds NSDAP gestemd had, en dat zijn preken in de gemeente Dahlem hem de bijnaam ‘de nationaalsocialistische dominee’ hadden opgeleverd. Dat klopte ook wel, voegde hij eraan toe, want hij had met zijn preek op zondag Invocavit 1933 – 5 maart, de dag van de verkiezingen! – in feite zijn “instemming met de typering van het nationaalsocialisme overeenkomstig de verklaring van de Führer” betuigd (7). In die preek had hij gesteld dat, als religie enkel Privatsache zou zijn, het volk ‘ver-ont-nationaliseerd’ zou worden, hetgeen in de praktijk op ‘zelfmoord’ zou neerkomen. De primaire loyaliteit ligt voor Niemöller dus bij het volk, en zelfs stelt hij dat hij ‘als nationaalsocialist’ hij geen problemen met zijn ‘geweten’ had gehad om zich sterk te maken voor ‘een christendom naar Schrift en belijdenis’ (8). Ook al klopt het een en ander in Niemöllers verweer niet – hij heeft tot aan 1933 nooit NSDAP gestemd –, hetgeen allemaal wél klopt laat zien dat er van een principieel ‘nee’ tegen de Nazistaat als zodanig geen sprake is. Het zegt ook genoeg dat Niemöller een week na de overval op Polen het verzoek doet om actief als militair bij de Wehrmacht te mogen dienen.
Ziemann overtuigt in de bewijsvoering voor zijn karakterisering van Niemöller als Nationalprotestant, maar tegelijk wordt die hier en daar een ‘mal’ waar de mens Niemöller in geperst wordt. Zo duidt hij Niemöllers omgang met de schuldvraag als enkel ‘effektivere Taktik’ (407) om aan zijn nationalprotestantische mentaliteit vast te houden, en ontkent hij dat er bij hem ook een oprecht worstelen met de vragen rond de Duitse schuld aanwezig was. Maar is het gegeven dat Niemöller nog lang bedenkelijke gedachten bleef koesteren een bewijs voor de stelling dat zijn diepste wezen en werkelijke loyaliteit Nationalprotestants was? Het kan er toch ook op duiden dat de Geest er werk aan heeft gehad om hem er uit weg te breken?!
En de Niemöller-receptie?
Niettemin, wat er na lezing van Ziemanns biografie aan krassen en barsten op het gangbare Niemöller-beeld overblijft is niet gering. Moeten we dus met Niemöller maar dezelfde weg gaan als met een heel aantal andere prominente bisschoppen en theologen die de naar hen vernoemde organisaties en straatnamen zijn kwijtgeraakt? Ten aanzien van Niemöller is er van een dergelijke tendens geen sprake, integendeel, de voormalige pastorie van Berlijn-Dahlem heet nog steeds Martin-Niemöller-Haus en is recentelijk verbouwd om des te beter als herinnerings- en actiecentrum dienst te kunnen doen.
In het slotgesprek van de conferentie kwam de vraag aan de orde wat we moeten met de krassen en barsten in het Niemöller-beeld. Er kwam van Duitse zijde niet veel meer uit dan dat we met voortgaand kritisch onderzoek vanuit nieuwe invalshoeken het totale plaatje moeten bijstellen en verder inkleuren. Maar dan laten we de Niemöller-receptie verder voor wat die is, met als reëel perspectief dat de man op een dag hardhandig van zijn sokkel gestoten wordt. Ik zou denken: stop het zoeken naar identificatiefiguren, laat liever aan Niemöller zien hoeveel moeite het kost om van de diep gewortelde vanzelfsprekende vooroordelen van je tijd en je milieu af te komen en echt verantwoordelijkheid te nemen voor je eigen verleden en dat van je volk en je sociale milieu. Dan hebben we een heilige minder, maar we staan wel met beide benen op de grond.
Gerard den Hertog
In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 6. 29 mei 2021