Van de redactie
In dit nummer veel aandacht voor het vierde evangelie, waar zoals bekend een muis doorheen kan zwemmen, maar een olifant in verdrinkt. Het staat de komende periode in veel gemeenten op het preekrooster, en dit nummer is dan ook mede bedoeld als hulp bij de preekvoorbereiding. Maar ook voor anderen dan predicatoren is er hopelijk veel te vinden. De meditatie voert ons meteen in een van de kernhoofdstukken en kernbegrippen: gemeenschap als gave maar ook als opgave. Coen Constandse opent dan met een beschouwing over het vierde evangelie als geheel, met focus op de kwestie van ‘de Joden’ en kapittel 3. Marco Visser zoemt in op een van de pericopen waar blijkt hoe concreet en precies de wonderdaden van Jezus benoemd worden – en wat betekent dat? Tegen de achtergrond van de door sommigen met veel pathos verkondigde onhistoriciteit zou hier nog wel doorgepraat kunnen worden. Jilles de Klerk neemt ons mee naar het lezen van het evangelie in de context van Indonesië. Ook het artikel van Mirjam Elbers past bij het thema, zij het meer als achtergrond: hoe lezen we eigenlijk de bijbel, wat is ons startpunt, wat zijn de vooronderstellingen? De boeken van Huijgen en Dubbink geven daarover te denken. In deze artikelen komt ook de contextualiteit van de Schrift aan de orde, waarover Elbers en de Klerk deels tegengestelde conclusies trekken. Zo is het de combinatie van stemmen die te denken geeft. Wie daarna Elbers’ commentaar erbij pakt, zal wenen, intens wenen – en niet van vreugde. Wie nog een restje van een theologische ziel in zijn karkas heeft, die moet wel gruwen van het zoveelste predikantsrapport dat voorlicht bij de synode. Dus bewaar dat maar voor het laatst, want met tranen in de ogen kun je niet lezen. (De olifant die in het Johannes-evangelie verdronk, had natuurlijk geen Studiebijbel!)
Elbers’ commentaar is niet het enige stuk in dit nummer dat over het ambt gaat. Udo Doedens heeft de ruimte er in zijn artikel dieper op in te gaan. Zijn pleidooi voor de priesterlijke kerk kun je lezen als het trekken aan de noodrem, of als een romantische mijmering over hoe-het-ook-had-kunnen-zijn, maar toch ook als een dringende, nuchtere uitnodiging om de kern van het gemeente-zijn niet verloren te laten gaan – een uitnodiging die kan aansporen tot heel concrete daden.
De rest van dit nummer is bijvoedering – hetgeen niet wil zeggen dat er geen vitamines in gevonden kunnen worden.
Willem Maarten Dekker
In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 5. 1 mei 2021