Wie moet waar overheen stappen?

logoIdW

Over Wessel ten Booms ‘Zwarte pieten’

De vraag waarmee Wessel ten Boom zijn ‘Zwarte pieten’ (zie het vorige nummer) inzet was lang ook de mijne: kunnen tegenstanders niet over Zwarte Piet heen stappen? Kan men traditionele vormen aanvaarden, en de eventuele pijn ervan incasseren? Kunnen we elkaar niet vinden in het tegengaan van racisme, zonder ons blind te staren op zo’n symbool? Daarom kan ik Wessels stuk deels ook wel volgen (omdat hij in IdW uiteraard een goede bekende is, verwijs ik naar hem met de voornaam). Ik vind het bovendien goed dat hij schrijft, en zich niet voetstoots neerlegt bij de opeens toch verrassend snel gegroeide consensus ten faveure van de roetveegpiet. Want het Sinterklaasfeest met Zwarte Piet is erfgoed, en dat is gekoesterd, daar zitten herinneringen aan vast. Als we het daar niet over hebben, over het dierbare en over wat het verlies ons doet – enigszins pathetisch, maar goed: over de pijn ervan – maar ons zonder meer, zonder reflectie voegen in een correcte, gezuiverde praktijk, komen we dan wel echt verder? Het gevaar is dat er alleen oppervlakkig, tja, cosmetisch iets veranderd: een symbool wordt anders geschminkt. Het lijkt me nog maar de vraag of velen daadwerkelijk ‘geïnternaliseerd’ hebben dat Zwarte Piet racistisch is.

Stelling nemen

Het is moedig te noemen zo eerlijk en gepassioneerd stelling te nemen in zo’n beladen en gepolariseerd debat, maar Wessel is nooit bang geweest om iets zogenaamd fouts of politiek of theologisch incorrects te zeggen. Ook niet om een vermeend achterhoedegevecht aan te gaan. Ik las het daarom wel met herkenning en sympathie, maar ook met stijgende verbazing en grote vragen. Het is natuurlijk een zeer persoonlijk stuk. Dat maakt het ook lastig te volgen. Het is grillig, schiet heen en weer tussen stellingen, veronderstellingen en herinneringen, en is niet vrij van (schijnbare) tegenstrijdigheden. En in alles: het is Wessels kijk op de zaak. Ik vind nergens sporen in het artikel dat hij werkelijk moeite heeft gedaan de argumenten en gevoelens van de andere kant te begrijpen, laat staan zich daarin in te leven. Sowieso is zijn front heel diffuus, om niet te zeggen dubieus. Want wie zegt nu eigenlijk dat we ervan uit moeten gaan dat we hetzelfde zien of zouden moeten zien, of dat de feitelijke opheffing van de kleur het doel moet zijn? Wie zegt dat je van iedereen moet dromen, en niet je eigen particuliere voorkeuren of vooroordelen mag hebben? En dat (vermeend) racistische karakter van het Sinterklaasfeest: natuurlijk zit dat niet in de veronderstelde intentie van de feestvierders ‘om lekker racistisch uit de hoek te mogen komen’. Dat beweert toch niemand? Maar is dit dan een serieuze bijdrage aan een debat? Of is het vooral: ik zeg nu even lekker onomwonden wat ik vind?

Het wordt dan pijnlijk als je je beklaagt geframed te voelen in de kleur wit (‘we staan niet in een verfwinkel’), om vervolgens tegenover je eigen blankheid voor de zwarte ‘toch maar’ het n-woord te bezigen. Waarom zou je dat ‘nu toch maar’ zeggen? Het is ontegenzeggelijk grievend en kwetsend. Als ‘wit’ een frame is, hoeveel temeer dit? Het roept het beeld op van iemand die geen millimeter wil bewegen, die wil zeggen wat hij wil, ‘no matter what’. In mijn ogen diskwalificeer je jezelf dan volkomen, zeker als je in de laatste zin van het artikel klaagt over ontbrekende ‘onderlinge toenadering’.

Een ander perspectief

Al lijkt het me een idealiserende beschrijving, ik kan me goed voorstellen dat het Sinterklaasfeest decennialang in overwegend ‘blanke’ gezinnen beleefd is zoals Wessel weergeeft. Misschien met enige historische vertekening, want Zwarte Piet was naast de anarchistische figuur – gek doen, dansen, springen – vroeger ook de boeman. Zijn roe is (parallel aan de corrigerende tik uit de opvoeding) een stuk geruislozer verdwenen dan zijn huidskleur… Maar zelfs als Sinterklaas meer ‘aanvaarding en toenadering’ thematiseerde dan rassenonderscheid, dan is toch de vraag: heeft het ook zo gewerkt? Wat betekent het dat veel mensen van kleur er na jaren niet meer aan mee willen doen? Zegt het je iets dat zij het nooit zo beleefd hebben, of het op zijn best niet meer zo kunnen beleven? Dat brengt ons bij de beginvraag: waarom kan een deel van de zwarte Nederlanders er niet overheen stappen? Als ik het nog iets scherper formuleer – waarom voegen ‘ze’ zich niet gewoon in deze Nederlandse traditie – hoop ik dat ik Wessel geen onrecht doe, en komen we volgens mij dichter bij het probleem.

Het punt is natuurlijk dat Nederland qua bevolking en huidskleur is veranderd. En qua bewustzijn van vooroordelen en racisme. Dat heeft consequenties. Ik heb me ook wel verwonderd over het feit dat het decennialang zonder protest gevierd is, terwijl men in Nederland ook toen vanzelfsprekend tegen discriminatie en racisme was. Ook toen was Nederland al behoorlijk gemengd qua huidskleur. Misschien was er al langer ongenoegen en verzet, en heb ik het niet bemerkt. Wat ook de reden is, het moment is gekomen dat men er niet meer overheen stapt. Dat maakt het niet makkelijker tussen zwart en wit. Maar het lijkt me wel winst.

De winst is dat – even simpel, en tja, zwart-wit gezegd – de gekleurde mensen zich niet meer voegen in (laat ik voor IdW maar zeggen:) ‘ons’ traditionele ‘blanke’ schema. Wessels beschrijving ‘dat kleine witte kindertjes als Sint op bezoek komt met zoveel bruine helpers gedwongen worden aan hen te wennen en te merken dat zij helemaal geen vijanden maar juist vrienden zijn’ komt nogal anachronistisch over (als die witte kindertjes die angst en vijandschap überhaupt beleefden). Het geeft in ieder geval wel heel duidelijk het perspectief aan: dat ligt bij de witte kindertjes.

Het lijkt me duidelijk dat dat het perspectief niet meer kan zijn. In de Nederlandse samenleving van nu moeten we samen uitmaken hoe we onze feesten vieren. Als het zo’n mooi spel is van toenadering van rassen, dan moet je dat uit kunnen leggen. En hebben de deelnemers het recht om vragen te stellen bij de spelregels. Dat leuke spel met kleur en ras past misschien wel niet meer in de huidige samenleving. Is dan werkelijk de lol eraf? Zouden wij eroverheen kunnen stappen? Waarom is die raciale Zwarte Piet eigenlijk nodig? James Baldwin wees er in de andere context van de VS op dat de witten de zwarten nodig hebben als ‘nigger’, en dat ze zich moeten afvragen waarom. De vraag die Wessel stelt, kan en moet volgens mij omgekeerd worden: wat een kracht zou er niet uit spreken als ‘wij’  dit feest van ‘ons’ veranderen. Omwille van werkelijke toenadering. En omdat we inzien dat ras en kleur helaas geen kinderspel zijn. Niet voor hen die er in hun dagelijks leven last van hebben.

Racisme gaat om macht

Wessel laakt met recht het abstracte gelijkheidsideaal. Maar zelf begint hij even abstract met het uitgangspunt dat elk mens racistisch is, en dat velen de eigen kleur, ras of groep superioriteit toedichten. Ik laat dat verder in het midden, want dat is natuurlijk niet het punt. Het racisme-debat is geen abstracte, gelijkwaardige zaak. Het gaat erom dat sommige kleuren veel meer last hebben van dat vermeende universele racisme. Achterstelling, vooroordelen, etnisch profileren, enzovoorts. Dat is complex en heeft allerlei oorzaken. Dat gaat veel verder dan intenties van individuen. Onder meer dat was voor mij een openbaring bij het lezen van Baldwin en Ta-Nehisi Coates. Al is de situatie in de VS wezenlijk anders dan in Nederland, dat inzicht geldt ook hier. De intentie wordt wel relevant in de onderkenning en bestrijding van racisme. Dat moet wel verder gaan dan ‘ieder mens heeft z’n vooroordelen’. Het gaat om macht.  Dat is ook onmiskenbaar in het heftige debat over Zwarte Piet. Waar men daaraan vasthoudt, heeft men niet zoals Wessel aanvaarding of toenadering op het oog. Daar is het simpelweg: dit is onze Nederlandse cultuur. Dit is ons land. En als je anders ben, mag je meedoen, maar meer niet. Want wij bepalen hoe het gaat.

De heftigheid van de strijd daarvoor is ondertussen natuurlijk geen teken van kracht. Men weet zich aan de verliezende hand. En die verliezen zijn reëel. Ze kunnen existentieel zijn en pijn doen. Dat wordt veel te weinig onderkend, zoals ik al schreef.

Tot slot

Racisme is een lastig en listig probleem. Inderdaad kan het tegengaan van racisme ertoe leiden dat onderscheid in ras en kleur juist benadrukt en vergroot wordt. Streven naar gelijkheid en diversiteit brengt paradoxaal genoeg vaak juist onderscheid met zich: want welke identiteiten zijn dan precies gelijk, en bij hoeveel verschillende kleuren of identiteiten kun je iets divers noemen? Wessels conclusie dat ‘afschaffing’ van het Sinterklaasfeest ons eerder meer dan minder racistisch maakt, deel ik niet, maar het is wel een risico. Er is meer nodig dan van ‘zwart’ naar ‘roetveeg’ te gaan. En ook meer dan angstvallig correcte ‘woke’ taal te bezigen. Identiteitspolitiek – door progressief links vaak kritiekloos omarmd, maar door conservatief rechts niet minder – is een heilloze weg. We zijn er dus nog lang niet. Er zijn nog veel stappen te zetten. Het zal moeten blijken of verandering van het Sinterklaasfeest werkelijk een stap is in de richting van toenadering, een meer gelijkwaardige en onderling verbonden samenleving. Maar als je echt toenadering wil, moet je zelf als eerste willen bewegen. Of moet, terwijl je als blanke met het juiste standpunt nog uitlegt waarom het zo goed is, die ander het vuile werk opknappen?

Coen Constandse

In de Waagschaal, jaargang 50, nr 2. 6 februari 2021