Meditatie – Stand-by
Word wakker Heer, waarom slaapt u? (Ps. 44: 24)
Je moet maar durven. Van God in de hemel beweren dat hij slaapt.
Elders in de psalmen wordt dat glashard ontkend. Het vormt het basic trust van Israël en van de christelijke gemeente: ‘Hij sluimert niet, hij slaapt niet, de wachter van Israël’ (Ps 121:4). In de berijming luidt het fraai: ‘Zijn oog wordt door geen slaap verrast’. Juist dat te weten doet een mens ‘vredig inslapen’ (Ps 4:9), zich toevertrouwen aan de God die regeert.
Deze psalmist zingt in dat koor niet mee. Hij gaat dwars tegen dat geruststellende geloofssysteem in. Niet omdat het gedachtengoed hem niet vertrouwd is. Dat blijkt wel uit het eerste deel van de psalm. Hij kent het van binnenuit, zowel vanuit de mondelinge overlevering (‘Onze voorouders vertelden het ons door’, vs. 2) als vanuit de persoonlijke belijdenis (‘U, o God, bent mijn koning’, vs. 5). Maar toch gaat hij niet mee. Is er teveel gebeurd, grijpt de crisis – over welke precies zijn uitleggers het niet eens – té diep in?
In het tweede deel van de psalm volgt één litanie van klachten en aanklachten aan Gods adres. Hij is blijkbaar stand-by. Opvallend daarbij is: de schuld wordt gelegd bij de aangesprokene zelf! ‘Dit is ons overkomen, maar wij zijn u niet vergeten’ (vs. 18). Het kwam over ons zonder dat wij er enige schuld aan hadden!
Dikwijls klinkt het anders binnen het bijbels getuigenis wanneer schuld en straf, afval en oordeel of ballingschap worden verbonden. Trouwens ook buiten de bijbel. Een catechisant wees me op het computergame Final Fantasy. Daarin luidt de eindconclusie: God slaapt – en de kinderen hebben een vuur ontstoken dat ze niet meer kunnen blussen. Wie het nazoekt, ontdekt een compleet Latijnse (?!) tekst gezongen door de Japanse componiste Yoko Shimomura in een Engelstalig computerspel waarin wereldwijd gamers voor god spelen….
Maar de psalmist denkt anders. Zijn geloof is een dwars geloof, hartstochtelijke opstandigheid eigenlijk, en doet denken aan de discipelen, die, notabene mét Jezus aan boord, ook al zo gepassioneerd uitroepen: ‘Meester, kan het u niet schelen dat wij vergaan?’ (Mk 4:38).
Zij leggen zich niet neer bij een lockdown van Gods kant. Zoals de mens geen willoos werktuig is, is God geen schone slaper. Is dat niet waarbij Epifanie ons bepaalt? Is het toevallig dat Paulus juist deze psalm citeert in Rom 8:31-39? Waar hij stelt dat niets, werkelijk niets – welke crisis dan ook – kan scheiden van de liefde van God, zichtbaar geworden in de Gekruisigde?
Peter Verbaan
In de Waagschaal, jaargang 50, nr. 1. 9 januari 2021