Onderscheidingen
Is al wat gebeurt Gods wil of gebeuren er dingen waar Hij geen greep op heeft? Willem Maarten Dekker toont in het mei-nummer van In de Waagschaal aan, dat het geraden is te onderscheiden tussen Gods linkerhand en Gods rechterhand, tussen zijn gedachten en zijn daden, tussen de Vader en de Zoon, en besluit zijn bijdrage met: ‘alleen een theologie die in al die onderscheidingen de ene God van Israël ontwaart kan de complexiteit van de werkelijkheid aan’. Het artikel is actueel geschreven tegen de achtergrond van het over de wereld verspreid coronavirus.
Gods linkerhand?
Of wij de complexiteit van de werkelijkheid beter aan kunnen met de door Dekker gemaakte onderscheidingen is de vraag. Als we beginnen bij het voorgestelde onderscheid tussen Gods linkerhand en Gods rechterhand, waarbij de linkerhand ‘oneigenlijke’ dingen zou doen, ‘de toelating’, en Gods rechterhand de ‘eigenlijke’ dingen, kom ik in de Bijbel Gods linkerhand in die zin helemaal nergens tegen.
Hier wreekt zich het verlangen om in alles wat gebeurt een eenduidige herkomst te willen zien. Waarom zouden wij alles in Gods hand proberen te frommelen? Dekker noemt het een problematiek van het huidige christendom, dat daarin de dominante lijn is: ‘dat God buiten de rampspoed staat. Hij heeft er in feite niets mee te maken. God heeft in deze theologie maar één hand, zijn rechterhand.’ Dat lijkt mij de enig mogelijke lijn als we hebben vastgesteld dat er van een linkerhand in de Schrift helemaal geen sprake is. Waarom is het zo moeilijk om te erkennen dat we leven in een wereld waarin mensen allerlei vreselijks doen, waarin hen van alles overkomt en wordt aangedaan? Er is geen logica in te ontdekken. En het is ook niet nodig om achter de hand te houden dat God er wel een logica in ziet of in zal aanbrengen. Wat de getuigen in de Schrift naar voren brengen is dat in al het verbijsterende en elke logica tartende ook nog iets anders gebeurt: er is een Stem die het gehoor van mensen wekt, een Woord dat weet door te dringen en mensen troost, beweegt, bekeert, en bezielt. Er is werkelijk geloof voor nodig om te weten dat deze Stem uiteindelijk beslissend zal zijn in de geschiedenis. En geloof is denk ik iets anders dan het ‘ontwaren van de God van Israël in de complexiteit van de werkelijkheid’. Ontwaren… wij ontwaren niets! Helemaal niets! Wij leven bij het nochtans!
Goochelen
Of de Bijbelse getuigen bezig zijn geweest met het onderscheid tussen een dualistische of andere werkelijkheidsopvatting weet ik niet. Ik heb in ieder geval geen theorie nodig om de dingen die ik niet begrijp en die mij verbijsteren toch vooral in Gods hand te willen zien.
Dat levert een verwrongen, sadistisch, godsbeeld op en is bijzonder schadelijk voor de geestelijke gezondheid van een mens. De behoefte om alles wat gebeurt tot God te herleiden, tot één oorzaak is niet alleen onnodig, het brengt ons bovendien ook veel te dicht bij het inshallah van de Islam waarin God en lot samenvallen.
K.H. Miskotte heeft volgens Dekker het juiste midden gehouden, ‘God staat er niet achter en nog minder erbuiten, maar erboven en erin’. Dekker prijst Miskotte in het niet prijsgeven van het leven in de spanning tussen Gods linkerhand en Gods rechterhand. Ik vind het goochelen met linkerhand en rechterhand en ‘eigenlijk’ en ‘oneigenlijk werk’ on-eenvoudig.
Waarschijnlijk wil Miskotte hier (nog) aansluiten bij een paar eeuwen protestantse scholastiek, in een poging in verbinding te blijven met bijvoorbeeld de Heidelbergse Catechismus. Maar het spreken over een linker- en een rechterhand van God brengt meer problemen met zich mee dan oplossingen…Of Miskotte dit later te boven gekomen is, of dat hij verbonden of gebonden is gebleven aan deze begrippen van buiten de Schrift, weet ik niet, maar misschien weet een van de lezers daar meer over en wil hij of zij dat met ons delen.
Er zou volgens Dekker een spanning zijn tussen de Vader en de Zoon, waar wij niet uitkomen zonder een complexe triniteitsleer. Hij maakt een onderscheid tussen de Vader en de Zoon, maar dat is toch moeilijk vol te houden wanneer een wolk van getuigen overeenstemt in de overtuiging dat God zich in Jezus heeft uitgesproken en dit op een zodanig indringende en volledig wijze, dat los van de Zoon werkelijk niets zinnigs over de Vader te zeggen valt. Niemand kent de Zoon dan de Vader, niemand kent de Vader dan de Zoon, en hem aan wie de Zoon het wil openbaren. Elke suggestie dat Vader en Zoon het niet volledig met elkaar eens zouden zijn – en dat er een fundamenteel verschil tussen Oude en Nieuwe Testament zou zijn – is heilzaam achterhaald en hoeft daarom niet opnieuw in overweging gegeven te worden. Wij kunnen denk ik heel goed zonder die als onmisbaar geachte complexe triniteitsleer.
Gods gedachten en Gods daden
Na stilgestaan te hebben bij het vermeend onderscheid tussen Gods linkerhand en God rechterhand, tussen vermeend dualistische en monistische werkelijkheidsopvatting, en een vermeend onderscheid tussen Vader en Zoon, wil ik nu stilstaan bij het vermeende onderscheid tussen Gods hart/Gods gedachten en Gods daden.
Wij kunnen Gods wezen, Gods hart, niet kennen uit wat ons overkomt. Dit kan niet genoeg beklemtoond worden. Zoals ook niet genoeg beklemtoond kan worden dat spreken over Gods wezen, of over zijn hart, los van wat de getuigen daarover getuigen zinloos is. Wat in Gods hart is, dát dóet Hij. Met zijn uitgestrekte rechterarm. En dat zijn over de hele linie daden van redding en bevrijding. Daarvan getuigen de getuigen. Iets anders hebben wij niet en weten we niet. Dat God nog iets anders in zijn ‘hart’ of ‘gedachten’ zou hebben is onderwerp van menselijke speculatie en projectie.
Als het in de Bijbel al over gedachten van God gaat krijgen wij ook meteen te horen welke dat zijn: ‘Ik, Ik weet welke gedachten Ik over u denk, gedachten van vrede, niet van onheil’ (Jer. 29:11) bijvoorbeeld, en op andere plaatsen in de Bijbel gaan de gedachten van de HEER op een andere wijze in vervulling. Wat in zijn hart is gaat naar ons uit, en wat naar ons uit is gegaan was in zijn hart. Over wat daarnaast of daarachter schuilt wordt aan ons niets te raden overgelaten. In Christus kennen wij God.
God als Schepper en Verlosser
Tenslotte wil ik stilstaan bij het vermeende onderscheid tussen God als Schepper en God als Verlosser. Dekker hecht eraan dat God de Schepper blijft en dat de schepping zelf niet louter een daad van verlossing is.
Waarom zou je willen vasthouden aan ‘de schepping’ als die niet van meet af aan een daad van verlossing is? Om aan hetgeen God geschapen heeft toch een zeker eigen recht te geven, een zelfstandigheid tegenover God? En hoe voorkom je dat schepping dan niet heel gauw weer gelijkgeschakeld wordt met de natuur? Het accent moet denk ik niet gelegd worden op natuur en geschiedenis als eigenstandige openbaringsbronnen, maar door ons steeds opnieuw gelegd worden op de HEERE die schept: licht, ruimte, bevrijdingen, de bevrijde mens, enzovoorts.
Wanneer deze God schept IS Hij de verlosser, Degene die voor ons intreedt en scheiding maakt tussen licht en donker, tussen de kolkende chaos en de veilige grond waarop het leven geleefd kan worden. Genesis 1 beschrijft geen situatie van toen, ooit lang geleden maar getuigt van een Eeuwige Actualiteit waarin wij iedere dag van ons leven geconfronteerd worden met een verschijningsvorm van het tohoe wa bohoe.
De door Dekker bepleite onderscheidingen kunnen niet gemaakt worden, omwille van ‘de eenvoud Gods.’
Nico van Rijswijk
Ds N.J. van Rijswijk is predikant op Schiermonnikoog.
In de Waagschaal, jaargang 49, nr. 9. 19 september 2020