Meditatie – Pleiter op niveau
‘Toen maakte Mozes het aangezicht van JHWH, zijn God, zacht.’ (Exodus 32: 11)
Wat ziet JHWH als hij vanaf de Sinaï op ons neerziet? Hij ziet de Raging Bull op het Amsterdamse beursplein en op Wall Street staan. Hij ziet de iconen van onze religies die zich grootmaken in deze wereld. Hij ziet mensen dag en nacht rennen voor de stierkalveren van economie, ideologie, en persoonlijke zucht naar erkenning. Hij ziet grote kruizen op dikke buiken van kardinalen, strenge gezichten van onbuigzame protestanten en hoogmoedig paternalisme onder zogenaamde liberalen. Hij ziet vooral de verering van de natuurlijke potentie – waarover Aäron nog een bijbels sausje probeert te gieten door bij het feest rond het gouden stierkalf te roepen: ‘Dit is het feest van JHWH!’ (32:5)
Zou het? JHWH op de Sinaï denkt er heel anders over. Hij ontsteekt in woede, als een bedrogen echtgenoot. Is dat de gekrenkte trots van de afgewezen minnaar? Of kan Hij het niet aanzien dat zijn geliefde mensen hun bestemming mislopen? Dat die hele bevrijding uit het slavenhuis van Egypte voor niets lijkt te zijn geweest? JHWH wil daarop het volk vernietigen. Nee, niet meer zíjn volk is het, maar ‘dat volk van jou, Mozes, dat jij uit Egypte hebt doen opgaan!’ Het was voor niets! Ze kunnen er net zo goed niet meer zijn…
Maar dan is daar die indrukwekkende scène. Waar je zou verwachten dat het vólk wordt gesommeerd zich om te keren, daar het is JHWH die zich moet omkeren. Mozes gaat JHWH zelfs vrijmoedig corrigeren: ‘Het is Uw volk! Gij hebt hen uitgeleid uit Egypte, Gij hebt een verbond gesloten met hen.’ Mozes pleit voor het volk: ‘Gij kent ze toch? Is hun afval, hun dwaling, reden genoeg om hun de rug toe te keren?’
Nog voordat er überhaupt sprake is van Mozes’ Tora, zien we hier reeds de twee focuspunten van heel Tenach terug, zoals Karel Deurloo die altijd benadrukte: verlost ben je uit het angstland Egypte (exodus) en je ontrouw doet de trouw van JHWH toch niet teniet (omkeer uit het exil).
En JHWH kreeg berouw over het kwaad dat hij gezegd had te zullen doen. Zonder dat ze het daar onderaan de berg in de gaten hebben, is er iemand daarboven die voor hen pleit. Iemand die God heeft herinnerd aan zijn eigen Naam. Buiten onze bubbel om is er een ander verhaal gaande. Onze onnozele ontrouw heeft niet het laatste woord, of we dat nu geloven of niet.
Mirjam Elbers
In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 7. 29 juni 2019