Împreuna!

logoIdW

 

Împreună!

In de zomer van 1989 kwam ik voor het eerst in Bukarest. Interrail, net 19 jaar oud. We wilden het andere Europa zien. Het Ceausescu-regime stond op instorten, zo bleek later. Die zomer was de val van het ‘Genie van de Karpaten’ nog ondenkbaar. Een overvolle, aardedonkere nachttrein bracht ons van Belgrado naar het Gara de Nord. Op weg naar camping Baneasa stond de Ikarus-bus urenlang stil, wachtend op het passeren van de limousine van de Conductator, die we overigens niet te zien kregen. De volgende dag verkenden we de Roemeense hoofdstad. Bouwputten, kranen, steigers, metrostations zonder verlichting, lege winkels en overal starende mensen.

Bukarest toen en nu
‘5 augustus 1989. Ook op zondag is iedere Roemeen op zoek naar eten. Bij ieder kraampje staat een rij… bij de metro vraagt iemand om zeep. Als we haar een stuk Palmolive geven, begint ze te stralen. Even later zien we haar en een man aan de overkant van de straat om beurten ruiken aan de zeep. Als ze ons ziet, zwaait ze. Dat is genoeg voor een verhoor door de Securitate, horen we later van een student in de trein (tenzij ze daar natuurlijk lid van is).’

Afgelopen herfst was ik terug. Bukarest is het beginpunt van een lang gekoesterde droomreis: Bucureşti – Cluj-Napoca – Budapest – Berlin – Amsterdam. Vijfendertig uur treinen (CFR – Malev – DB – NS). De Unie van Oost naar West. Roemenië is de eerste helft van dit jaar voorzitter van de Europese Unie. Geen hoofdstad ligt verder ten oosten van Brussel dan Bukarest.
Camping Baneasa is niet meer terug te vinden. Op snelweg nr. 1, waar we twintig jaar eerder in een trage trolleybus langs propagandaborden en bloemenperken kropen, snijdt onze taxi nu de file af. Glazen kantoren, Volvo- en Toyota-showrooms, Decathlon, Lidl, Ikea. Langs de Arc de Triomphe, het door Elena, vrouw van de Grote Leider, opgerichte en nu vervallen huis van wetenschappen en de fin-de-siècle villa’s, naar het Plein van de Overwinning. In 1989 was dit Piața Victoriei nog angstaanjagend leeg. Net als overal in de stad toen ook hier bouwputten, kranen, en skeletten van nieuwe woonblokken. De alom aanwezige stank van diesel, puin en beton. Nu is het er chaotisch druk, razend verkeer omgeven door schreeuwend neon. In augustus demonstreerden hier nog tienduizenden mensen tegen de regering en de corruptie en de ‘illiberale democratie’. Een lokale Christo heeft de zetel van de regering, een modernistisch paleis uit 1937, ingepakt in de nationale driekleur. Blauw, geel, rood. Er valt iets te vieren. Op de zijkant van het gebouw een spandoek. 100 jaar Roemenië. ‘Marii unire / Sărbătorim Împreună!’ ‘De grote vereniging / wij vieren samen!’ vertaalt mijn Google translate. Wie stelt hier de vraag van iedere staat, iedere natie, volk, Unie of Empire: wie zijn die ‘wij’?

Marii unire
Roemenië wordt in 1878 op het Congres van Wenen door de grote mogendheden als onafhankelijke staat erkend. Het nieuwe koninkrijk ten zuiden en oosten van de Karpaten wordt gevormd uit de restanten van het Turkse Keizerrijk. Nadat Roemenië en Hongarije in de nadagen van de Eerste Wereldoorlog twee jaar hebben gevochten om de erfenis van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk ten westen van de Karpaten, wordt in 1920 op de vredesconferentie in het Parijse Trianon-kasteel Transsylvanië door de geallieerden definitief aan Roemenië toegevoegd. Voor de jonge Roemeense staat, die de ‘grote vereniging’ al in 1918 had afgekondigd, is eindelijk een historische onrechtvaardigheid hersteld. Groot Roemenië gaat terug tot de koninkrijken in de Middeleeuwen of, zo schijnt onder andere de grote godsdienstwetenschapper Mircea Eliade te hebben betoogd, tot de tijd van de dappere Daciërs. De niet-Roemenen zijn de nieuwkomers.

Voor de voormalige onderdanen van de keizer in Wenen ligt dat precies omgekeerd. Voor hen blijft Trianon tot de dag van vandaag een trauma. Na het verdrag komen miljoenen Hongaren buiten de grenzen van het nieuwe Hongarije te wonen. Vluchtelingen stromen en etnische onlusten volgen. Niet alleen de Hongaren krijgen een nieuw vaderland opgedrongen. Ook honderdduizenden vrije Saksen, die sinds de late middeleeuwen ten westen van de Karpaten wonen en daar een relatief autonome positie hadden veroverd, zijn nu onderdanen van een hun vreemde staat, die ironischerwijze geleid wordt door een Hohenzoller: koning Ferdinand I, echtgenoot van de achterkleindochter van Koningin Victoria en de Russische Tsaar Alexander II. In 1922 wordt hij in Alba Julia, zoals het Hongaarse Gyulafehérvár is gaan heten, tot koning van groot Roemenië gekroond. Als hij intocht houdt in Bukarest staat de dan nog houten Arcul de triumf voor hem klaar. Zijn kinderen laat hij orthodox dopen, waarop hij door de katholieke kerk wordt geëxcommuniceerd.

Voor de honderdduizenden Joden, Roma en Sinti veranderde in de nieuwe staat misschien wel het minst: zij waren al eeuwen afhankelijk van de genade van de machthebbers. ‘Sinds tweeduizend jaar’ zijn zij de dankbare prooi voor dagen dat een regime een zondebok zoekt en een volk een identiteit heeft hoog te houden.

Impreuna, samen
Mihail Sebastian (Iosef Mendel Hechter 1907-1945) was tot in de jaren zeventig in Roemenië een relatief bekende schrijver. Vooral zijn toneel kent een blijvende populariteit. Als in 1996 zijn dagboek/roman Sinds tweeduizend jaar door uitgeverij Humanitas wordt heruitgegeven, leidt dat vanwege de kritische beschrijving van het intellectuele klimaat in Roemenië tijdens het interbellum tot veel debat. In 2016 verschijnt de Engelse, afgelopen jaar de Nederlandse vertaling. Het boek vertelt over het groeiende antisemitisme in Bukarest van de jaren twintig en dertig, Sebastians eigen strijd met zijn Joodse identiteit en over de turbulente ‘nieuwe tijd’ die in het interbellum zijn intrede doet. Net als elders in Europa heerst ook in Roemenië tijdens het interbellum onder de intellectuele elite een sfeer van bravoure, vooruitgangsoptimisme, radicalisme (links en rechts) en unverfroren Jodenhaat.

Het is een beklemmend boek, ook vanwege Sebastians pogingen tot ‘aanpassing’ en ‘integratie’. Zijn gevecht met zijn eigen identiteit gaat gepaard met begrip voor het antisemitisme. Het helpt hem niet. Hij blijft de vreemde, de ander, die op zijn hoogst welwillend wordt bejegend. In het nieuwe Roemenië is hij de Jood, in zijn oude thuis de moderne student.
‘Gisteravond, ik weet niet waarom, moest ik na al die jaren weer aan mijn grootvader van moederskant denken…. Er zitten minstens zestig jaar leven en twintig jaar dood tussen ons in. Meer zelfs – veel meer. Hij leefde in de middeleeuwen, ik leef in het heden: we zijn door enkele eeuwen van elkaar gescheiden. Ik lees andere boeken dan hij heeft gelezen, ik geloof in andere dingen dan waar hij in heeft geloofd, ik begeef me te midden van andere mensen, wordt getergd door andere vragen, en niettemin voel ik me vandaag de dag zozeer zijn kleinzoon, zijn directe nazaat, de nazaat van ongeneeslijke weemoed.’

De weemoed contrasteert met de in de nieuwe staat alom voelbare gretigheid naar vooruitgang, nieuwe ideeën, welvaart en modernisering. Tegelijkertijd groeit de behoefte aan nationale, ‘Roemeense’ identiteit, die zal leiden tot het fascisme van de IJzeren Garde waar ook Sebastian mee sympathiseert. Juist door deze spanning is het boek bij tijden angstaanjagend actueel. ‘Wij Roemenen… Het was bijna onvermijdelijk op de middelbare school, wanneer er tijdens de geschiedenisles over een oorlog werd verteld, dat deze eerste persoon meervoud werd gebruikt: wij Roemenen… (“Welke Roemenen?” riep een klasgenoot me op een keer toe).’

Antisemitisme komt in golven. In de jaren twintig worden in Bukarest, zoals op veel plaatsen in Europa, Joden meer en meer van de universiteit geweerd en nemen de opstootjes toe. Regelmatig worden Joodse studenten in elkaar geslagen. ‘Het zal wel overwaaien’, schrijft Sebastian dan nog. Het zijn de jaren van optimisme en vooruitgang. Sebastian werkt als ingenieur bij de ontginning van de olievelden rond Ploieşti, die tien jaar later een sleutelrol in Hitlers opmars richting het oosten zullen spelen. Europa’s grootse raffinaderij wordt gebouwd. Een heel dorp moet daarvoor worden verplaatst. Onwillige boeren verdedigen hun eeuwenoude pruimenbomen, maar zijn machteloos tegen de lofzang op de arbeider van de radicale socialisten en het kapitaal van de Engelse ingenieurs. Terug in Bukarest ‘kolkt en bruist (het) in de Central en tegelijkertijd hangt er een drukkende sfeer van verveling.’ ‘Niets dat me kan weerhouden op de dag dat de grote stoomwals gaat komen!’ roepen de intellectuelen ondertussen in hun cafés. ‘Het moet barsten, het moet absoluut barsten.’ ‘Op de Calea Victoriei gaat de mare dat de oorlog komt.’

Wie zijn wij?
Het slot van het boek is misschien het meest schokkend. In een discussie over het aantal Joden in Roemenië blijkt de door Sebastian bewonderde professor zich te verliezen in irrationele haat. Ineens kijkt hij niet meer op een miljoen meer of minder. ‘Het zijn er sowieso teveel.’ Schokkender dan de haat is de redelijkheid waarmee hij lijkt te argumenteren. ‘Ik ben niet antisemitisch. (….) Maar ik ben een Roemeen. En als zodanig beschouw ik alles wat daartegenin druist als gevaarlijk. (…) Een aantal van een miljoen achthonderdduizend Joden is niet houdbaar. Als het in mijn macht lag, zou ik er een paar honderdduizend uit de weg ruimen.’ En hij besluit: ‘Als alle Joden waren zoals jij…’ In alles blijft de geleerde een voorkomende man. ‘(…) een zo oude vriendelijkheid’, schrijft Sebastian. ‘En zo vernederend. Ik ben moe, geloof me. (…) We namen afscheid van elkaar, een beetje ongemakkelijk, met een opzettelijk warme handdruk.’

Op momenten als dit wordt Sebastians getuigenis veel meer dan een verslag van lokale Jodenhaat in een verre Europese hoofdstad van Europa. Het bevraagt de slogan van heel Europa, dit keer op een spandoek in Bukarest. Wie zijn die ‘wij’ – wat gaat er schuil achter ons ‘Împreună’?
Een vraag die me zal blijven bezighouden op mijn treinreis.

Werner Pieterse
W. Pieterse is stadsdominee te Amstelveen

Mihail Sebastian, Sinds tweeduizend jaar, vertaald door Jan Willem Bos, Amsterdam: De Bezige Bij 2018, 256 blz., ISBN 9789403122700, EUR 20,99

Over Mihail Sebastian: https://www.youtube.com/watch?v=-b491wLx4h8

 

In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 3. 9 maart 2019