Meditatie – Koning, kruis, koningin
‘Zie, een koning zal regeren in gerechtigheid.’ (Jesaja 32: 1)
Jesaja 32 is een variant van het bijbelse basisverhaal dat een rechtvaardige koning in een chaotische situatie zijn koningin zoekt. De profetie is gericht tot de koningin, dat wil zeggen: tot de goede verstaanders onder een dolend volk. Zij moeten de koning laten merken dat zij er zijn en dat zij hem verwachten. Jesaja 32 eindigt met een verschiet. ‘Het recht woont in de woestijn en de gerechtigheid verblijft op de vruchtbare vlakte.’ (16) Dat zal zijn als ‘de Geest wordt uitgestort’. (15)
Je kunt deze tekst lezen los van de twee gemeenschappen die hem zich in de loop der tijden hebben toegeëigend: Kerk en Israël. Het visioen van het huwelijk van Gerechtigheid en Nederigheid in een bloeiende woestijn is prealabel. Daarna is over dit visioen gestreden, waarbij Jezus en Paulus het begrip kruis hebben ingebracht. Zij meenden dat het huwelijk niet doorgaat, tenzij wij onszelf voor gek laten verklaren, onszelf ‘tot op het naakte lijf’ uitkleden (11), ons hart laten besnijden – tenzij wij op de een of andere manier deel krijgen aan het kruis.
De discussie over ‘het kruis’ is nog niet gesloten en bepaalt het gesprek tussen joden en christenen. Dit gesprek is echter de hele geschiedenis door en vooral in de laatste eeuw belemmerd door christenen die het kruis als een trofee voor zich opeisten. Daarom moet de discussie nu bescheidener worden gevoerd, niet alsof wij automatisch de positie van Jezus vertegenwoordigen. Christenen moeten zich afvragen wat ze bedoelen met het kruis. Als zowel in Rusland als in Amerika de machthebbers zich door het kruis gedekt voelen, als het kruis het symbool is van vele succeskerken die ongeveer hetzelfde voorstaan als Poetin en Trump en als het daarnaast bij ontelbaren als een onnozel sieraad om de nek hangt, betekent het dan nog iets anders dan: dit zijn wij, de lievelingen van God?
Toch kunnen wij er niet onderuit om met Paulus te blijven zeggen, dat het kruis juist het einde is van alle automatische verhoudingen tot God. Het is de wissel waar ieder mens overheen moet. En we geloven ook dat Israël dat met ons mee zal zeggen. Maar voorlopig kunnen we dat alleen verkondigen door het op onszelf toe te passen. Alleen als wij onszelf gedragen als mensen die met Christus zijn gekruisigd en als wij opkomen voor mensen die door onbesnedenen en halfbesnedenen worden onderdrukt, is onze verbondenheid met Israël geloofwaardig.
Udo Doedens
In de Waagschaal, jaargang 48, nr. 2. 9 februari 2019