Heren van de praxis
- Pagina's:
- Heren van de praxis
- KPV en Dialektische Theologie
- Ik heb een woord Gods voor u!
- De communicatieve structuur van het geweten
- Communicatie - hart van de theologie
- Heren van de praxis
- Door goede machten trouw en stil omgeven...
- De pastorale dynamiek van de rechtvaardigingsleer
- De gemeente uit de luiers
- Noten
HEREN VAN DE PRAXIS. KARL BARTH EN DE PRAKTISCHE THEOLOGIE.
Voor Aad van Egmond
VOORWOORD
In dit boek wordt verslag gedaan van enkele ontmoetingen op het gebied van dogmatiek en praktische theologie.
De dogmatiek heeft in dit verslag een naam en een gezicht: die van de protestantse theoloog Karl Barth. Hij wordt wel kort door de bocht aangeduid als ‘de theoloog van het Woord Gods’. Deze aanduiding alleen reeds pleegt de associatie op te roepen met alles wat rationeel, autoritair en incommunicabel is. Een blok bazalt op de verkeerde plaats. Het snijdt de weg af van de menselijke ervaring en verbeelding; het frustreert iedere vorm van eerlijk, nuchter, empirisch onderzoek; en het wantrouwt de open sfeer van trainingen en open leerprocessen. Dat zijn niet mijn associaties. Sinds ik vertrouwd raakte met grote delen van de Kirchliche Dogmatik en met de politieke kracht van de ‘Kleine Schriften’ werd ik aangemoedigd om tegen alles in en door alles heen deel te nemen aan de hoogst bijzondere en uiterst breekbare geschiedenis van God met ons. Het bleek brandstof te zijn voor een lange weg in een steeds veranderende maatschappij. Toch komen de negatieve associaties bepaald niet uit de lucht vallen. Zij zeggen iets over de feitelijke werking die deze theologie heeft gehad. Aan deze werking nu hebben, voor allen, praktisch theologen het hoofd moeten bieden om ruimte te kunnen maken voor de eigen arbeid. Ook diegenen onder hen die met diepe aandacht zijn theologische inzichten volgen, hebben de nodige afstand moeten nemen. En dan spreek ik nog niet eens over de dertig jarige oorlog tussen Barthianen en Praktici.
De praktische theologie komt in dit verslag vooral naar voren in de gedaante, waarin ik haar het eerst leerde kennen. Dat was niet op het niveau van de academische reflectie, maar in de pastorale trainingen, die de Klinische Pastorale Vorming in Nederland organiseert. Deze trainingen worden in alle bescheidenheid aangeboden als oefeningen ter bevordering van de communicatieve vaardigheden in het pastoraat. De werking evenwel gaat die grenzen te buiten. Worden aanvankelijk de pastoraal-psychologische insteek en de theologische inzichten zorgvuldig en zuiver gescheiden, in de loop van het leerproces kan de leerling niet verhinderen dat er beweging komt in de eigen theologische, kerkelijke en maatschappelijke overtuigingen. Er komt een wisselwerking tot stand tussen het psychologische en theologische perspectief. In deze wisselwerking ontwikkelt zich een nieuw zicht op het eigen functioneren in alle onderdelen van het werk in de gemeente en in de samenleving. Temidden van de namen en gezichten van hen die op dit veld leiding geven, trof mij die van Wybe Zijlstra. Met hem begint voor mij de geschiedenis van de ontmoetingen tussen dogmatiek en praktische theologie. Gedurende elf jaar op het theologisch seminarie Hydepark werden deze ontmoetingen keer op keer geactiveerd en beproefd in intensieve groeps-sessies met jonge mannen en vrouwen, die zich inwerkten in het predikantschap. De grote vraag, die aan dergelijke praktische trainingen sinds jaar en dag voorgehouden wordt, is die naar hun feitelijke theologische gehalte. Hoe verhouden zich het psychologische en het theologische moment feitelijk in de gewenste wisselwerking? Wordt de theologische reflectie werkelijk opgenomen of steeds vooruitgeschoven en uitgesteld? Van binnenuit heb ik die vraag tot de mijne gemaakt. En deze vraag neem ik mee in de theoretische reflectie van de praktische theologie in haar geheel. Op geen deelgebied, of het nu pastoraat, liturgie en prediking, catechese, diakonaat of gemeentevorming betreft, kan de theologische wijze van denken en spreken onderdrukt worden. En dat kan zeker niet als het om de basistheorie gaat die het geheel draagt.Maar hoe komt het op een goede wijze aan de orde? En hoe pakt dat uit?
Dit verslag van enkele ontmoetingen tussen dogmatiek en praktische theologie heeft geen systematisch karakter. Het draagt de sporen van de contingentie, die aan ongeplande, verrassende ontmoetingen eigen is. De methode, die in deze études gevolgd wordt, is geen andere dan de weg van de ontmoeting. Het vraagt aan de lezer tegelijkertijd bereidheid tot close-reading van een dogmatisch fragment èn openheid voor een vrije associatie met overwegingen in het veld van de praxis van de christelijke gemeente.
Ik hoop dat het duidelijk wordt, dat zulke vrije, onordelijke ontmoetingen noodzakelijk zijn. De inbreng van Barths theologische inzichten hebben daarbij de oorspronkelijke functie van kritische opmerkingen in de marge van het kerkelijk en theologisch bedrijf van de dag. Het is geenszins de bedoeling om via de achterdeur weer een kader te ontwikkelen, waarin alle vragen en antwoorden reeds zouden zijn voorgegeven of waardoor het moedige en onthullende onderzoek naar de eigen situatie en beleving van mannen en vrouwen overbodig gemaakt zou worden. Voorzover Barth daartoe aanleiding zou geven, negeer ik hem. Ik doe met zijn marginalia naar het mij goed dunkt. Maar ik wil de confrontatie niet uit de weg gaan. Dat houdt immers de herinnering wakker aan de grondhouding van de theoloog, die als participant aan de christelijke gemeente voor Gods aangezicht staat.
Dit verslag brengt dan ook tegelijk de verslaggever zelf aan het licht. Het bericht is doortrokken van diens eigen geschiedenis. Dat hoort bij de methode. De theoloog is hier zelf immers in het geding. Dat geldt uiteraard ook voor de lezers. Wie zich aan deze ontmoetingen wagen, kunnen het zich niet permitteren om, naar een woord van Aristoteles, ‘heren van de praxis’ te zijn. Zij kunnen niet kritisch kijken naar het handelen van de christelijke gemeente zonder zich ervan bewust te worden dat zij zelf als man of als vrouw in hun handelen kritisch bekeken worden. De dialektische methode van Karl Barth, noch de polariteiten-leer van Wybe Zijlstra, noch de praktische rede van Don S. Browning is een legitimatie voor ‘heren’.
De artikelen zijn onafhankelijk van elkaar te lezen.
Het eerste artikel markeert het oorspronkelijke moment, waarop er iets gebeurde “ergens tussen Barth en Zijlstra”. Het is een bewerking van de lezing voor de Jaarvergadering van de Raad voor KPV, dat in Kerk en Theologie 40 (1989) 2 verscheen.
Dit artikel wordt opzettelijk geflankeerd door de meest recente tekst, de lezing ter gelegenheid van de bespreking van de dissertatie van Harm Dane, Verlichting en vergeving (Zoetermeer 1995) op Kerk en Wereld (MCKS) op 18 juni 1996.
Deze verhalen vullen elkaar in die zin aan, dat zij de aandacht richten op twee verschillende aspecten van de Prolegomena van Barths Dogmatiek.
De twee volgende artikelen, drie en vier, stellen de notie ‘communicatie’ thematisch aan de orde.
Eerst wordt de prachtige tekst over het ‘geweten’ onderzocht, die Bert ter Schegget uit Barths vroege geschriften aan het licht heeft gebracht (verschenen in De zucht naar vrijheid. Baarn 1992).
Daarnaast wordt een bespreking aangeboden van één van de weinige passages die Zijlstra expliciet wijdt aan ‘communicatie’ (verschenen in één der uitgaven van de Leidse Lezingen: Een wijder perspectief. Nijkerk 1993. Bewerkt).
In het vijfde artikel, ‘Heren van de Praxis’ (uit: Praktische Theologie 21 (1994) 1), wordt een fundamenteel praxisbegrip uitgewerkt op het grensgebied van dogmatiek en praktische theologie. De ‘heren’ krijgen ter verootmoediging een tegenhanger in het zesde artikel over de ‘engelenleer’. Dit hoogst speculatieve thema blijkt een unheimisch kritische kracht te bezitten ten aanzien van de veelgebruikte categorie ‘praxis van de geloofsbemiddeling’. (De duitse versie verschijnt in Zeitschrift für Dialektische Theologie 1996).
De beide laatste artikelen richten zich op deelgebieden van de praktische theologie.
Het pastoraat wordt belicht vanuit de rechtvaardigingsleer en vice versa (duitse versie in: Zeitschrift für Dialektische Theologie 11 (1995) 1).
De werking van Barths al te superieure verzet tegen de kinderdoop wordt geanalyseerd met het oog gericht op de weerstanden in de kerk en de uitdagingen in de maatschappij (bewerking van artikelen uit: In de Waagschaal 14 (1986) 20 en 15 (1986) 1 en 2).
Ik draag deze hervormde, praktisch theologische overwegingen op aan de gereformeerde
dogmaticus van de V.U., Aad van Egmond. Ooit in Wormer deelden wij onze prilste predikantsjaren en homiletische eerstelingen. Toen was leven in het krachtenveld van de dialektische theologie en de praxis van de gemeente nog heel gewoon.
Maarten den Dulk
juli 1996