‘Kristus Godsallejeisis’

De redding van een duiffie

 

God woont in de Fokke Simonszstraat

 
Ik hoorde van een zeereerwaarde
en hoogbejaarde dominee:
de Here wou met onze aarde
niet één dag langer meer in zee.
 
Al zouden wij Hem overstelpen
met eredienst en dankgebed,
het zou geen ene moer meer helpen:
er werd een punt achter gezet.
 
Maar zie: daar was diezelfde morgen
zo’n rotjoch in de grote stad
een doodziek duiffie aan ’t verzorgen
dat-ie op straat gevonden had.
 
‘Kristus, wat mot je dan? Wat wil je?
Ja, kijk me maar es effe an.
Godsallejeisis, beest, wat tril je,
Leg nou toch effe rustig man.’
 
Toen heeft de Heer Zijn toorn bedwongen,
want Hij kreeg schik in het geval.
Hij spaarde dus de kleine jongen,
de zieke duif en het heelal.
 
Willem Wilmink

 

Bij de ‘ondergang van het avondland’ stel ik me ongeveer het tegenovergestelde van dit gedicht voor. Geen ontferming, geen genade met het zwakke. Zo’n duiffie laat men verrekken. Van Kristus Godsallejeisis weet niemand meer, van de duif van de Geest en van kracht in zwakheid. Dat avondland zie ik dus als mede door het christendom gevormd – vooral, maar niet alleen, ten goede. Dat goede, het christelijke (of evangelische, wat wezenlijk ook heel joods is) dat de cultuur mede heeft bepaald, staat mijns inziens dus ook op het spel.

De ‘ondergang van het avondland’ is allereerst een rechts en conservatief thema, maar de ondergangsstemming op zich leeft ook in andere kringen. Ik herken haar zelf ook, terwijl ik liever links en progressief ben. En zit bijvoorbeeld ook in Bas Heijnes documentaireserie ‘Onbehagen’ niet een soort ondergangsgevoel? Er zijn dingen ingrijpend veranderd in de wereld. In mijn jeugd geloofde ik vast dat de wereld steeds beter zou worden. Opgroeiend in Zeeland, terwijl de Deltawerken hun voltooiing naderden met de Oosterscheldekering, geloofde ik dat wij mensen met onze technologie de wereld steeds veiliger zouden maken, leefbaarder, menselijker. Met vaccins en geneesmiddelen zouden we steeds meer ziektes bestrijden. En behoorde in Europa oorlog niet al tot het verleden? Landen zouden steeds meer samenwerken, in een steeds hechtere gemeenschap. Ik was trots op Nederland als gidsland van ruimdenkendheid, progressiviteit en pragmatisme (drugs, milieu, mensenrechten, multiculturalisme, medisch-ethische kwesties). Ik geloofde erin, ook christelijk, met het conciliair proces van gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping. Mandela werd vrijgelaten, apartheid afgeschaft, de Koude Oorlog en de wapenwedloop eindigden, de Muur viel. En, moet je dan zeggen, de rest is geschiedenis? Dit alles is geschiedenis. Het is weg en zal niet terugkomen.

Bij de buren had een koppel duiven na jaren vergeefs proberen op een schuine vensterbank eindelijk een nestje, op de uitlaat van een ventilatiepijp in de gevel. Op een zondag, ik ben net thuis van de kerkdienst, ligt één van de twee duivenkuikens op de grond. Uit het nest gevallen ligt het daar, ten dode opgeschreven. Tja, zo is de natuur nu eenmaal. Of moet ik het toch terugzetten in het nest? Sentimenteel, vind ik. En heeft het zin? Is het niet gewond geraakt? Keren de ouders nog terug naar het nest, als het verstoord is door een mens? We googlen snel: ja, ouders keren terug, terugzetten is zinvol. Onze dochter en zoon zien het beestje: ‘Ah …’. Dus sta ik even later in mijn zondagse pak op een ladder tegen de gevel.

Als ik me niet vergis, gaat achter de herleving van het spreken over ‘ondergang van het avondland’ nostalgie schuil. Het is vermomde heimwee naar een tijd die er niet meer is. Men vreest de toekomstige ondergang en verlangt terug naar het verleden. Toen Nederland nog Nederland was, en de kunst nog niet modern, toen het leven nog eenheid en samenhang kende. Dat is een illusie natuurlijk. Niet alleen is zo’n terugkeer onmogelijk, het beeld van het verleden is geïdealiseerd en heeft zo nooit bestaan. Dat ideaalbeeld van het verleden is een projectie, een anachronistische constructie vanuit de ervaring van het heden met zijn tekorten, en de afkeer van de toekomst. Het is begrijpelijk en ik voel het ook wel mee, zij het met gedeeltelijk een andere inhoud. Maar het is een illusie. We kunnen niet terug en we moeten niet terug. Wat van ons gevraagd wordt, is om datgene wat we van waarde achten te handhaven en vorm te geven in de wereld van nu.

Met argusogen houden we het nest in de gaten. Beide jongen zitten er nog steeds in. Het verloren jong wordt er niet uitgewerkt. Maar de moeder keert maar niet terug op het nest. Anderhalf uur na de redding nog altijd niet. Hebben we een duifje gered, of gaan er door ons toedoen twee verloren?

Van de huidige tijd zegt men dat het niet zozeer een tijdperk van veranderingen is, maar een verandering van tijdperken. Dat lijkt me niet overdreven. De ontwikkelingen zijn duizelingwekkend, ze gaan snel en volgen elkaar in hoog tempo op. De politieke en economische verschuivingen, meer gericht op macht en bezit dan op vrede en recht. De telkens nieuwe technologische mogelijkheden waarbij ethische bezinning steeds verder achter lijkt te lopen. De menselijke mogelijkheden nemen exponentieel toe (geo-engineering, genetische modificatie, preventie van ziektes, stopzetten of terugdraaien van verouderingsprocessen). Maar datzelfde geldt voor de bedreigingen (milieu en klimaat, privacy, beheersing, beïnvloeding en macht, instabiliteit van economische en politieke systemen, epidemieën, resistente bacteriën). Wie beheerst dit? Wie stuurt, wie bepaalt wat goed is? Het bekende gedicht ‘The Second Coming’ van W.B. Yeats – uit een toch heel andere tijd – vat ook onze tijd in sprekende taal: ‘Things fall apart; the centre cannot hold; / mere anarchy is loosed upon the world’.

Ook de laatste regel van de eerste strofe is treffend, en bovendien populair in het ondergangsdiscours: ‘The best lack all conviction, while the worst / are full of passionate intensity’. Er is, voor zover ik zie, bij velen een diepgeworteld gevoel van machteloosheid en, als gevolg daarvan, ook van cynisme ten aanzien van politiek, wetgeving en activisme: het maakt niet uit wat wij doen – in Nederland, in Europa – want het gaat toch wel door. Als wij tegen topinkomens zijn, vlucht men naar andere landen. Als wij milieumaatregelen nemen, gaat men over de grens gewoon verder. Als wij tot ethische regulering van genetica en klonen of andere omstreden technieken besluiten, zal het elders gebeuren. Het ontbreekt de besten aan overtuiging, de slechten gaan er daarentegen vol voor …

 Even later keert de moeder terug op het nest. Ze voedt de jongen uit haar krop. De dagen erna groeien de jongen snel. Ze beginnen groot te worden, en doen hun ouders na met het opschudden van hun veren en het strekken en weer vouwen van hun vleugels. De ene oogt wel duidelijk sterker en vitaler. Maar ook de ander beweegt beide vleugels klaarblijkelijk zonder belemmeringen.

Het schema van deze wereld is bezig te verdwijnen. Paulus constateert het zonder vrezen, eerder, zo lijkt het, met vreugde. Extremisten en hardliners verheugen zich ook in anarchie en chaos. Naar verluidt was het voor Steve Bannon, de gewezen vertrouweling van Trump, zelfs een politieke strategie. Maar wat als dat ‘schema’ een rechtstaat is – met hoevele gebreken ook – en een welvaarts- en verzorgingsstaat, een menselijke en zorgzame samenleving? Gaat er dan niet juist iets evangelisch verloren?

 Het koeren van de duiven maakt nu regelmatig plaats voor het harde, bitse gekraai van een paar brutale kauwtjes. Ze hebben het op de duivenjongen voorzien, maken duikvluchten naar het nest en scheren er vervaarlijk langs. De duivenouders die in het bouwen van het nest zo onbeholpen ogen, verdedigen hun jongen verrassend dapper en fel, en met succes. Steeds weten ze de kauwtjes te verjagen.

De evidente crisisstemming is het gevolg van het verlies van een dierbare leefwereld. De gevoelens van verlies en van machteloosheid moeten ergens heen. Zij uiten zich in de verbetenheid en de (vaak passieve) agressiviteit van het conservatieve ondergangsdiscours. Daar zit een soort wrok of ressentiment in, een grimmigheid die wel lijkt op de ‘Muslem Rage’ in de Arabische wereld. Ook daarin reageren een groots verleden, een teleurstellend heden en een somber toekomstperspectief met elkaar tot een sociaal-politiek explosief mengsel.

Kenmerkend is een gebrek aan vertrouwen in en hoop op een goede afloop, een wending ten goede. Dit is uiteraard ook een gebrek aan zelfvertrouwen: vertrouwen in de eigen vermogens. Het goede, het cultuurgoed waar men voor staat, heeft kennelijk niet voldoende kracht of potentie. Men ziet dit zelf ook als beschadigend en geschonden door (post)moderne ontwikkelingen. Er moet een rest van die superieure cultuur van menselijkheid, van die westerse democratische samenleving bewaard worden. Dat moet met externe, dat wil zeggen niet direct menselijke en democratische middelen. De menselijkheid en de democratische samenleving hebben zelf niet meer de kracht. Ze zijn uitgehold of worden misbruikt. Die cultuur en samenleving zijn in nood en die noodtoestand vraagt nu eenmaal uitzonderlijke maatregelen.

Opeens zien we nog maar één duifje op het nest. Het moment van uitvliegen van de eerste hebben we gemist. De tweede blijft nog één, twee dagen op het nest, terwijl af en toe de kauwtjes kraaiend overkomen. Dan opeens, we staan in de keuken, het beestje komt overeind, spreidt de vleugels, staat zo een moment op de rand van het nest, en vliegt.

Vertrouwen is een lastig iets. Ook zelfvertrouwen. Je kunt het niet simpelweg aanzetten of produceren. En, zegt men, het komt te voet en gaat te paard. Als het weg is, komt het niet zomaar terug. Hetzelfde geldt denk ik voor hoop en liefde, die andere twee ‘deugden’ uit de drieslag van Paulus. Vertrouwen – net als hoop en liefde – moet je terugvinden, als je het bent kwijt geraakt. En dus moet je het zoeken. Dat kan beginnen met de moed der wanhoop, met diepe onzekerheid of het zich laat vinden, of er nog wel iets te vinden is. Maar zo lang je zoekt, of zodra je gaat zoeken, is er in zichzelf de mogelijkheid dat je vindt. En misschien komt vertrouwen zo paradoxaal genoeg toch weer haast binnen handbereik. Met het zoeken kan het vertrouwen groeien dat je zult vinden.

In het licht van crisis, verlies en dreigende ondergang moeten we vertrouwen, of het vertrouwen opnieuw zoeken. Vertrouwen in die zaken die verloren zijn of die onder grote druk staan en bedreigd worden met ondergang. Zaken als de democratische rechtstaat, een open, vrije samenleving, misschien zelfs een volk. Vertrouwen in die zaken betekent: ze blijven praktiseren. Openheid, vrijheid, rechtsstatelijkheid praktiseren, ook als ze kwetsbaar of machteloos lijken. Wie ze met andere middelen tracht te verdedigen, heeft ze al verloren. Zo wordt ondergangsdenken een selffulfilling prophecy. Dat zou, letterlijk en figuurlijk, zonde zijn.

Later horen we van de buren dat ze één jong duifje hebben gevonden. Dood, in hun voortuin. Het andere hebben we niet meer gezien.

Coen Constandse

(In de Waagschaal, jaargang 47, nr. 8. 23 juni 2018)