Van de redactie 2018/4
In zijn dit keer wat pessimistisch gestemd commentaar schrijft Coen Wessel over de uitgang van de democratie. Wij gedenken in deze dagen de uitgang, de ‘ex-hodos’ van onze Heer, die geen vluchtroute nam, maar de weg óns ten leven. Marijke van Selm opent overeenkomstig haar meditatie met het mooie beeld van een gat in de nacht.
Veel Barth in dit nummer, opnieuw, en toch is dat niet wat ons bindt. Wel als ik het zo mag zeggen de noodzaak van theologie, enerzijds gedragen door geloof en liturgie, anderzijds met een antenne voor politiek en cultuur. Israël is dan nooit ver. Of de staat. Of de enkeling, en de geschiedenis. En natuurlijk het besef van ons broze bestaan, waarvan wij het best kunnen zingen. We weten het allemaal, het wordt ons gezegd – en willen er toch steeds, ook in dit nummer, meer over lezen en schrijven.
Eind 2008 nam ik van Rens Kopmels de taak van redactie-secretaris over, en per 1 januari 2010 van A.A. Spijkerboer het schrijven van pagina 32. Nu heeft het onwerkelijke bericht mij overvallen dat ik ongeneeslijk ziek ben en dat mijn dagen dus aflopen. Het is mij droef te moede de lezer dit te moeten meedelen. Dit is het laatste nummer dat ik heb bezorgd. U leest er meer over op pagina 4 van onze voorzitter Peter Verbaan.
In de zesde van de middelbare school schreef ik een scriptie over Bilderdijk en Multatuli, onze enige twee echte romantici. Hoe kwam ik erbij? Intuïtief – en meer dan dat – voelde ik aan dat Erasmus en de klassieke schrijvers, de helden van onze school, tekortschoten om onze gebroken wereld met haar zonde recht te doen. Ik leerde met andere woorden Aristoteles haten en zijn veilige ‘midden’ als hoogste regel van het goed. Liever zong ik: Temidden van de nacht des doods/zijt Gij, mijn Zon, verrezen./O zonlicht mild en mateloos,/uw gloed heeft mij genezen. Natuurlijk heb ik veel werk verricht voor IdW, maar ik heb het allemaal graag en met plezier gedaan. Belangrijker is dat IdW, dat u, mij telkens hebt gedwongen mijn ‘mateloos verlangen’ om te zetten in (hopelijk) verstaanbare woorden van de Heer. Wat wil een mens nog meer? Dus ik dank u; en ben van plan zolang het gaat te blijven schrijven.
En kan het niet nalaten te zeggen: vrees niet, wij hebben goede moed. De heiden schrikt dat zijn dagen geteld zijn. De christen hoort daarin vreemd genoeg des mensen heil.
Wessel ten Boom
In de Waagschaal – En God sprak