Over de Synode

logo-idW-oud

OVER DE SYNODE

Over het vervallen van Latijn als opleidingseis voor het predikantschap is wel veel commotie geweest, maar er zijn niet veel pennen door in beroering gebracht. In de Waagschaal scoort op dit punt bovengemiddeld. En dat is goed, want het markeert een traditiebreuk. Wat Wessel ten Boom en Piet de Jong doen is echter niet veel meer dan moord en brand roepen. Rinse Reeling Brouwer heeft daarentegen fijnzinnig laten zien hoe we niet alleen door erkenning maar ook door beleving van het belang van het Latijn het gebruik van die taal proberen te handhaven in de huidige onderwijssituatie. Het grote belang van het Latijn voor de theologie wordt namelijk niet alleen door niemand ontkend, het wordt, zeker door de beoefenaars van de historische en de systematische theologie ervaren. Sommigen zeggen zelfs dat hun vak er in hoge mate van afhankelijk is. Tegen die achtergrond is er niet sinds kort maar al jaren een groot probleem met het onderwijs in Grieks en Latijn. Want kennis van die talen werd nog wel geëist maar in steeds beperkter mate. Hoe vertrouwd raak je met een taal in twee jaar, in één jaar, in een half jaar, in drie maanden?

De kwestie van het Latijn is echter niet de reden dat ik reageer op het stuk van De Jong. Ik zou er hoogstens nog van willen zeggen dat aan zijn artikel niet te merken is, dat kennis van het Latijn bevorderlijk is voor het schrijven van zuiver Nederlands, zoals Spijkerboer in het redactioneel opmerkt en trouwens ook door een synodelid terecht naar voren werd gebracht.

Evenals De Jong (IdW, nr.10) wil ik het echter over de synode hebben. Ter synode spreekt De Jong vaak met humor en voor de vuist weg. In zijn stuk is de humor ver te zoeken maar schrijft hij nog wel voor de vuist weg. Soms schiet hij zelfs uit de heup, zoals op Van der Duyn Schouten die hij ‘een bekwaam man met nochtans geen enkel idee van wat een predikant nodig heeft voor de vervulling van het ambt van Verbi Divini Minister’. Ik vermoed dat De Jong Van der Duyn Schouten niet persoonlijk kent en zijn kwalificatie ‘bekwaam’ enkel baseert op diens wetenschappelijke rang en de kwalificatie ‘geen enkel idee’ enkel op diens voorstel tot het laten vervallen van de eis van kennis van het Latijn. Maar dit terzijde. Ik heb mij afgevraagd welk beeld van de synode De Jong heeft. Hij vereenzelvigt zich met de synode: hij kan het niet uitstaan als de synode beschuldigd wordt, de synode treft geen enkele blaam, ‘als synode hebben we een en andermaal geprotesteerd’, en als klap op de vuurpijl: ‘als je je uitvoerig hebt verzet en het tegen 24.00 uur gaat lopen en alle kerkelijke hoogleraren hemel en aarde bewegen, dan stem je als synode met hen in’.

Deze vereenzelviging is misplaatst. Van de sprekers ter synode hebben velen argumenten aangedragen voor het Latijn, Immink heeft op die sprekers geantwoord en bij de stemming bleek dat 16 leden de eis tot kennis van het Latijn wilden handhaven. Dat hadden er ook 100 of 150 kunnen zijn. De synode schrikt voor niets terug. Toen in november vorig jaar het voorstel voor het eerst ter tafel lag, oordeelde een grote meerderheid dat de argumentatie onvoldoende helder was. Diezelfde meerderheid had zich nu ook bij De Jong kunnen aansluiten. Dat is niet gebeurd. Dit te wijten aan slaperigheid vind ik precies de bevestiging van het verwijt van Ten Boom waaraan De Jong zich zo gestoord heeft. Uiteindelijk neemt hij zelf de synode niet serieus en dat brengt hem tot de vraag of je de synode niet beter kunt afschaffen, misschien bedoelt hij: of hij er zelf niet beter de brui aan kan geven.

De synode is een vergadering waarin de ambten bijeen zijn en waarin onder aanroeping van de Heilige Geest gezocht wordt naar begaanbare wegen via onderlinge communicatie en argumentatie. Het gaat er uiteraard heel menselijk aan toe. Maar ik kijk wel altijd met dit ‘geloof’ naar de synode. En dat mis ik node in de benadering van De Jong. We zijn aan ons geloof verplicht de synode serieus te nemen.

De toestand van de Protestantse Kerk in Nederland is zorgelijk. Het verenigingsproces heeft een zware tol geëist, geestelijk en financieel. De Dienstenorganisatie loopt niet gesmeerd. De ontkerkelijking begint steeds meer effect te sorteren. De instroom van predikanten loopt zienderogen terug. Profetie is schaars, geen visioen is doorgebroken (1 Sam. 3:1, Naardense Bijbel). De theologie lijdt aan gevoelsarmoede en de evangelische beweging vermag niet te overtuigen. Het is zo leeg en dood als toen de Geest nog niet was uitgegaan. Want het lijkt waarachtig of de Geest geweken is. In zo’n tijd van neergang is leiding geven moeilijk. Het is als leiding geven op de zinkende Titanic. En nu geloven wij dus, dat het schip der kerk niettemin naar de morgen vaart. Met dat oog kijk ik naar de synode, met dat oog kijk ik naar de gemeente die zo vaak bejubeld wordt in vergelijking met ‘de kerk’, met dat oog kijk ik naar de theologiestudent die zich op het ijs waagt, en ik hoop dat met dat oog ook naar de academische theologen gekeken wordt. Dat oog zorgt ervoor dat we ons niet verkijken. Op de synode toegepast: we doen dan niet alsof het succes voor het grijpen ligt als we de juiste maatregelen maar troffen, maar we doen voorstellen die bij dat geloof passen en praten er onderling over of dat ook zo zou kunnen zijn.

Gerrit de Kruijf