Van de redactie 45/6
In dit nummer: Henk-Jan Prosman mediteert over de moderne mens die zich afsluit van de hemel, en hoort de wind van Pinksteren waaien. Ook in het laatste boek van Henk Vreekamp wordt de in zichzelf opgesloten mens bevrijd, doordat de schrijver een pleidooi voert voor de heidense feesten in de kerk, binnen de grenzen van de Thora, zo toont Coen Constandse. Moeten we terug naar Miskottes drieslag van Jood, heiden en christen om de vreemdheid van het evangelie nieuw te begrijpen? Hebben we met andere woorden iets radicaal anders nodig, om als gelovig subject niet te verdwalen tussen de eigen overgeleverde, christelijke zuilengangen?
Wellicht dat er meer verwantschap bestaat tussen alle artikelen van dit nummer dan je op het eerste gezicht zou denken. Zij lijken allemaal te cirkelen rondom de vraag hoe God ons subject ‘tart’ en wij zo alleen worden bewaard. Coen Wessel wijst op de noodzaak van discipline na decennia van bevrijding. Marijke van Selm wijst op de realiteit van de bekering die niet na te spelen is, al heet je Barry Atsma. Karel Blei verhaalt van de poging van ondergetekende om Barth in zijn beruchte par. 34 te begrijpen, waar Israël zich niet laat omvormen tot kerk, maar Gods steen des aanstoots blijft. Udo Doedens bezingt de deur die zich dit keer juist niet opent. Wessel ten Boom las Henneckes boek over Barths receptie in Nederland en stelt de vraag of Barth hier werkelijk als cultuurtheoloog doorgebroken is. Machteld de Mik verhaalt van een film zonder happy end en O.W. Dubois krijgt de ruimte om juist te herinneren aan het christelijke verleden. Coen Wessel tot slot verwacht iets van het CDA.
Allemaal ‘Gestalten tegenover mij’ (Vestdijk), die ons eraan herinneren dat er in ons zelf geen kant en klare oplossing ligt. Lezer – laat u verrassen!
Wessel ten Boom
In de Waagschaal – een klop op de deur