Als Mozes had doorgevraagd
Marjolijn van Heemstra (1981) debuteerde in 2010 met de gedichtenbundel ‘Als Mozes had doorgevraagd’. Het titelgedicht is vrolijk en zelfbewust en staat in de traditie van de mystiek.
Als Mozes had doorgevraagd
Moest ik mijn land verlaten: ik zou blijven.
Stond mijn stad in brand: ik draaide om.
Moest ik mijn kind offeren: ik weigerde.
Zolang jij je niet laat kennen houd ik
benen op de grond, armen om het kind.
Mij scheep je bij geen bramenstruik af
met ‘ik ben die ik ben’, een kleine vlam, een donderstem.
Mozes was iemand van zijn tijd: dankbaar voor het leven,
bang om door te vragen en ook: een man,
die vragen niet zoveel.
Ik was blijven staan bij die struik tot je verscheen.
Geen smoesjes van doeken voor ogen omdat je straling te fel.
Mozes was brandgloed gewend, ik tl.
Kom maar op, zou ik zeggen. Zeg ik nu: Kom maar op.
Als niet Mozes, maar ik bij Horeb had gestaan ging het zo:
ik: Wie ben je?
jij: Ik ben die ik ben.
ik: Ik ook.
jij: Ja, jij ook.
Dan had ik je aangeraakt en jij mij.
Was de Bijbel geen boek, maar een omhelzing.
In dit gedicht wil Van Heemstra God ontmoeten, maar niet voor hem op de knieën gaan. Alleen op voet van gelijkwaardigheid wil ze met hem spreken. Ze wil niet zomaar Gods bevelen volgen, zoals Abraham deed. De vrouw van Lot die zich omdraaide, geeft ze groot gelijk. Met een te mysterieus ‘ik ben die ik ben’, zoals God zei tegen Mozes in Exodus 3, neemt ze geen genoegen. Ze wil een open en eerlijk gesprek, waarin beide partijen zich laten kennen. Ze wil contact met God. Ze wil hem ontmoeten, hem aanraken, hem omhelzen.
Mij spreekt het vrolijke en het eigenwijze in het gedicht aan. Hier staat iemand die zich even nergens iets van aantrekt en vanuit een stevig zelfbesef God uitdaagt om haar te ontmoeten. ‘Kom maar op’ schreeuwt ze naar de hemel. Op een man als Mozes kijkt ze eigenlijk een beetje neer, zoals de vrouw dat doet in het reclamespotje van de Jumbo: ach ja, een man. Dat heeft iets kokets, maar ze plaatst zich daarmee ook in de traditie van de mysticus die zijn ervaring met God belangrijker vindt dan de bijbel.
Net als bij bijvoorbeeld Gerard Reve verlangt ze naar een heel lichamelijke ontmoeting met God. Alleen is er geen totale overgave, geen versmelting van twee lichamen. Ze ziet meer een hartelijke ontmoeting voor zich tussen twee gestalten die beide hun geheim hebben en die beide verschillend blijven.
Marjolijn van Heemstra studeerde godsdienstwetenschappen. Er zit in het gedicht een stevige speldenprik tegen Rudolf Otto, de beroemdste godsdienstwetenschapper van de 20e eeuw. Otto meende dat godsdienst vooral om een mysterieus en vreeswekkend geheim ging. Niet dus, wat haar betreft.
Mozes hield afstand en schreef vijf boeken. Het leidde tot godsdiensten met een leespraktijk. Van Heemstra wil aanraken en omhelzen. Ze wil ons elkaar laten omhelzen.
Coen Wessel