Bijeen-denken: leven en lezen
Lezing Désanne van Brederode op 5 november 2015 (2e deel)
(voor eerste deel zie 45/1)
Leven in deze tijd, op deze plek in de wereld, vraagt om een bewustzijn van een heil dat er niet lijkt te zijn – tenzij als een belofte, waar mensen soms een glimp van mogen opvangen. Waar ze in kunnen en willen geloven, niet uit gemakzucht of uit een behoefte aan troost, houvast, verzoening met lijden en dood; maar omdat ze de ‘genadeglimpen’ herkennen en kunnen plaatsen dan wel terugvinden in een verhaal, waarvan het werkelijkheidsgehalte en het waarheidskarakter bij regelmatige herlezing nog almaar kunnen toenemen – hoe wonderlijk onwetenschappelijk dit ook moge klinken.
Natuurlijk besefte Miskotte dat lezen een eenzame bezigheid is, waarbij de lezer in heel feitelijke, objectieve zin de waarnemer is, de toeschouwer, die naar de letters, de woorden, de zinnen kijkt: het opgeslagen boek op zijn bureau, of in zijn handen, toch altijd een soort ‘tegenover’. Te bestuderen, te analyseren, te kritiseren eventueel – en omgekeerd mag het boek dan ook de lezer vragen stellen. ‘In Frage’ stellen, mogelijk even kritisch. Deze eenzame leeskunst verstond Miskotte overduidelijk heel goed en ze moet hem ook veel genoeglijke uren hebben verschaft. Ook, of juist, waar hij moeite moest doen om intellectueel tot de oude, raadselachtige teksten door te dringen en hun finesses aan een secuur onderzoek te onderwerpen. Het prachtige Joodse begrip ‘Lernen’ dringt zich daarbij op. Voordat de lezer een exegese, een boodschap zoekt, moet hij als een fenomenoloog in de ware zin des woords, alle eerdere kennisoordelen terughouden, tussen haakjes zetten, en zijn wens om de tekst te duiden, om de woorden meteen al van een zin, een betekenis te voorzien opschorten. Wat stáát er nu echt?
Wie is de spreker, en tot wie richt deze zich?
U kent de vragen, en ik durf zelfs te denken dat een aantal van u aan de hand van Miskotte heeft geleerd om zo zorgvuldig, met zoveel toewijding én terughouding te lezen, de bijbel te lezen. Biddenderwijs. Met licht gebogen hoofd, en innerlijk misschien soms even knielend voor de machtige taal in dit corpus van heilige boeken. Daar pers je niet zomaar een paar lekkere oneliners uit, die het goed doen op de moderne variant van het wandtegeltje: de Facebooktijdlijn of de Twitterpagina.
Los daarvan: Miskotte las ook buiten het studeervertrek. Zónder boek in zijn handen. Hij las de alledaagse realiteit als betrof het een substantieel onderdeel van de Schrift. Als het boek met de afbeeldingen, de verbeeldingen, de zoekplaatjes, de opdrachten, de testvragen – als het werkboek behorende bij het Oude en het Nieuwe Testament. Een werkboek dat aldoor nieuw ge-’update’ wordt, terwijl dat bij het leesboek helemaal niet hoeft.
Een werkboek dat helemaal NIET gelezen kan worden zoals je doorgaans leest, dus zwijgend, in afzondering, maar dat gelezen wil worden met alle zintuigen wijd-open, zonder enige reserve. Een werkboek dat pas goed te lezen, te ondergaan is, wanneer je daarbij beseft dat het zich alleen laat lezen in een gemeenschap van medelezers. Wereldwijd, en teruggaand tot een ver verleden.
Oerboek en aldoor bijgewerkt, aangepast werkboek horen bij elkaar, doordringen elkaar, en voor wie dat inziet en aanvaardt, worden lezen en leven niet alleen twee kanten van dezelfde medaille: ze worden verhevigde versies van elkaar. Transsubstantiatie – ditmaal niet van brood en wijn in lichaam en bloed, maar van woord en idee in… lichaam en bloed. In tastbare, unieke, specifieke, contingente, menselijke, persoonlijke en relationele werkelijkheid. Waardoor je als lezer niet alleen een uiterst moeilijke vraag van God opeens overal om je heen kunt horen, de vraag namelijk: ‘Adam, waar je ben?’, maar in hetzelfde moment ook weet dát jij Adam bent. Ik ben Adam, er wordt mij gevraagd waar ik ben, ik kan daar antwoord op geven, en in mijn antwoord zal ook te beluisteren zijn hoe ik er ben. Dus niet: ‘Te zijn of niet te zijn, dat is de vraag…’ Je bent er, en je leest niet over het fictieve, symbolische personage Adam, maar door van Adam weet te hebben, ook zonder het boek op zak te dragen, kun je op ieder moment Adam zijn, als Adam worden aangesproken. En als Eva, en Abel en Kaïn (‘Waar is uw broeder?’) en zo door, tot de lijdende Christus zelf.
Een jongeman die zich herkent in Goethes Faust, en dan met name in de verzuchting over de twee zielen in die ene borst, spreekt over het toneelstuk als een oud, beroemd literair werk dat terecht onderdeel uitmaakt van de canon van de Europese literatuur – en dat ook jonge mensen in deze tijd gelukkig nog veel te zeggen heeft, al moeten ze zich er misschien voor inspannen. ‘Maar dan gaat er ook een wereld voor je open!’ Voor Miskotte ging de wereld dag na dag open, dankzij het heilige boek. Met dit verschil, dat de personages erin geen raadselachtige of juist zeer herkenbare ‘anderen’ voor hem bleven, maar dat hij zichzelf liet herkennen en aanspreken door hen, en door de situaties waarin ze zich bevonden.
Twee in een
Het lezen in het leven, het leven in het lezen – en daar waar beide plotseling samenvallen, wordt het verhaal een sacrament. Of klinkt dat nou te Rooms? Katholiek is misschien een beter woord. Katholiek, opgevat als algemeen. Oecumene zonder opheffing van de talloze verschillen, maar dankzij de verschillen en zonder wederzijds water bij de wijn te doen. Het verhaal als sacrament, het lezen als inwijding, steeds weer opnieuw, en als wijding. Als roeping, en als te herhalen belofte. Dat zijn de associaties die ik bij het werk van Miskotte kreeg.
De mystiek, niet van Johannes die als liefste leerling met zijn hoofd rustte tegen de borst van de Heer, bij het Laatste Avondmaal, en die veel later de Openbaringen zou schrijven – maar de mystiek van Paulus, die Jezus Christus nooit tijdens diens fysieke leven heeft mogen ontmoeten, en misschien juist wel daarom zo vurig streefde om in een gemeenschap ruimte te maken voor de ervaring, de beleving, tezamen het lichaam van Christus te zijn.
Dat is nooit een kwestie van schrijven en preken, van lezen en lernen alleen. Dat is jezelf en je medemensen beleven als onderweg van paradijs naar nieuw Jeruzalem, en altijd, elke dag weer, op weg naar Damascus. Om zowel voor het eerst werkelijk te zien, als met blindheid te worden geslagen, als te werken aan nieuwe ogen die in de bewerkelijke werkelijkheid bevindelijk vinden wat al er was, maar wat steeds herkenning en hernieuwing behoeft – door ons.
Wij zijn tezamen de verlosser, mits we volmondig Ja en Amen durven zeggen tegen die werkzame macht die ons kan en moet blijven verlossen, ook al zijn we reeds verlost bij aanvang. En evenzeer: mits we opstandig Nee durven zeggen tegen al die harde feiten, filosofische inzichten en natuurwetenschappelijke, zogenaamd waardevrije theorieën over het menszijn in technische, maakbare zin, die daarbij één waarheid glashard ontkennen: het onverklaarbare, ontzagwekkende en ontzettende talent tot mede-menselijkheid dat voorafgaat en de kroon vormt op onze weldenkende autonomie. Boek en werkboek hebben ons nodig, zoals de schrijver levende lezers nodig heeft.
En zoals ook de prachtige teksten van Miskotte lezers verlangt die zijn woorden willen leven, radicaal, zonder voorbehoud, en vooral niet in hun comfortabele eentje, op zondagavond, na de kerk, in een prettige stoel bij de kachel, onder een heldere lamp, om er daarna een aardige boom over te kunnen opzetten. Miskotte moet je doen, zoals hij de bijbel ‘deed’. Met meer dan twee zielen in zijn borst, maar zonder die ijdele verzuchting ‘Ach!’ erbij.
Désanne van Brederode
D. van Brederode is schrijfster