Bruidsmystiek als politiek
De in het Nieuwe Testament veel gehanteerde beeldspraak over de Gemeente als geliefde, ongerepte bruid van Christus, is door de kerkvaders vooral uitgelegd als duidend op de mystieke vereniging van de gelovigen met hun Heer. Lichamelijke termen worden daarbij niet geschuwd, zoals ook in het Hebreeuwse Hooglied. Maar de boodschap is in de eerste plaats die van een liefdevolle geestelijke vereniging van de gelovigen met Christus.
Deze traditionele uitleg verhult echter dat in de brieven van Paulus de bruids- en liefdesmetafoor vooral een politieke betekenis heeft. Paulus gebruikt het beeld van de gemeente als ongerepte bruid en Christus als de levende Geliefde om daarmee scherpe kritiek uit te oefenen op de maatschappelijke orde van zijn tijd. Hij plaats de band en loyaliteit tussen de Gemeente en de Gezalfde tegenover de loyaliteit met de keizer als hoofd van het Rijk en als ‘Vader des vaderlands’. Zinnebeeldig wordt aldus een aanval gepleegd op de geordende staatsinrichting, de keizerlijke machtsaanspraak en de alom vereerde Pax Augustana.
Christus versus het Romeinse imperium
In Paulus’ tijd was de keizerverering de dominante cultus geworden in heel het Romeinse rijk. Het was de manier waarop de eenheid van het rijk met behulp van ceremonies, offers en volksfeesten werd gevierd en versterkt. Vrijwel alle burgers namen deel aan die cultus, soms gedwongen, vaak uit overtuiging. De keizerverering was namelijk prominent geworden onder het principaat van keizer Augustus. Deze generaal-keizer was de enige die de tientallen jaren durende machtstrijd overleefde die volgde op de moord op Julius Caesar in 44 v. Chr. Zijn heerschappij zorgde voor een lange tijd van interne vrede en welvaart, mede door de hervormingen die Augustus doorvoerde op sociaaleconomisch terrein. Het vereren van de keizer als God was voor velen een teken van loyaliteit aan een heerschappij die veel goeds had gebracht.
Het is uitgerekend deze loyaliteit die door Paulus onder vuur wordt genomen door het poneren van een heel andere loyaliteit: die aan de gekruisigde en opgestane Jezus van Nazareth, door Paulus consequent christos genoemd, dat wil zeggen Gezalfde of voluit: gezalfde Koning, want het was altijd Israëls koning die gezalfd werd. Israëls koning wordt met name door Jesaia, maar ook al in de psalmen (Psalm 72, 8) voorgesteld als de ware koning voor alle volken. Wat de volkeren nodig hebben is de joodse messias die de werkelijke rechtvaardige en vredevolle orde op aarde zal vestigen. Dat is volgens Paulus de kern van het evangelie: de gekruisigde en opgestane Jezus van Nazareth is Israëls gezalfde en de ware Heer van de wereld. Jezus, niet Caesar, is Heer en in zijn naam , niet die van de keizer, zal elke knie zich buigen. Euaggelion, is de aankondiging van díe heerschappij.
Ook in de Romeinse keizertijd werd de term euagggelion gebruikt, namelijk als de blijde aankondiging van de geboorte of troonsbestijging van een keizer, zoals blijkt uit een Romeinse inscriptie uit 9 v. Chr. waarin keizer Augustus de ‘redder’ en ‘weldoener’ wordt genoemd die naar de wereld is gestuurd “om de oorlogen te doen ophouden, om overal orde te creëren ……. het begin voor de wereld van de blijde boodschap die door hem tot de mensen is gekomen. . .”[1]
Wanneer Paulus spreekt over het evangelie dan zet hij Jesaia’s blijde boodschap tegenover de proclamatie van de geboorte van de vredebrengende god-keizer. De openbaring van de dienaar-koning Jezus van Nazareth logenstraft elke orde die pretendeert vrede en gerechtigheid te brengen. Waar Rome zichzelf als de hoofdstad van recht en gerechtheid waant, preekt Paulus in de Romeinenbrief een heel andere rechtvaardigheid: niet ‘men dient ieder het zijne te geven’ zoals het Romeinse recht het formuleert,[2] maar ‘het rechtzetten van mensen, ongeacht hun verdienste’. Waar Iustitia een Romeinse godheid was die tegelijk met de keizercultus aan belang won – zo nauw was de link dat de godheid Iustitia soms de titel ‘Augusta’ kreeg – is volgens Paulus rechtvaardigheid de eigenschap bij uitstek van God: het duidt op God’s oneindige trouw aan zijn verbond met Israël en trouw aan zijn verbond met de hele mensheid.[3]
In Christus, de Gezalfde, onttroont God elke ander aanspraak op macht en kracht. Waar religie in het algemeen, en keizerverering in het bijzonder, de smeerolie was die het imperium deed functioneren en tot eenheid smeedde, zweert Paulus bij een andere loyaliteit, namelijk die aan de orde van Christus. De gemeenten zijn dan, in de woorden van de nieuw-testamenticus Wright, die deze Paulusinterpretatie verdedigt, “de koloniale buitenposten van een heerschappij die op doorbreken staat. (…) Christus’ heerschappij is een realiteit waarvan Caesar’s imperium niet meer is dan een dwaze parodie. Christus’ rijk modelleert de ware humaniteit, de ware gerechtigheid en de ware vrede, een eenheid dwars door traditionele, raciale en culturele grenzen. Het claimt alles te zijn waarop het Romeinse rijk aanspraak maakt.”[4]
Bruidegom versus Vader des vaderlands
In dat licht moeten we ook de bruidsbeeldspraak lezen in de Tweede Korintiërsbrief, de Romeinenbrief en de Efeziërsbrief. De liefdesrelatie die hier wordt geschetst tussen de gemeente als ‘ongerept’, een ‘vergadering zonder vlek, en rimpel’ en Christus, de Gezalfde, is er een van een hoog emancipatorisch gehalte. Paulus’ redenering in Romeinen 7,24 is opmerkelijk: bij wet staat de vrouw onder de man, maar als de man sterft is de vrouw van de wet ontslagen, is zij “vrij van de wet”. Evenzo is de Gemeente door het lichaam van Christus “dood voor de wet” zodat zij “van Christus” kan worden. Vrij van het aardse gezag, wordt zij, zoals 2 Kor 11,2 het verwoordt, “naast Christus” opgesteld, dus niet ‘onder’ Christus. De mannen in de Efeziërsbrief (5, 25-27) worden gemaand om hun vrouw lief te hebben “zoals ook de Christus de vergadering heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven (…), om zelf haar in heerlijkheid naast zich te plaatsen.”
Deze woorden berusten op gedachten die de maatschappelijke orde van sekseongelijkheid radicaal doorbreken. Maar ze zijn vooral bedoeld als politieke kritiek. De Gemeente is hier bruid naast de Christus, de Gezalfde koning van Israël. Dat tekent een emancipatie, een losmaking, een loskoping van de loyaliteit aan de Romeinse keizer.
Het Latijnse begrip emancipatio werd gebruikt om de plechtige vrijlating aan te duiden van een zoon uit de ouderlijke macht. In de Romeinse cultuur had een vader als hoofd van het huis absolute macht. De vader-zoon relatie was er een waarbij de vader, vanaf het moment dat hij zijn zoon erkent door deze van de grond op te tillen, soeverein kan beschikken over leven en dood. Een zoon mag leven als zoon, maar alleen in relatie tot een soevereine vader die hem ongestraft kan doden. De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben betoogt dat de macht van de vader[5] model is voor de macht van de Romeinse keizer en van politieke macht in het algemeen. Agamben: “… als we in een late bron lezen dat Brutus, die zijn zonen ter dood liet brengen, ‘in hun plaats het Romeinse volk adopteerde’, is het dezelfde macht over de dood die zich nu, met het beeld van de adoptie, uitbreidt naar het gehele volk. Het hagiografische epitheton ‘Vader des vaderlands’, dat in alle tijden voorbehouden was aan de leiders die bekleed waren met soevereine macht, krijgt hiermee zijn oorspronkelijke sinistere betekenis terug.”[6]
Volgens Agamben is de macht van politieke leiders bij uitstek de macht om te bepalen ‘wie erbij hoort’. De beschavingsorde van Augustus kende rechten toe aan burgers en hield tegelijk een groot deel van de bevolking rechteloos onder de duim. Maar ook nu kennen we zulke rechtelozen, bewoners die geen burger mogen zijn: illegalen, papierlozen, de gevangen in Guantanamo Bay. Meer in het algemeen brengt elke juridisch-politieke poging het menselijk leven in een vorm te gieten met bijbehorende rechten levens voort die niet gevormd zijn door categorieën als burger, landgenoot, werknemer, bewoner, eigenaar. Elke beschavingsorde creëert zijn eigen ‘onbeschaving’, elk recht zijn eigen rechteloosheid. Dat geldt niet alleen voor antieke en moderne dictaturen, maar net zo goed voor democratische staten. Zoals Isaiah Berlin het verwoordt in zijn Twee opvattingen van vrijheid: “Democratie kan misschien een bestaande oligarchie, een bevoorrechte enkeling of groep individuen ontwapenen, maar het kan individuen nog steeds even ongenadig onderdrukken als welke andere heerser ook.”[7]
Paulus’ prediking van het rijk van Christus behelst een bewust afstand nemen tot de eigen beschavingsorde. Christus emancipeert zijn leerlingen: “Gij zijt vrijgekocht en betaald, wordt dan geen dienstknechten van mensen.” (1 Cor 7,23)
De bruidsmystiek in het Nieuwe Testament is in de eerste plaats brisante politiek en dát heeft de Vroege Kerk gevormd. In de anonieme Brief aan Diognetus uit de tweede eeuw na Chr. lezen we hoe de vroege christenen zich bewust waren te leven ‘in de wereld’, zonder ‘van de wereld’ te zijn: “Zij wonen in hun respectievelijke landen, maar dan als residerende bijwoners (hoos paroikoi); ze leven als burgers (hoos politai) en beleven het als vreemdelingen (hoos xenoi). Elk vreemd grondgebied is hun thuis, en elk thuis een vreemd grondgebied.”[8]
Christenen zijn onderdanen van een ander rijk. Zelfs in een democratische rechtsstaat zijn ze slechts bijwoners met principieel niets meer dan een verblijfsvergunning.
Theo van Willigenburg
Dr T. van Willigenburg is theoloog en filosoof, directeur Kant Academy Utrecht en cantor van de Lutherse Kerk Apeldoorn
[1] G. Kittel, Theological Dictionary of the New Testament II, Eerdmans, 1964, p. 724-5.
[2] En zoals op de poort van concentratiekamp Buchenwald stond geschreven: ‘Jedem das Seine’.
[3] Zie ook N.T. Wright, New Perspectives on Paul, lezing tijdens de 10the Edinburg Dogmatics Conference: 25-30 August 2003.
[4] N.T. Wright Paul’s Gospel and Caesar’s Empire, Reflections, Center of Theological Inquiry, p.11 – mijn vertaling.
[5] Als Jezus in de evangelieën God zijn abba –vader– noemt, een affectieve, intieme term, contrasteert dat met de afstandelijk vader-kind relatie in die tijd in de rurale Middellandse Zeecultuur, waar de moederbinding centraal staat. God de Vader is voor Jezus meer als een Moeder.
[6] Giorgio Agamben Naaktheden, Amsterdam, Sjibbolet, 2011, p. 99.
[7] Geciteerd door Tommy Wieringa in zijn Kousbroek Lezing 2015 (De Gids 16-04-2015). Wieringa geeft enkele schrijnenden voorbeelden van democatische overheden die met het oog op het bewaken van ‘de moraal’ zich vervolgens “vergrijpen aan de ziel en het lichaam van hun burgers.” Voor veiligheid en bescherming levert de burger zelfs zijn laatste restje privacy en zeggingskracht in. “De overheid,” zegt Wieringa, “gedraagt zich als een pooier, die beschermt wie zij in feite gijzelt.”
[8] Bart D. Ehrman, (red), The Apostolic Fathers, Volume II, Cambridge, Harvard University Press, 2003, p. 303.