Open brief – Eerste (veel belovende?) Israëlzondag in de PKN

logo-idW-oud

 

OPEN BRIEF – Eerste (veel belovende?)Israëlzondag in de PKN.

Eind juli verscheen een brochure ‘Israëlzondag 3 oktober 2004’, uitgegeven door het landelijk dienstencentrum van de PKN. ‘Ga, keer om op je weg’ is gekozen als thema voor deze zondag. Zo werd Elia aangesproken toen hij in wanhoop het bijltje er bij neer wilde gooien, omdat hij dacht de enige te zijn die in de strijd tegen de Baälsleer nog wilde luisteren naar de God van Israël.

In de niet ondertekende inleiding op pag.2 volgt na een zakelijke opgave van de inhoud een kort woord vooraf over het gekozen thema, dat in de preekschets (dr. O. Mulder, over 1 Kon. 19:9-18 en Lucas 17: 1- 10) verder wordt uitgewerkt. In deze inleiding wordt het thema uitgelegd als een oproep tot ‘een heel ander nieuw leven’, aan het adres van ons persoonlijk, van de kerk en van Israël. De preekschets laten we buiten beschouwing, al rijst onmiddellijk de vraag hoe beide bijbelgedeelten op de Israëlzondag bij elkar gebracht kunnen worden. Dit verduidelijkt extra dat zowel de keus van het thema, alsook de uitleg, vragen oproept.

In de inleiding volgt dan verder een pleidooi voor het vieren van de Israëlzondag onder het kopje Israëlzondag: een dilemma of niet? Onze reactie beperkt zich tot dit gedeelte van de brochure, zal de cursief gedrukte teksweergave op de voet volgen, en wil die voorzien van de nodige vragen en opmerkingen.

De laatste jaren wordt her en der in het land een discussie gevoerd over de Israëlzondag. Kunnen we deze nog wel vieren gezien de afschuwelijke ontwikkelingen in het Israëlisch-Palestijnse conflict waar ieder dag doden vallen, vaak aan beide kanten. Moeten we er niet liever een Midden-Oosten zondag van maken? Of moeten we deze zondag maar even vergeten en er over zwijgen voorlopig, tot het tij keert? Wij zijn van mening dat zwijgen helemaal niets bijdraagt aan de situatie daar ter plekke.

(Bedoeld zal zijn dat we met niets doen het conflict in elk geval niet oplossen).

Sinds de instelling van de Israëlzondag, eind jaren veertig, wordt op die dag met dankbaarheid gevierd dat God voor ons een plek heeft ingeruimd in zijn eeuwig verbond met Israël – en de Israëlzondag is nooit bedoeld geweest als een politieke manifestatie.

Beter kunnen we ons met elkaar hardop afvragen hoe we aan onze verbondenheid met het volk van Israël gestalte kunnen gevenin de huidige situatie. En het volk Israël is iets anders dan de staat Israël. Het volk Israël, dat is het Joodse volk wereldwijd.

In deze alinea zien we de conflicten optreden van de gewijzigde formulering in de nieuwe kerkorde: de auteur van de inleiding leunt daarop bij de verdediging van de Israëlzondag door impliciet te stellen dat het dus niet gaat om de staat Israël. De formulering ‘onopgeefbare verbondenheid met Israël’ moest op het laatste moment veranderd worden in ‘onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël’. Tegen de toevoeging van die twee woordjes, die is uitgevoerd op grond van het commentaar van een minderheid van geraadpleegde classicale vergaderingen, is van verschillende kanten protest aangetekend. Ook door de werkgroep Vanuit Jeruzalem, die hierover een open brief heeft gericht aan dr. B. Plaisier. Maar alle verontrusten werden ‘van hogerhand’ sussend toegesproken; er was geen reden te denken dat er iets veranderd zou zijn. Ook dr. H. Vreekamp trachtte publiekelijk de gemoederen in dier voege te bedaren. Hebben zij zich wel afgevraagd waarom er werd aangedrongen op zo’n ‘overbodige’ wijziging? Als hier sprake is van onbegrijpelijke slaperigheid: is slaperigheid (dan) een geldig alibi voor de machinist als de trein op dood spoor terecht komt? En als het geen slaperigheid was – moeten we constateren dat de kerkelijke leidslieden ervoor gekozen hebben om de gemeente zand in de ogen te strooien, zodat de machinist de trein bewust op dood spoor leiden kon. De al vaker geselde vraag wordt steeds klemmender: waar willen wij ‘Samen op weg’ eigenlijk naar toe?

Israëlzondag betekent in eerste instantie dat we ons rekenschap geven van onze relatie met Israël-om-de-hoek, met de joodse gemeenschap in Nederland. Is dat een werkelijk persoonlijke, warme relatie, of laat die relatie eigenlijk veel te wensen over, bij voorbeeld omdat wij alweer met een geheven vingertje staan over wat er in en rond de staat Israël gebeurt?Is de relatie al dermate wederzijds dat we in de positie zijn om dat te doen?

Als op zo’n manier gesproken wordt over een warme relatie krijgen wij koude rillingen. Moet die warmte worden opgebouwd om daarmee het recht te verwerven een prekerig vingertje te heffen in de richting van volk, land en staat? Wij herinneren ons dat drs. Marieke den Hartog als functionaris van Kerk en Israël vorig jaar precies op die manier heeft gemeend te moeten wegblijven van de receptie van de Israëlische ambassade ter gelegenheid van de Onafhankelijkheidsdag. We doen er goed aan ons te realiseren dat voor ons een warme verstandhouding met Israël-om-de-hoek een zuivere verhouding t.o.v. Israël, volk, land, staat absolute voorwaarde is. We kunnen niet verwachten dat het volk Israël bereid is tot een warme verstandhouding met diegenen die het bestaansrecht van de staat Israël ter discussie stellen.

We zouden moeten laten blijken als bovenplaatselijke organisatie en als plaatselijke gemeenten dat de Joodse gemeenschap er niet alléén voor staat in deze periode van hernieuwd anti-semitisme.

Prachtig, maar is het ook niet wrang dat eerst een hernieuwd oplaaien van anti-semitisme nodig is voordat een oproep tot warmere verstandhouding klinkt? En wat als er nu eens een dubbele agenda in het streven naar warme verstandhouding ligt? ‘Zouden moeten’ laten blijken…is dit een ‘testimonium paupertatis’ dat wordt afgegeven over de bovenplaatselijke organisatie?Klinkt hier het bewustzijn door dat in feite de bovenplatselijke organisatie zelf zwijgt op het moment dat een beroep op haar wordt gedaan om actie te ondernemen? (Recent voorbeeld: de film die bij de Joden bekende angste oproept?)

Inderdaad, dit vindt een belangrijke oorzaak in het oplaaiend geweld van de tweede intifada in het Israëlisch- Palestijns conflict.

Kan niet met evenveel recht worden gesteld dat in de kerk het conflict wordt misbruikt om eeuwenoud anti-judaïsme nieuw leven in te blazen?

Maar pas als we onszelf laten aanspreken door de woorden ‘Ga, keer om op je weg’, weg van gevestigde meningen en belangen (?), dan kunnen we hopen dat de relatie met Israël zo sterk geworden is, dat we ook tegen de ander (of dit nu Israël is óf medechristenen met andere loyaliteiten in deze relatie) kunnen zeggen: Ga, keer om op je weg!

Wie zijn die ‘medechristenen met andere loyaliteiten in deze relatie’? Waarom worden man en paard niet genoemd? Als benadrukt en onderstreept moet worden dat de staat iets anders is dan het volk, en als dat gebeurt onder het motto: ga, keer om van je weg… wordt dan niet de kerk met sluikreclame opgeroepen om de verbondenheid met de staat van dat volk en met Israël-in-zijn-eigen-land maar op te geven?

God wordt vervangen door Elia, Elia weer door de kerk, die dan als ‘profeet’ een opgeheven vingertje uitsteekt richting Israël, zodra de temperatuur van de relatie voldoende oploopt. Is niet de keus van het thema ingegeven door een verlangen om te inspireren tot deze ‘profetie’ van vervanging in optima forma?

De God van Israël heeft zelfs in de PKN nog minstens 7000 overgelaten die niet zullen zwichten voor deze Baälsleer.

Werkgroep ‘Vanuit Jeruzalem’

(Drs. P.F. Th. Aalders, ds.G. H. Abma, ds S. den Blaauwen, dr. G. H. Cohen Stuart, drs. W.B. Douwes, dr. W.S. Duvekot, drs. K.E.de Haan, ds A. J. Kieviet, ing H. de Koning, ds. G.J. D. C. Loor, G.A. van der Spek-Begemann)

Toevoeging van Paul F. Th. Aalders:

Israëlzondag 2004: zorg voor het Bureau PKN of voor onze Synode? Deze vraag heeft het Bureau beantwoord door een Handreiking te doen uitgaan, getiteld: ‘Israëlzondag oktober 2004: Ga, keer om op je weg’. Daartegen klonk uit de werkgroep ‘Vanuit Jeruzalem’ bezwaar in de boven opgenomen Open Brief. De werkgroep suggereert dat een en ander zó niet had mogen geschieden. Het Bureau greep naar een taak die het niet toekwam. De Synode liet dat passeren en keurde het daardoor goed. Hier werd echter een beleidslijn, een gegroeide geloofsvisie doorbroken en anders gericht. O zo subtiel en onschuldig, in wezen doorslaand anders. In de opkomst van de anti-semitische storm over Europa liet de Protestantse Kerk van Nederland zich – hoe ongewild ook – meesleuren. Immers, iedereen begrijpt dat het negéren van de geografische en staatkundige bepaaldheid van Israël in feite neerkomt op de ondergraving van diens reële basis. Wie zwijgt stemt toch toe? Reeds de opheffing van de Raad voor Kerk en Israël was een doorkruising van de presbyteraal-synodale structuur van onze kerk.

Het is ook niet te verwonderen dat juist terzake van Israël het loslaten van de oorspronkelijke visie geschiedde. Want de band met Israël staat voor goede orde, structuur, ambtelijkheid en Geestkracht. Is dit volk niet het volk van de Thora, zorg en aandacht, gebed? Werd en wordt hier niet de ware tweezaamheid geboren, verstandhouding en overleg? Komt zo het ‘heilzaam’ overleg tussen kerk en staat, Israël en de volken niet tot stand ? (Vgl. Zach, 6:13; 14:16) Loopt de Mozes en Aäronstraat niet tussen de Nieuwe kerk en het Paleis op de Dam? Krijgt zo de zorg voor armen en zwakken ook niet zijn kans? En juist níet het grijpen naar de macht, het opleggen van eigen visie?!

Hoe nu verder? Dat is een zaak van de Kerk zelf. Die kan zeggen: Synode, spreek! Je naam is toch: syn-odos, d.w.z. samen op weg? Wordt in deze doorleefde structuur niet het ware gezag geboren, waarin machtsdrift wordt ontmaskerd en waarin zovelen mogelijk in kerk en samenleving zich samenvoegen tot dienst? Hoe kunnen wij aan dit gesignaleerde gevaar ontsnappen? Alleen door – zoveel mogelijk samen – te komen tot de gebeden. Het is bij Pniël dat Jakob zijn diepste naam ontving: Israël (Gen. 32:28). In het Samen op weg, de Syn-ode en in alles wat zó in beweging komt openbaart zich het Lichaam van de kerk tot leven door de Geest. Om deze beweging te zien ontstaan hebben wij de Handreiking van het Bureau in de waagschaal gelegd. Misschien komt het te licht bevonden lichaam weer op adem en tot gewicht: tot de goede orde van het samengaan, het heilzaam overleg van israël en de gemeente. Zoals de Synode van 1970 beleed in die ‘klassieke’ handreiking: ‘Israël, volk, lánd en stáat’!