Karl Barth en het socialisme
De beweging “Christenen voor het socialisme”, althans de protestantse vleugel ervan, laat zich theologisch leren en leiden door Karl Barth . Zo’n vijf jaar geleden zou dat nog een complete verrassing zijn geweest, maar sinds F. W. Marquardt in zijn geruchtmakende studie “Theologie und Sozialismus. Das Beispiel Karl Barths” (München, 1972) hier de weg heeft geëffend, was iets dergelijks voor insiders in het theologische bedrijf te voorzien.
Toch moeten we van deze verrassing niet te snel willen bekomen, want de verbinding van Barth’s theologie en revolutionair socialisme zou m.i. wel eens een onuitputtelijke bron van nieuwe verrassingen kunnen worden.
Aanvankelijk heeft Marquardts interpretatie van Barth de nodige argwaan én weerstand gewekt. De vrees speelde daarbij een rol dat een links-socialistische claim op Barth diens theologie geweld zou aandoen en verder dat kerkelijk rechts (tot ons aller schade) Barth voortaan geheel links zou laten liggen. Zeker die eerste vrees lijkt me ongegrond, als men tenminste Barth werkelijk ernstig neemt en voluit aan het woord laat komen. Dan zal al spoedig blijken dat deze zich niet gemakkelijk voor een partij-ideologische kar laat spannen. Van Barth is nog iets méér te zeggen dan “dat hij socialist” was. Dat dit laatste óók kan en wellicht moet gezegd worden, daarvan vormt Marquardts gedegen werkstuk op zijn minst een sterke aanwijzing. Hij heeft een beeld van Barth ontworpen “wie wir es bisher so nicht kannten”, zegt Barth’s levenslange vriend Eduard Thurneysen, die niettemin Marquardts these met enige reserve bijvalt. (in het geschriftje: “Karl Barth, Theologie und Sozialismus, in den Briefen seiner Frühzeit”, Zürich 1973. Vooral pag. 10 en 36).
Nog lang overigens (en waarschijnlijk weinig vruchtbaar) valt er te twisten over de juistheid. van de uitspraak “Karl Barth war Sozialist”. De biografie zal hierover geen definitief uitsluitsel geven, maar het antwoord op de historische vraagstelling is voor de theologie niet doorslaggevend, hoe dat ook uit mag vallen. Van veel meer belang is de principiële vraag: voert Barth’s theologie ons ongeforceerd en vanuit de kern van de zaak op revolutionair-socialistische wegen? Voorzover ik zien kan zullen we deze vraag met de nodige voorzichtigheid inderdaad bevestigend moeten beantwoorden. Op een reformistisch-socialistische positie laat Barth zich in ieder geval niet vastpinnen. De deur naar een systeem-transcendent socialisme is hij hem niet afgegrendeld, maar staat, zo niet wagenwijd open, dan toch minstens op een kier.
(Men kan nu natuurlijk zeggen: “Wat hebben wij met Karl Barth te maken?” We kunnen deze theoloog in de kerkelijke ban doen, maar dan moet ik wel zeggen dat de prediking van het Nieuwe Testament ons nog ongeforceerder, vanzelfsprekender in revolutionair-socialistisch vaarwater brengt. Het is niet goed mogelijk de synoptische evangelieën en de brieven van Paulus te lezen en uit te leggen zonder op paden gevoerd te worden, waar men zich al gauw in gezelschap bevindt van revolutionaire socialisten. Hun “Anliegen” is sterk verwant aan de verwachting van volgelingen van Jezus. Ik zal het wel te simpel zien, maar daarom is het nog niet onwaar.)
Antwoord, geen gebod
Nu is het echter niet zo, dat Barths theologie een imperatief zou bevatten om “als christen socialist te zijn of te worden”. Deze voorstelling van zaken wekt wrevel en zet kwaad bloed. Dat is niet alleen begrijpelijk, maar dat is ook wel met recht en reden. Het zó stellen of suggereren is wezensvreemd aan Barths theologie. Op deze verkorte, maar ook vertekenende manier wordt subtiel misbruik van hem gemaakt. Erger nog dan dit laatste: zo wordt van het evangelie een wet, van het bevrijdende, moedgevende en richtingwijzende Woord van God een dwingend gebod gemaakt.
Socialist-zijn in de zin en de geest van Barth zal “ein Tat freier Gehorsam” moeten heten. Het is niet een gebod dat we onszelf of ook anderen voorschrijven, überhaupt geen gebod, maar het is te verstaan als een antwoord op Góds gebod. Dat is net even iets anders. Het is een persóónlijk antwoord op Gods gebiedende Woord, waar geen mens, geen kerk of partij, geen ethiek, tussen treedt. Jawel, maar daarom nog geen “Privatsache”, die anderen niet aangaat! Dit antwoord laat zich verantwoorden aan de hand van de schriften. Het is zijnerzijds ook vatbaar voor ondervraging en kritiek, maar het zal als antwoord op Góds Woord, passend, verantwoord, gehoorzaam antwoord, het gezag en de kracht van dit Woord ook bevatten en weerspiegelen. Immers waar het Woord van God gehoorzaam gedaan wordt, daar is het ook te hóren! Wie het Woord hoort en doet, die zal daarin van het Woord getuigen, ja dit Woord spréken. Het klinkt in zijn antwoord door.
Dit geldt volstrekt overtuigend van Jezus zelf. Hij is het Woord van God, sprekend God, doordat hij dit Woord doet, uitlegt met zijn bestaan. Het Woord van God, zoals dat geboekstaafd is in Wet en Profeten. In de (existentiële) exegese van Jezus Messias komt het Woord van God tot zijn volgelingen en waar zij dit Woord opvangen in en doorgeven met hun bestaan, in hun antwoord dus, zijn ze daadwerkelijke getuigen van het Woord, spreken ze Gods Woord, gebroken en gebrekkig, maar desalniettemin.
Gods Woord komt tot ons in een menselijk getuigenis. Niet exclusief, maar wel voornamelijk. Om zijn geboden te horen worden we verwezen naar menselijke antwoorden.
Daarom is het wel een fatale kortsluiting antwoord en gebod te verwisselen of te identificeren, maar gaat het evenmin aan aan een ernstig antwoord schouderophalend voorbij te gaan als was het een strikt persoonlijk antwoord, waar ieder het Zijne van kan denken. Integendeel: zo’n antwoord als de keuze voor het socialisme zal iedere christen-broeder uit zijn confessionele tent lokken. En zo niet, hij vrage zich af of hij zijn antwoord niet met Gods gebod verwisseld heeft.
Belijdenis, geen pretentie
Maar laten we scherp zien: als antwoord laat de keuze voor het socialisme zich niet in de rug dekken door welke autoriteit ook. Niet die van Karl Barth, nog minder die van God Zelf. Het is als menselijk antwoord weerloos vrij, onbeschermd, daad van fiducie. Weliswaar worden andere antwoorden er door aangevochten, uitgedaagd, maar ze worden niet tiranniek weggedrukt. Deze keuze kan zich, in evangelische ruimte, niet opwerpen als het antwoord. Hier wordt niet een nieuwe wet opgericht, onder het juk waarvan een ieder moet buigen. Om kort te gaan dit antwoord kan onmogelijk gaan fungeren als uitgangspunt voor een nieuw soort religie, die op de geesten beslag legt en waarvoor men zending zou kunnen en ook, haast onbedwingbaar, zou willen bedrijven. Voor wie het verschil verstaat: het is een belijdenis en geen pretentie.
Want sterk, zeer sterk, is de verleiding om ons antwoord uit te geven voor de gevonden en dan ook bij te vallen, ja te belijden, waarheid. Sterker naarmate dit antwoord ter zake lijkt, perspectief opent. Steeds weer gebeurt dat. Onverdraaglijk, onuitstaanbaar, is kennelijk de weerloosheid, de menselijkheid (1) van ons antwoord. Natuurlijk niet alleen hier, bij de keuze voor het socialisme, dreigt dit ge- vaar, het is haast de tragiek van het christelijk geloof dat het steeds weer omslaat in wat zijn tegendeel moet heten: heidendom, religie. Het belijden van het geloof (in Christus Jezus) wordt tot het geloof in de belijdenis.
Kennelijk is het leven “door het geloof alleen” (sola fide), de daad van eenvoudige en moedige gehoorzaamheid, de mens niet genoeg. Hij wil daarbovenuit de waarheid bezitten, er over beschikken, zijn antwoord als de waarheid erkend zien. Hij gelooft in zijn antwoord en ijvert ervoor als was het de levende God. Hij wil greep op de waarheid hebben en deze doordrukken en doorzetten. Dat is in wezen religie. De schending van vrijheid en humaniteit liggen hier al in het verschiet. Het socialistisch antwoord als hoeksteen voor een nieuwe religieuze vesting is bederf van het beste . .
Religie: greep naar de waarheid
Maar het is nodig dat we nauwkeuriger zeggen wat religie dan wel is. Want in ieder geval verstaat en beschouwt het gangbare socialisme zich haast als het volstrekte tegendeel van een religie. Het is meestal uitgesproken a-theïstisch. De vraag kan echter opgeworpen worden of het atheïsme een voldoende remedie is tegen religie. Is het niet vaak een bron van nieuwe religiositeit? En het einde is mogelijk erger dan het begin.
Ook al noemt het socialisme zich geen religie, zegt het a-religieus te zijn, het vertoont toch vaak trekken, die typisch voor de religie zijn. Religie n.l. als ’s mensen greep naar de waarheid, naar de oplossing van de bestaansproblematiek, naar “de oplossing van het raadsel der geschiedenis”, zoals Marx (in een onbewaakt ogenblik?) het communisme eens noemde.
In deze vermeende beschikking over de waarheid handhaaft de mens zichzelf tegenover de waarheid, die van buiten tot hem komt. In dit beschikken over en dit bezitten van de waarheid verheft de mens zich bóven de waarheid en daarin en daarmee boven zijn creatuurlijke plaats, zijn status als méns. (En slechts schijnbaar is deze verheffing een verhoging, het is eerder een “val”, een verlies van zijn ereplaats!)
We lassen hier een uitvoerig citaat van Barth zelf in. Hij schrijft in K.D.I./2, pag. 330: “Greift der Mensch von sich aus nach der Wahrheit, so greift er von vornherein daneben. Er glaubt dann nämlich nicht. Würde er glauben, so würde er hören; in der Religion redet er aber. Würde er glauben, so würde er sich etwas schenken lassen; in der Religion aber nimmt er sich etwas. Würde er glauben, so würde er Gott selbst für Gott eintreten lassen; in der Religion aber wagt er jenes Greifen nach Gott. Weil sie dieses Greifen ist, darum ist die Religion Widerspruch gegen die Offenbarung, der konzentrierte Ausdruck des menschlichen Unglaubens d.h. die dem Glauben gerade entgegengesetzte Haltung und Handlung.”
Het geloof geen religie!? Ja, de religie als het tegendeel van het geloof, als een geconcentreerde (en geraffineerde) uitdrukking van het ón-geloof In de religie verschanst de mens zich het meest geschikt tegen Gods genade en waarheid.
We moeten goed verstaan wat hier gezegd wordt. Het geloof is niet de betere mogelijkheid, die ons ter beschikking staat! Geen “hogere religie” juist, waarmee we boven het socialisme als religie of onze eigen naïeve religie zouden uitstijgen. Geloof is geen “haalbaar alternatief”. Want geloof halen we niet en geloof hebben we niet, evenmin hebben we als christenen de openbaring. Van Zijn openbaring is God Zelf in strenge zin het subject en óns moeten als van doven en blinden de oren en de ogen geopend wonden, opdat we horen en zien. Wát horen en zien? Nu, wat ter zake is, waar het op aankomt, wat we doen moeten, welke weg we te gaan heb- ben. In alle fijngevoeligheid, maar heel nuchter, heel profaan, zoekend en tastend, vragend en speurend. Niet-idealistisch, gebroken in onze vooroordelen, a-religieus. Als mens onder de mensen, nederig.
Kan dat? We moeten antwoorden: nauwelijks. Het geloof is niet onze mogelijkheid, maar het is Gods mogelijkheid in ons. Dit alles kunnen we onszelf niet leren, maar het kan ons geleerd worden in de leerschool van de schriften, in de omgang met Gods Woord, in de vreze des Heren. Want daar worden we in onze haast onbedwingbare, dwangmatige religieuze neigingen ontdekt én onderbroken. De openbaring is de openbaring van onze eigenwillige godsdienst als zonde, als zelfhandhaving tegenover Gods genade en waarheid. Als zodanig is ze de crisis van de religie en de bevrijding van de in zichzelf verstrikte en gevangen religieuze mens tot de zakelijkheid van de liefde. Opgeheven wordt de religie als onze neiging de waarheid in dienst, in bedrijf te nemen, ons er een weg mee te banen, de tegenstemmen te smoren, de ander het zwijgen op te leggen. Onttroond wordt de mens als het subjekt van de waarheid, als de spreker, die zich niet eerst laat aanspreken.
Want religie is spreken en handelen zonder eerst te horen, zonder eerst te zien. Zonder hart voor de zaak, hart voor de medemens, “Würde er glauben, so würde er hören; in der Religion aber redet er.“
De religieuze zuigkracht van het socialisme
Wantrouwen moeten we een religieus-socialisme, oude of nieuwe stijl, Ook een christelijk socialisme moeten we niet hebben. Hier zijn de “Christenen voor het socialisme” (tot in hun naam) dank zij Barth op hun qui-vive. Zij kiezen (als christenen) voor het socialisme-zonder-meer, voor een zakelijk socialisme, de socialistische praxis en zullen de ideologische inkleding sceptisch benaderen. Of dit zal lukken is wel een spannende vraag. Men moet m.i. theologisch stevig in de schoenen staan om niet door de marxistisch-leninistische ideologie op sleeptouw genomen te worden. De zuigkracht en de verblindende werking van deze visie komen mij niet gering voor. Theologen uit de school van Barth, zoals Ter Schegget en Zuurmond, kunnen in dit opzicht voor de beweging van onschatbare betekenis zijn. Met hun aanwezigheid mag men zich in de Nederlandse afdeling gelukkig prijzen. Zonder deze inbreng vrees ik dat de hele zaak de ideologisch-religieuze mist ingaat. Want Marx en de marxisten blijven een mens niet in de koude kleren zitten. Als men te veel van die borrels drinkt wordt men algauw een beetje tipsy. Barth is nodig om nuchter te blijven, om zakelijk socialist te zijn en te blijven. Want hoewel het gangbare socialisme zich weliswaar krachtig distantieert van elke religie moet het toch op een verborgen, zichzelf onduidelijke wijze, religieus in bovenbedoelde zin heten. liet atheïstisch protest tegen de religieuze vervreemding is wel ter zake, maar geenszins een voldoende garantie om er niet opnieuw in terecht te komen. Marx wees de religie resoluut de voordeur, maar heeft de achterdeur onbewaakt gelaten. De religieuze zuigkracht van het socialisme moet werkelijk, niet onderschat worden. Ook historisch gesproken voorzag het in de oer-menselijke behoefte, de onbedwingbare neiging van de oude adamsgeest zich wetend (de religie heet “Wissenschaft” in het marxisme) en beschikkend in de werkelijkheid te handhaven en door te zetten met alle beschikbare middelen van dien. Wie meent dat hoogstens per ongeluk, door ongelukkige omstandigheden, uit een bevrijdingsbeweging een repressief systeem kan groeien, zoals dat in Oost-Europa het geval is, vergist zich pijnlijk. Als een zinvol antwoord op de maatschappelijke wanorde, de menselijke nood, wat het socialisme is, zich opwerpt als een universele oplossing van alle problematiek, waartoe het socialisme steeds weer in de verleiding komt, dan is daarmee in kiem onderdrukking en intolerantie gegeven. Inzichten verharden zich tot ideeën, die tegen de stemmen der ervaring en de levende mensen in worden doorgedrukt en gecultiveerd. De ideeën heersen over de empirie, modelleren het leven, want ondanks de verwoede ketterjacht op het wijsgerig idealisme is veel marxisme daarin zelf niet vrij van idealistische smetten. Aan veel marxisme ligt een inzichtelijk en overzichtelijk geschiedenis-begrip ten grondslag d.w.z. een idealistisch geschiedenis-begrip! Men wéét hoe het moet en hoe het gaan zal. Van een zoekende, tastende beweging wordt het socialisme een nagenoeg complete “Weltanschauung” met alle kenmerken van een religie inderdaad. Te vrezen valt een socialisme als moderne religie, zoals we ook huiveren voor een christendom als ongebroken religie.
Exodus uit het godsdiensthuis?
Het is één van de grootste diensten, die Karl Barth de kerk bewezen heeft, dat hij het christelijk geloof heeft uitgeleid uit het religieuze kader, waarin het geneigd is zichzelf te verstaan en waarin het zich pleegt te bewegen.
God in zijn openbaring, de levende, sprekende God, is een explosief onder de menselijke religie. De Naam (d.i. God in Zijn Woord en Daad) is volstrekt uniek. “Deus non est in genere”. God is geen soort naam. Onder godheden, grootheden en heerschappen vindt HIJ Zijn weerga niet (maar de méns is Zijn gade, Zijn beeld). Een algemeen, natuurlijk godsbegrip en godsbesef doet HIJ springen, exploderen.
In zijn religie nu schermt de mens zich af van deze God, van Zijn genade en gericht. Middels God handhaaft hij zichzelf. Met Gods hulp helpt hij zichzelf. Met zijn God (en zijn bijbel) houdt hij zich van Gód verre.
Karl Barth heeft dat nieuw ontdekt en onthuld. Voor onze tijd moeten we zeggen, want hij is hier allesbehalve een nieuwlichter en kan zich in de religiekritiek (vanuit de Naam) doorlopend beroepen op en aansluiten bij Luther en Calvijn. Christendom is een dubieuze grootheid en christen-zijn een vanuit Christus aangevochten zaak. Het Christendom is een door Gods genade gebróken religie en de openbaring is de opheffing van de religie en de uitleiding uit het godsdiensthuis tot zakelijkheid en menselijkheid. Barth, hij niet alleen, maar hij vooral, heeft het geloof, althans het zelfverstaan van het geloof, ont-religioniseerd. Hier althans een proces op gang gebracht. Een soortgelijke dienst kan zijn theologie het socialisme bewijzen. Met Barth in zijn midden kan het socialisme ont-ideologiseerd worden. Uitgeleid uit het wereldbeschouwelijke (d.i. religieuze) kader, waarin het gevangen zit. Het zal onder zijn invloed minder massief worden, anders gaan klinken, menselijker, meer op de zaak betrokken. De zaak van de armen en de verdrukten, van de overtolligen van het systeem, de veel-te-velen.
“Barth war Sozialist”. Deze zin zegt iets over Barth. Maar het betekent ook het nodige voor het socialisme. Het subject van deze zin (Barth) bepaalt het predicaat (socialisme). Tot in het onherkenbare toe kan het socialisme, met behoud van de zakelijke kern, door Barth zich veranderen en vernieuwen. Het in vele opzichten versleten, gecompromitteerde en voor velen daarom onacceptabele socialisme lijkt er bepaald aan toe.
Rens Kopmels
(In de Waagschaal, nieuwe jaargang 4, nr. 23. 21 februari 1976)