Theologie zonder wapens
Over de theologie van Wilhelm Herrmann (1846-1922) lees ik in RGG :’Religie is een geheel eigen ervaring van de werkelijkheid, waarvan het bestaan in de wetenschap niet eens aan de orde komt. Religie als individuele ervaring sluit uit dat ze wordt gefundeerd op iets dat algemeen geldig is. Herrmann staat vijandig tegenover alle Godsideeën. Een bewezen God is een stuk wereld, en een God die in de wereld hoort is een afgod. God tot object maken betekent al dat je God verliest. Onverstoorbaar legt Herrmann er de nadruk op dat God alleen wordt ervaren in de werkelijkheid waarin de mens leeft en l’jdt’.
Wilhelm Herrmann was de leermeester van Karl Barth (en Bultmann). Gary Dorrien betoogt in The Barthian Revolt in Modem Theology (Louisville, Kentucky, 1999) dat Barth dicht bij zijn leermeester Herrmann is gebleven. Ik moet maar meteen opbiechten dat ik Dorriens boek niet graag heb gelezen. Hij is hoogleraar op Kalamazoo College en zijn boek maakt op mij een quasi geleerde indruk. Je hoort de ene theologische roffel na de andere en je komt er niet goed achter wat hij nu eigenlijk bedoelt. Wat moet je je voorstellen bij de ‘neo-orthodoxy’ waar Dorrien het voortdurend over heeft? Volgens hem zijn ook Torrance en Jüngel ‘neo-orthodox’ en dan denk je: hoe dat zo? Maar een antwoord krijg je niet. Uit wat hij over de strijd van de Belijdende Kerk in Duitsland schrijft, maak ik op dat hij daar maar heel oppervlakkig kennis van heeft genomen. Ik meen wel te begrijpen dat Barth volgens Dorrien niet orthodox is en ik denk dat hij daar wel gelijk in heeft, maar dan denk ik aan onze Nederlandse orthodoxie en ik laat de Amerikaanse ‘neo-orthodoxy’ als een mij onbekende grootheid staan. Bij onze Nederlandse orthodoxie denk ik dan aan een rationele omgang met het getuigenis van de bijbel. Zo van: het staat in de bijbel, dus dat hebben we alvast. Zo denkt en spreekt Barth nooit over het getuigenis van de bijbel. Het is bij hem altijd openbaring in verborgenheid en verborgenheid in openbaring. Hier valt dus niets te ‘hebben’ en alleen veel te verwachten. Dat zijn dingen die Dorrien wel goed uitlegt.
Maar om te zien waar Barth zijn leermeester Herrmann achter zich laat sla ik toch weer even de RGG op: ‘Barth was onder invloed van W. Herrmann tot de overtuiging gekomen dat de openbaring als object van de theologie zelf haar eigen fundament legt en dat dat iedere andere fundering uitsluit’. Maar op dit punt overwon hij de ervaringstheolo-gie van Herrmann, met diens oriëntatie op het ‘innerlijk leven van Jezus’ en de daarmee samenhangende inperking van zijn begrip van de openbaring. Barth ging toen, gestimuleerd door Blumhardt, Kohlbrugge en anderen aansluiting zoeken bij de Reformatoren. Het mooist van Dorriens boek vind ik de ondertitel: Theology without weapons. Dat betekent niet dat Barth niet polemiseerde. Hij deed dat volgens Dorrien zelfs zo dat hij zijn opponenten vernederde. Dorrien wil dan ook geen Barthiaan zijn: ‘My reasons for not being a Barthian begin with Barth’s antifeminism, his doctrinal dogmatism on several subjects, his frequently demeaning attacks on his theological opponents, and his complete disinterest in interreligious dialogue'(lO). Met theologie zonder wapens bedoelt Dorrien dat Barth nergens een steuntje zoekt in de filosofie of waar dan ook en dat hij nooit apologetisch praat. Hij laat het er altijd weer op aankomen dat God zelf het woord neemt.
Dat is heel waar.
A.A. Spijkerboer
In de Waagschaal, nw. jaargang 30, nr. 11. 25 augustus 2001