Reiziger doet Verdun
Het was nog vroeg in de morgen wanneer de vogels
gebruikelijk fluiten, toen ik de kruisen van Lachalade zag.
Ze stonden twee aan twee.
Ik rijd over de D386, la Haute Chevauchée, naar het noorden,
als het ware met de Franse troepen mee. Dan nader ik het punt
waar prins Willem van Pruisen met het vijfde Duitse leger lag.
Hij gaf meer mannen weg dan meters.
De Kaiser-Tunnel krijgt een facelift hij is oud.
Werd honderd jaar geleden hier gebouwd, in het bos van de Argonne.
Vanwege het eeuwfeest is hij tijdelijk gesloten.
En ik zag een foto: een heuvel vol met zwarte staken van wat bomen
moeten zijn geweest, en een soldaat die voor het thuisfront
even zijn hoofd boven de loopgraaf uitsteekt, lacht
voordat hij wellicht levend wordt begraven. Maar nu alvast vereeuwigd is.
Zijn bajonet stak als een kruis boven hem uit.
Abri de Kronprinz
De dood van God is van beton is als een grijs gezicht met lege ogen
die naar ons staren tussen bomen de neus een weggeslagen gat
waar ooit de ingang zat de mond verstopt met aarde
varens bewegen in de wind: pluimen van herleefde ridderdromen
En alle bunkers liggen in een kring, alsof ze spelen moeten.
Verstoppertje in groen, overgooien met een bal, oefening voor handgranaten.
De kroonprins heeft de grootste, met een echte kachel, en een vader in Berlijn.
Altijd koude voeten.
En ik trof daar twee Duitsers die direct over Hitler begonnen te praten.
De een hoopte dat de mensheid hiervan iets zou leren. Waarop de ander zweeg.
Wij voelden ons betrapt, zo vroeg op pad al, alsof we zelf soldaatje wilden spelen.
En ik ging zitten op een heuveltje met mos en greep naar mijn veldfles.
Toen ik beter keek zat ik op een huisje van beton. En ik dacht:
misschien zijn er ook graven die beter niet geopend kunnen worden.
Waar het dorp Vauquois lag ligt een krater. Loopgraaf werd levend graf.
En ik zag een soldaat
door de kracht van een granaat in een boom geslingerd.
Zijn armen en benen hingen als takken gespreid.
Zou hij nog iets weten van nationaliteit als de dag is aangebroken?
En aan de Duitse zijde van het front liep een weg met het bordje ‘Leichengang’.
Er stond niet bij of het voor de heen- of terugweg bedoeld was.
Waarschijnlijk beide.
Er is een bataljon verloren in de buurt van Binarville.
Ik zie hoe steil de helling naar beneden gaat wanneer ik langzaam fiets,
een zee van bomen naar benee.
Het heeft een week omsingeld door de vijand in de eigen vuurlinie gelegen.
Toen doken ze weer op.
Mijn kaart vermeldt in dit gebied nog steeds geen wegen.
Toen ik het kleine Soldatenfriedhof vond bij Romagne sous Montfaucon,
werd ik ontroerd toen ik las
dat tussen 1422 Duitse soldaten hier vier Franse lagen.
Niet eens omdat wie vijand was nu als vriend begraven was.
Maar meer alsof de één de ander in zijn dood
alsnog asiel aanbood.
Als ik even later de haan hoor kraaien van de naastgelegen nieuwe boerderij
besef ik opeens hoe erg het is nergens voor te sterven.
Ernst Spendler rust bij Epinoville samen met 227 onbekenden
in een massagraf.
Alsof hij die in zijn leven één was, in zijn dood
zijn naam met velen wilde delen.
Hij stierf op 25 april 1915 onzes Heren.
Ze hebben allemaal een kruis gekregen. Zij het van ijzer of beton,
en niet van goud of zilver. Een kruis van eer.
Want allemaal liggen ze neer.
Alsof ze hier van vrede dromen.
Wat is het leven als verzoening uit dood bestaat?
Ze gaven niet, maar namen – totdat het werd ontnomen.
En ik heb het allemaal gezien en ik wist niet
wat ik moest gedenken.
Wessel ten Boom